Onderbouwing bij afkeuring jongere is vaak onvoldoende
Als verzekeringsartsen oordelen dat een jongere nooit meer kan werken, geven ze daar vaak geen goede argumentatie voor.
De artsen van het UWV moeten niet alleen kijken of iemand met zijn ziekte, aandoening of handicap nog kan werken, zij moeten ook beoordelen of diegene ooit nog aan de arbeid kan. Dat is een moeilijke taak, blijkt uit onderzoek van het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde in samenwerking met het UWV.
Bij bijna de helft van de groep jonge mensen die van het UWV een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor het leven krijgt (een zogenoemde Wajonguitkering), ontbreekt een goede onderbouwing. “Dat is niet alleen opvallend, maar ook onacceptabel”, schrijven de onderzoekers in een artikel in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde. “Daardoor is er te weinig zicht op de kwaliteit van de medische beoordeling.”
“Ik was echt verrast dat de onderbouwing zo regelmatig ontbrak”, zegt hoofdonderzoeker en verzekeringsarts Hans Ankersmit. Een onjuiste beslissing heeft immers grote gevolgen, melden de onderzoekers. “Een onterechte toekenning bezorgt de maatschappij meer kosten omdat iemand onterecht een uitkering ontvangt voor de rest van zijn leven. Daarnaast kan de jonggehandicapte onterecht buiten de maatschappij komen te staan, terwijl er wel mogelijkheden zijn tot arbeidsparticipatie.”
Arbeidsproces
Andersom is er ook een probleem. Als iemand onterecht geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt, is diegene aangewezen op de bijstand. Dat kan tot financiële problemen leiden, maar ook tot sociale. Ankersmit: “Ik denk dat het heel wat van iemand vergt als wordt geëist dat hij of zij meedoet aan het arbeidsproces terwijl diegene daar niet toe in staat is.”
Zonder argumenten is de uitkomst van een medische beoordeling ook niet toetsbaar, merken de onderzoekers op. Bij 20 procent van de groep die geen uitkering kreeg na de medische beoordeling, ontbraken de argumenten voor deze beslissing.
Ankersmit plaatst wel een nuancering: “We kunnen niet zeggen dat de artsen de duurzaamheid van de beperking niet goed wegen, want dat hebben we niet kunnen onderzoeken. We zagen wel bij de groep die nooit zal kunnen werken een behoorlijk aantal ziektebeelden waarbij het evident was dat deze persoon op een zeer laag niveau functioneerde en dus nooit aan de maatschappij zou kunnen deelnemen. We vermoeden dat de arts het daarom minder uitgebreid opschreef.”
Vergrootglas
Ankersmit vertelt waarom hij de beoordelingen onder een vergrootglas legde. “Het inschatten van een prognose is erg lastig voor een arts. Hier kan niet altijd goed uitspraak over worden gedaan. Bij de Wajong (wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, red.) verwacht de wetgever dat wel van een verzekeringsarts. Vooral de duurzaamheid is lastig, daarom wilde ik weten hoe mijn collega’s daarmee omgingen.”
De onderzoekers bekeken 120 dossiers van jongeren die in 2015 en 2016 een Wajonguitkering aanvroegen. “Een beperkt aantal”, merkt Ankersmit op. Iets meer dan de helft werd toegewezen, bij de anderen zagen de UWV-artsen nog perspectief voor de toekomst. Als er argumenten werden gegeven voor de groep die blijvend arbeidsongeschikt werd verklaard, klonken die als: ‘De verwachting is dat bij begeleiding en ondersteuning de beperking niet zal verbeteren’.
De onderzoekers vinden het opvallend dat de argumentatie bij de groep die nooit zal kunnen werken, vaak kort was. Bij de groep mensen voor wie in de toekomst nog kansen zijn, was de onderbouwing uitgebreider. “Bij een afwijzing is meer kans op discussie of bezwaar”, verklaren de auteurs het verschil in onderbouwing. De meest gebruikte argumenten veronderstellen dat verandering en groei mogelijk zijn, bijvoorbeeld door training of scholing.
Bij de Wet op de arbeidsongeschiktheid speelt een gebrekkige onderbouwing nauwelijks, omdat daar altijd een tweede controle plaatsvindt van een andere verzekeringsarts. Hij kijkt of de juiste stappen zijn genomen en of die voldoende zijn onderbouwd. Ankersmit: “Misschien zou dit bij de Wajong ook moeten”.
Lees ook: Het UWV bepaalt wat voor werk iemand nog kan verzetten, maar de criteria zijn vaag.
Jonggehandicapten kunnen zich lastig verweren als tijdens de herkeuring is besloten dat hun uitkering wordt verlaagd. De criteria waarop de beslissing is gemaakt, zijn niet goed controleerbaar.