Authentiek leven

Onbezorgd terug naar de natuur

Camping Bakkum bij Castricum, hier in 1958, is al decennia populair. Beeld Maria Austria
Camping Bakkum bij Castricum, hier in 1958, is al decennia populair.Beeld Maria Austria

Jaarlijks kamperen zo'n 3,3 miljoen Nederlanders. Ook deze zomer trekken we er weer massaal op uit met de tent of caravan. Maar waarom gaan we eigenlijk kamperen?

Merel Kamp

Op camping Esmeralda aan de Belgische kust staan welgeteld twee tenten op een strak gemaaid gazon. Het gazon wordt omringd door lantaarnpalen, aftandse bakstenen vakantiewoninkjes, waarvan sommige zijn dichtgetimmerd, stacaravans en het betonnen, ooit fris gepleisterde sanitairgebouw. Pittoresk is dit alles niet. 's Nachts hoor je niet het ruisen van de zee, maar van de doorgaande weg, en uit het campingcafé klinken flarden van 'Life is life', de jarentachtighit van de Oostenrijkse popgroep Opus.

Even verderop, op rotonden in Noord-Frankrijk, verwijzen borden met een pictogram van een tent naar terreinen vol mobil-homes, zoals de Fransen ze noemen: ruime stacaravans zonder wielen, die even mobiel zijn als een zeecontainer. Hun seizoensbewoners hebben voor hun deuren tuinen aangelegd met betonnen nimfen die droog water plengen uit betonnen amforen. Ze hebben omheiningen geplaatst en schuurtjes gebouwd, om de resterende schijn van mobiliteit definitief op te heffen.

Wie dacht dat kamperen per definitie iets van doen heeft met verplaatsbare eenvoud of met je in de natuur behelpen, komt hier bedrogen uit. Kamperen, leer je hier en op andere campings aan de Noordzeekust in België en Frankrijk, is een veelkoppig fenomeen.

Romantisch
Bij het woord kamperen hebben we al snel een romantisch beeld: eropuit trekken met niets dan een rugzak en een tent, een confrontatie met de natuur aangaan en een tijdelijke terugkeer naar een primitieve, authentieke leefwijze.

"Kamperen is natuurlijk hyper-romantisch", zegt Hans Kennepohl, auteur van 'We zijn nog nooit zo romantisch geweest'. "De stadsmens komt tot rust in de natuur. In de stad wordt door snackbars, winkels en koffietentjes permanent een appèl op ons gedaan. Heb ik honger? Wil ik nieuwe schoenen? In de natuur ervaar je rust. Een boom wil niks van je. Je hoeft er niets mee en kunt je er zuiver esthetisch toe verhouden." Even kunnen we ons de nobele wilde wanen. We voelen ons vrij. We keren terug naar die staat vóór de beschaving en de daarmee ontstane ongelijkheid.

'Zo is het [...] met de mens', schrijft Rousseau in zijn 'Vertoog over de ongelijkheid'. 'Zodra hij maatschappelijk wordt, slaaf wordt, wordt hij zwak, vreesachtig, kruiperig; zijn verwekelijkte en verwijfde leefwijze ontneemt hem tenslotte al zijn kracht en moed.'

Tekst loopt door onder foto.

null Beeld anp
Beeld anp

Dat laat niemand zich graag zeggen. En ten tijde van Rousseau woonden mensen nog niet in vinexwijken met vijfdeurs gezinsauto's met tv-schermen in de hoofdleuningen en een Albert Heijn-bezorgservice.

"Mensen zoeken een tegenhanger van het dagelijkse leven. Vuur maken, je eigen bivak bouwen, terug naar de basis van het bestaan", vertelt Aljo Bril, trainer en coach bij Buitengewoonte, een organisatie die therapeutische survival- en bushcraft-workshops in de bossen organiseert. Het is ons, zegt hij, niet alleen om rust te doen. Ook zoeken we in de 'wilde' natuur, op een camping of in een blokhut een onderbreking van onze 'verwijfde' en 'verwekelijkte' zijnswijze.

Dat deed ook Henry David Thoreau (1817-1862). De filosoof en dichter trok zich twee jaar en twee maanden terug in een houten huisje dat hij zelf bouwde bij Walden Pond in Concord, Massachusetts. Op zoek naar een authentiek bestaan, leefde hij daar zelfvoorzienend. Ook bij Thoreau vinden we de gedachte dat veel van de luxe die het geciviliseerd bestaan ons opleverde ons alleen maar in de weg zit, de verheffing van de mens belemmert: 'Most of the luxuries, and many of the so called comforts of life, are not only not indispensable, but positive hindrances to the elevation of mankind', schrijft hij.

Dat Thoreau boeken meenam naar Walden Pond en briefpapier en zich dus in feite helemaal niet volledig had teruggetrokken uit de geciviliseerde wereld, werd hem door tijdgenoten wel verweten. Het is een beetje als kamperen met een laptop anno 2016.

Maar het maakt ook iets anders duidelijk: Thoreau trok zich terug, maar wist dat hij terug kon als het hem te woest werd in het woud. Zijn vrijheid bestond tegen een achtergrond van veiligheid. Zijn zelfvoorzienende bestaan was een luxe-experiment en geen noodzaak. "In de romantische vlucht zit vaak het besef dat je terug kunt keren", beaamt Hans Kennepohl. "Het is altijd een beetje doen alsof. Niemand wil écht twee weken door de bergen zwerven. Dat is het lastige aan de romantische zoektocht naar authenticiteit: je bent haast gedoemd iets on-authentieks te doen."

Bij het toeristeninformatiebureau in Calais zegt men dan ook zonder aarzelen dat er in Calais geen campings zijn. In het tentenkamp van de vluchtelingen aan de rand van de stad wordt niet gedaan alsof.

Therapeutisch
"De meest uitgesleten romantische maatschappijkritiek is dat de wereld zo snel gaat en dat we door de commercie worden bestookt met behoeftes die niet de onze zijn", zegt Kennepohl.

De survivalcursus in de natuur geldt tegenwoordig als therapeutisch middel voor de overprikkelde vinex- of stadsmens, die laat zien dat die kritiek hoewel uitgesleten, niet achterhaald is.

"Mijn zorg is dat we als mens steeds verder van onszelf afstaan", zegt Aldo Bril. "Ik ben met mijn cursussen begonnen om mensen uit hun comfortzone te trekken en te laten ervaren dat het anders kan. 'Buiten' wordt steeds meer als middel gebruikt om zichzelf terug te vinden."

Door een week in het bos te bivakkeren en daar opdrachten te doen, herwinnen mensen, na een periode van ontwenning, hun zelfvertrouwen en zelfstandigheid, ervaart hij.

Kennepohl: "Misschien was de jeugdbeweging de Wandervogel wel een heel vroege voorloper van dit soort initiatieven. Deze beweging werd in 1901 opgericht om stadskinderen in de natuur vrijheid te laten ervaren. Ook daar stonden zelfstandigheid, zelfredzaamheid en gezamenlijkheid voorop. In de romantische omgang met de natuur staat de mens centraal. Dat zie je mooi op het beroemde schilderij 'Der Wanderer über dem Nebelmeer' van Caspar David Friedrich (1774-1840). De natuur dient óns - esthetisch of therapeutisch, dat maakt niet uit."

Maar kamperen is in het geheel niet altijd synoniem aan maatschappijkritiek, een romantische vlucht of therapie. Het gros van de campings is tegenwoordig een minimaatschappij met alle burgerlijke (ge)makken van dien. Men heeft er een huisnummer en woont er in een straat. Op camping Bakkum bij Castricum is zelfs een winkelplein met een filiaal van de Spar. Men vecht er tegen de natuur: de gazons worden keurig bijgehouden, de buxushagen zijn recht gesnoeid.

'Il faut cultiver son jardin', schreef Voltaire in zijn 'Candide', maar daarbij had hij het niet over een tuin op de camping.

Koelbox
Misschien verliezen we onze romantische drang soms ook met de jaren: wie er vroeger wellicht nog met een klein tentje op uit trok, raakt, naarmate de leeftijd vordert en het inkomen toeneemt, het bukken, knielen en hurken beu. Eerst komt er de tent waarin je kunt staan. Liefst met ruime voortent, waarin comfortabele stoelen kunnen worden bewaard en een bezem, om diezelfde voortent uit te vegen.

Dan is er de elektriciteitsaansluiting voor de koelbox, het opladen van de mobiele telefoon en de iPad. Of een camper met satellietschotel, zodat we ook aan de Opaalkust naar Umberto Tan of Eva Jinek kunnen kijken. Op moderne campings is wifi en zijn de geasfalteerde 'paden' goed verlicht. Zoals thuis. Men drinkt er goed gekoelde rosé met de buren, die daar ieder jaar staan. Niet iedereen zoekt in kamperen een tegenhanger van het dagelijks leven.

Zo legt het fenomeen kamperen zowel romantische als conformistische wensen en verlangens bloot: we willen avontuur én comfort, we willen even helemaal weg, maar wel bereikbaar zijn. Romantiek is leuk, maar niet te lang. Een verblijf in de natuur is therapeutisch en heilzaam, maar verloopt het liefst volgens een georganiseerd protocol, want anders is het misschien best eng.

We flirten met het primitieve en spelen in de zomermaanden met open vuur, omdat we weten dat ons een veilige thuishaard wacht.

Kamperen filosofen?

Ignaas Devisch (‘Rusteloosheid’)
“Zelden. Ik zwerf liever rond vanuit een huisje of B&B. Overdag wat lezen, ’s avonds koken. Ik ben een stadsmens, ik wil de wereld zien draaien.”

Hans Kennepohl (‘We zijn nog nooit zo romantisch geweest’)
“Voor het eerst sinds vijftien jaar weer gekampeerd, op Oerol. Dat is niet erg bevallen. De grond was erg hard, het regende. Kamperen is leuk, maar alleen met mooi weer.”

Marli Huijer, Denker des Vaderlands:
“Ik ben dol op kamperen, maar mijn man niet. Kamperen doe ik het liefst in de natuur, wakker worden met het geluid van vogels en de wind door de bomen. Lezen met een zaklamp. Dat geklungel van kamperen, dat vind ik leuk!”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden