'Onafhankelijkheid vieren hoeft niet op 26 juli, we hebben 5 mei al'
Een comité wil een Onafhankelijkheidsdag om te herdenken dat de Staten-Generaal in 1581 de Spaanse koning opzij zette. Maar Piet-Hein Donner, vicepresident van de Raad van State, maakt korte metten met dit idee.
Negentig oudere ‘studenten’ van de Erasmus Universiteit schuifelen langs de tekst van het Plakkaat van Verlatinghe in het Nationaal Archief in Den Haag. Het zijn voornamelijk gepensioneerden, geïnteresseerd in geschiedenis. De broers Hans en Jaap Dekkers (75 en 70 jaar) zijn onder de indruk van het Plakkaat. Met dit document van 26 juli 1581 schoven de Nederlandse Staten-Generaal de Spaanse koning Filips II aan de kant. “Het besef dat Nederland daar echt onafhankelijk werd, zou beter bekend mogen zijn bij de Nederlandse bevolking”, betoogt Jaap Dekkers.
Na een blik op de twee eeuwenoude velletjes vrijwel onleesbaar gekrabbel, met veel doorhalingen, achter glas in een hoek van de bibliotheek van het Nationaal Archief, gaat de stoet bezoekers naar het Binnenhof waar het Comité Nederlandse Onafhankelijkheidsdag een ‘officiële herdenking’ van de opstelling van het Plakkaat organiseert. Meer aandacht is nodig, vindt voorzitter Hugo Roos: “De waarde is dat de Staten-Generaal zelf het heft in handen nam en de keuze maakte om de vorst opzij te zetten.”
Het comité pleit er zelfs voor om van 26 juli een echte Onafhankelijkheidsdag te maken. “Wij hebben de wind in de rug”, zegt Roos, emeritus hoogleraar logistiek: in het televisieprogramma ‘Pronkstuk van Nederland’ werd het Plakkaat verkozen boven de Nachtwacht van Rembrandt en Antoni van Leeuwenhoeks microscoop.
In politiek Den Haag trekt het Plakkaat van Verlatinghe ook de aandacht. En iedereen geeft er een eigen draai aan. Premier Mark Rutte liet het aan president Obama zien, Geert Wilders noemde het eerder al een symbool van het heroveren van de macht op de elite, CDA-leider Sybrand Buma zag de opstelling van het document als een belangrijk moment voor de vorming van de Nederlandse identiteit. En net als Groen-Links-voorman Jesse Klaver verwees Buma naar de waarden die op het papier worden beschreven: vrijheid en tolerantie.
Geen goed idee
Al die aandacht voor het Plakkaat is mooi, vindt Piet Hein Donner, vicevoorzitter van de Raad van State, maar een Onafhankelijkheidsdag vindt hij niks. In zijn toespraak in de Eerste Kamer zegt hij dat zo’n dag te nationalistisch kan worden: “Nederland bestaat bij de gratie van afhankelijkheid van anderen.”
Donner verder: “Onafhankelijkheid vieren als ideaal, in een wereld van wederzijdse afhankelijkheid is het politiek programma van Trump, Poetin en de Brexit. Het gaat uit van een internationale samenleving waarin macht de onderlinge verhoudingen bepaalt en waarin het recht van de sterkste geldt.”
Landen moeten samenwerken, vindt Donner. Voor het vinden van oplossingen voor vraagstukken over veiligheid, criminaliteit, klimaatverandering, maatschappelijke verschillen en economisch machtsmisbruik is dat nodig.”Het is de verantwoordelijkheid van iedere staat om die wederzijdse afhankelijkheid om te zetten in grensoverschrijdende samenwerking en wederzijdse versterking. Dat is de verantwoordelijkheid van vorsten waar het Plakkaat op doelt.”
Volgens Donner is 26 juli overigens ook niet echt dé dag. Want de Hollandse edelmannen die de falende Spaanse koning opzij zetten, eisten slechts het recht op vrijheid die zij al hadden. En, zegt Donner, wij hebben al Bevrijdingsdag, 5 mei: “De herwonnen zeggenschap over het nationale bestaan en de inrichting van onze samenleving.”
De oudere ‘studenten’ vinden na afloop het verhaal van Donner overtuigend. Jami Goud (70): “Ik ging hier zonder mening naar toe. Donner heeft een helder verhaal.” Dat vindt Gijs de Bruin (86) ook: “Wij hebben genoeg dagen waarop wij van alles herdenken. Ik heb de oorlog meegemaakt. 5 mei spreekt mij het meest aan.”