(On)geluk in de Big Apple
Trouw trekt deze zomer de wereld in op zoek naar geluk en ongeluk. Verslaggever Jan De Deken reisde naar New York. Van oudsher trekt deze koningin aller wereldsteden gelukszoekers aan die het van krantenjongen tot miljonair willen schoppen. Met wisselend succes.
Drie muzikanten stemmen hun instrumenten in een ongezellig repetitielokaal van de New School for Jazz and Contemporary Music. De Franse saxofonist Michaël Attias en Simon Jermyn, een Ierse bassist met een lange, rosse baard, hebben hun sporen in de New Yorkse muziekscene al ruimschoots verdiend. Maar het is Lander Gyselinck die vanaf de eerste veeg met zijn drumstokken het voortouw neemt. Er wordt niet opgewarmd, ze gaan meteen op de experimentele toer. Lander schuurt zijn hand over het drumvel, scherp als nagels op een schoolbord. Met een plastic flesje scratcht hij over de cimbalen. Hij haalt geluiden uit zijn drum waarvan ik zou zweren dat ze enkel uit een computer of keyboard kunnen komen.
Lander is pas 26, maar draait al jaren mee aan de top van de Belgische jazzscene. Sinds augustus studeert hij voor een jaar aan de gerenommeerde New School in New York, met een beurs van de Belgian American Educational Foundation. Gisteren jamde hij in de les nog met gitaargoeroe Marc Ribot. Lander weet wat succes is. "Maar in New York ben ik niemand", relativeert hij. "Gewoon één van heel veel goede muzikanten. De concurrentie is moordend en ijzersterk. Ik moest van nul herbeginnen."
Casimir Liberski komt het repetitielokaal binnen. De Brusselse pianist zou vandaag deelnemen aan de jamsessie, maar komt anderhalf uur te laat. Hij verliest geen tijd aan excuses, maar zet zich aan de piano en schudt meteen een geniaal staaltje jazz uit zijn vingers. Ze improviseren nog even. Dan moeten Michaël en Simon ervandoor.
Lander en Casimir praten na aan de uitgang. Een jongen met een grote rugzak stapt wat schuchter op hen af. Hij komt uit Stockholm en trekt te voet door de VS. Hij hoort niets meer van zijn gastheer voor vanavond en vraagt of iemand wat plaats heeft om zijn matje uit te rollen.
"Kan je betalen?", vraagt Casimir.
Dat was duidelijk niet de bedoeling.
"Euh, hoeveel?"
"Hoeveel heb je? Twintig dollar?"
De Zweed scharrelt een pakje dollarbiljetten uit zijn borstzak en begint te tellen. Hij geraakt niet eens aan de helft en loopt neerslachtig weg.
"Het kan me niets meer schelen. In deze stad is het ieder voor zich", zegt Casimir bitter. "Ik ben keihard geworden." Hij kwam enkele jaren geleden als beloftevol muzikant naar New York met een royale studentenbeurs, net zoals Lander nu. Een carrière uitbouwen wilde niet lukken. "Hier kan je als muzikant niet overleven. Ze willen allemaal dat je gratis speelt. Niemand helpt je. De overheid nog het minst."
Zo is New York dan ook wel weer. De American Dream klinkt nergens luider dan hier. De stad van ongekende mogelijkheden, waar krantenjongens het tot mediapaus schoppen en een stel lsd-slikkende South Park-tekenaars het gerenommeerde Broadway aan de voeten krijgen. Sinds de zeventiende eeuw is New York hét bedevaartsoord voor strevers uit de vier windstreken voor wie de toren van Babel nooit hoog genoeg kan zijn. Ze zijn vastberaden tot bovenaan de sociale ladder te klimmen en brengen voorhamers mee om glazen plafonds aan diggelen te slaan.
Droom of nachtmerrie
Maar als je het niet zo ver schopt als gehoopt, heb je dat volgens diezelfde American Dream-gedachte alleen aan jezelf te wijten. Voor elke kans staat honderd man in de rij. Als je anderhalf uur later komt, is een ander er natuurlijk al mee gaan lopen.
Ook worden de sporten van de ladder steeds vaker vanonder trappelende voeten weggezaagd. "De Amerikaanse droom is een nachtmerrie van sociale opstopping geworden", schreef historicus Niall Ferguson onlangs in het magazine Newsweek. De Harvard-professor (en echtgenoot van Ayaan Hirsi Ali) betoogde dat de VS in de afgelopen decennia niet enkel steeds ongelijker zijn geworden, maar dat ook sociale mobiliteit almaar zeldzamer wordt. De Amerikaanse meritocratie dreigt een relict te worden, armen dreigen tot armoede veroordeeld te blijven.
"Veel New Yorkers zijn ervan overtuigd dat je egoïstisch moet zijn. Je hebt die verantwoordelijkheid ten opzicht van jezelf, want er zijn meer mensen dan kansen", zegt Desiree De Cahlo. Ze werkt op haar laptop in een snackbar in Greenpoint, een hippe buurt in Brooklyn. Net zoals de andere klanten verbergt ze zich al uren achter een scherm en een lege kop koffie. "Veel mensen wonen in heel kleine kamertjes en kunnen zich geen kantoorruimte veroorloven", verklaart ze hoe Starbucksachtige cafés een alternatieve werkvloer worden. "Er hangt hier ook een stimulerende energie. Thuis zou ik al sneller in de zetel gaan liggen."
Desiree komt uit Boston. Zes jaar geleden kwam ze naar New York om het te maken als hiphopdanseres. "Ik wilde met de wereldsterren op het podium staan. Ik trainde drie jaar als een gek, ging naar talloze audities, probeerde het als actrice, maar de doorbraak kwam er niet", zegt ze een beetje gegeneerd. Ondertussen heeft ze haar prioriteiten bijgesteld. Uit zelfbehoud. "Als het sterrendom, hopen geld en wereldtournees je doelen zijn, gaat je zelfvertrouwen al snel afhangen van het waarmaken van die ambitie."
Nu werkt Desiree als barvrouw in een theater en ze loopt stage bij een radiostation, waar ze werkt aan een project rond vrouwenhandel. "Geobsedeerd zijn door één doel identificeer ik niet langer met geluk. Menselijke relaties zijn belangrijker geworden en ik probeer rond sociaal relevante thema's te werken. Ik zoek naar balans. En ik heb een idee voor een tv-serie, maar alles op zijn tijd."
Ik neem de metro naar het noorden. Naast het spoor zingt een kerstman-lookalike uit volle borst Sinatra na. "Find I'm king of the hill, top of the heap..." Zelf heeft hij het dus tot metrozanger geschopt. Niet eens voor geld, gewoon omdat hij daar zin in heeft. Hij zingt vals, maar ziet er gelukkig uit. De man krijgt applaus en gejoel, waarna hij een scheldtirade afsteekt tegen de New Yorkse burgemeester en een andere positivo-klassieker begint te zingen. "Celebrate good times come on!"
Hoe verder Manhattan wegglijdt en hoe dichterbij The Bronx, hoe minder zenuwachtig tikkende uurwerken en naaldhakken ik lijk te horen. De metrostellen razen door, maar binnen wordt het tempo gezapiger. Zou er in de buitenwijken minder ambitie zijn? "Je mag dat niet vergelijken", zegt Ayanna Whitmore (27). "In Manhattan komt iedereen van elders. Wie in The Bronx woont, is wellicht in New York geboren. Sommigen proberen vooruit te gaan in het leven, anderen niet." Ayanna woont in The Bronx, maar werkt als promomeisje in de rijkere stadsdelen. Ze zou graag naar Harlem verhuizen. En op de piek van haar carrière naar Manhattan. "Maar enkel als het me niet al te veel stress bezorgt", lacht ze. "Ik zie hoe carrièrebeesten door het leven jagen en verpletterd worden door verantwoordelijkheden. Dan heb ik een luxejob. Ik moet alleen maar opdagen, daar even staan en op het einde van de dag ligt mijn loonbriefje klaar."
De deuren klappen open. We stappen allebei uit. Ayanna kijkt op haar horloge. "Ik moet ervandoor" zwaait ze me uit. Plots is ze gehaast als een echte New Yorkse. "We should hang!", zegt ze nog. Een zinnetje dat ik de afgelopen dagen vaak heb gehoord.
"Het betekent gewoonlijk dat iemand iets van je wil, maar op dat moment geen tijd heeft om meer aandacht aan je te besteden", zegt kunstenares Suzanne Couture (54) een beetje cynisch. Ze heeft een stofmasker voor de mond. Haar kleren zitten onder de verf en het gruis, net zoals haar werkatelier. Suzanne gaat dit weekend skiën en heeft iemand nodig om op haar kat en appartement te passen.
De creatieve hub
Een uur later zit ik op de zesde verdieping van een appartementsblok in SoHo. Niet zo lang geleden was deze wijk dé creatieve hub van New York. Maar zoals wel vaker gebeurt met kunstenaarsbuurten, werd Soho al gauw zo populair dat huurprijzen zich vermenigvuldigden en artiesten plaats moesten maken voor miljonairs en dure boetieks. Het eenkamerappartement is niet eens zo bijzonder. Ik heb mijn bagage net zes verdiepingen naar boven gedragen, want een lift is er niet. Maar het identieke appartementje ernaast verhuurt Suzanne wel voor 2500 dollar per maand.
Na haar skitrip neemt Suzanne me mee naar Silver Lining, haar favoriete cocktailbar. De barman knutselt de beste Island Old Fashioned in elkaar die ik ooit heb gedronken. Ik besluit het haar gewoon te vragen. "Suzanne, al vijf dagen vertelt iedereen hoe moeilijk het is om in New York je hoofd boven water te houden. Jij woont in Soho en hebt een atelier in hartje Manhattan. Hoe doe je dat als kunstenares?"
"Heel simpel", zegt ze. "Ik heb mezelf verkocht aan de commercie."
Jaren geleden richtte ze haar eigen bedrijfje op: Suzanne Couture Modelmaking. Op vraag van fortuinlijke klanten maakt ze voorwerpen of sculpturen die als promomateriaal worden gebruikt. "Dat is zo'n kleine nichemarkt dat er nauwelijks concurrentie is. Na de eerste tevreden klanten kwamen de anderen vanzelf bij mij terecht", zegt Suzanne. Onder die klanten mag ze Coca Cola, Sony en DeBeers rekenen. Voor Cartier maakte ze een levensgrote koe, voor een New York Times-cover een gouden rioolput.
Ik neem enkele foto's. Een meisje van een jaar of twintig begint ostentatief haar blonde lokken te schikken. "Wordt dat ergens gepubliceerd?" vraag ze.
Ze is pas sinds gisteren in New York. "Maar ik ben gekomen om te blijven."
"Je komt het maken als model."
"Hoe weet je dat?" kirt ze enthousiast.
"Gewoon een gok."
Ze gaat terug naar haar hotel, morgen moet ze vroeg op.
"We should hang", zegt ze nog.
undefined