Obsessieve verzamelaar
Verzamelaar Joris Loudon roemt de schoonheid van wetenschappelijk lesmateriaal uit de negentiende eeuw. 'Kijk eens hoe mooi, je zou dit kunnen dragen als een sieraad.' Zijn verzameling is in boekvorm verschenen. tekst
Joris Loudon (72) is niet de excentrieke verzamelaar die je verwacht. Met de bijbehorende entourage van een stoffig, donker huis vol opgezette dieren en aanverwante curiositeiten, al dan niet op sterk water. "Ha, je hebt het gevonden", zegt hij, als hij de voordeur opent van zijn Victoriaanse villa in de Londense wijk Kensington.
De oud-bankier en kunstverzamelaar Joris Loudon - of George, zoals hij zich in Engeland noemt - is een hartelijke gentleman. Het huis, waar hij sinds 1989 met zijn Engelse echtgenote Angie woont, is licht en ruim met hoge plafonds. Maar het interieur maakt meteen duidelijk: hier woont een obsessieve verzamelaar.
Dat zie je al in de hal, waar een glazen vitrinekast staat met botanische modellen van bloemen. In de woonkamer hangen de muren vol met onder meer werk van fotograaf Rineke Dijkstra en een moderne sculptuur van hout en staal van kunstenares Cristina Iglesias. Op de schoorsteenmantel laten 25 modellen de ontwikkeling zien van een embryo van een rupsachtig diertje. "Dat is een lancetvisje, een wurmachtig wezentje dat half begraven in het zand van tropische zeeën leeft."
Naast de haard staat een glazen stolp over een vis met stekels. "Dat is de puffer fish, hoe noem je die ook al weer in het Nederlands? O ja, de egelvis. Die is erg giftig, vooral de lever. In Japan en China eten ze hem, maar alleen zeer ervaren koks mogen deze vis bereiden."
undefined
Lukrake combinaties
En dan is er geen houden meer aan. In hoog tempo volgt het ene na het andere gepassioneerde mini-college over de voorwerpen die staan uitgestald. Allemaal uit de negentiende eeuw en een mix van (botanische) kunst en wetenschap. Van paddestoelen van hout en fluweel switchen we naar slakken van glas en opengebarsten granaatappels van was. En dan wijst Loudon ook nog even op het betoverende Venusmandje, een glasspons met een fijne gaasachtige structuur.
Even een adempauze als Angie binnenkomt met de koffie. In het huis bevinden zich tweehonderd objecten uit de negentiende eeuw en nog veertig hedendaagse kunstwerken. De rest van zijn verzameling hedendaagse kunst bevindt zich in de opslag, vertelt Loudon. Want het huis moet wel leefbaar blijven.
Toch oogt het behoorlijk vol, aan elke muur hangt wel wat, op elk kastje staat wel iets, lukrake combinaties lijken het en zo moet het ook, zegt hij. Voordat hij naar Londen ging, woonde hij in de buurt van Zeist. Een oude villa met muren die nog wel anderhalve meter hoger waren dan in dit huis. Die hingen tjokvol met de hedendaagse kunst die hij toen nog verzamelde. "Wel drie rijen hoog. En net als hier had ik het allemaal door elkaar gegooid. Mijn stelling is dat elk kunstwerk zijn eigen positie moet bevechten. Als het dat niet kan, is het geen goede kunst." Het liefst zou hij de collectie elk half jaar rouleren, maar dat komt er steeds minder van. "Angie is heel goed in het ophangen van spullen, maar we worden ook een dagje ouder. Het is zo'n gedoe en dan moet je de muren weer witten."
undefined
'Ongevaarlijke hobby'
Twintig jaar verzamelde Loudon hedendaagse kunst. Tot hij er in 2000 abrupt mee stopte - daarover straks meer - om naar een andere 'ongevaarlijke hobby' te switchen. Hij ging voorwerpen verzamelen die in de negentiende eeuw zijn gemaakt als wetenschappelijk lesmateriaal. Hij vond ze niet alleen in Groot-Brittannië, maar overal in Europa en ook Japan. De functie van studieobject hebben ze allang verloren, waardoor ze vaak ook uit het zicht zijn verdwenen in de depots van natuurhistorische en wetenschapsmusea. Loudon ontdekte 'de schoonheid' van deze vaak ambachtelijk gemaakte objecten die getuigen van grote doorbraken in de wetenschap 'en de verwondering daarover'.
undefined
Wonderbaarlijke dingen
Hij ontdeed ze letterlijk van het stof. De resultaten van zijn 'ontdekkingsreis' wil hij graag delen met de buitenwereld. Aangezien hij een museum geen geschikt podium vindt - 'daar verdwijnen ze op een gegeven moment weer in het depot' - kwam er een boek: 'Object Lessons'. Alle objecten zijn daarin beschreven en schitterend gefotografeerd, als waren het kostbare kunstschatten.
Bij het MoMa, museum voor moderne kunst in New York, was het boek vrijwel meteen uitverkocht. In Engeland is er ook veel belangstelling, vertelt Loudon. "Het zou mooi zijn als het ook in Nederland wordt opgemerkt. Ik durf toch wel te zeggen dat dit een unieke collectie is. Er zitten wonderbaarlijke dingen bij, waar mensen geen notie van hebben."
Hij pakt het boek erbij en bladert naar één van zijn favorieten: een katje met twee koppen staart je met vier ogen aan vanonder een glazen stolp.
Waarom vindt u dit zo bijzonder?
"Het raakt me, omdat het zo'n intiem tafereel is, ook door het fluwelen kussentje waarop het beestje staat. Alsof de man die het katje opzette dacht: ik geef het een lekker zacht bedje. Het is de intimiteit, je wilt het aanraken. En er zit een verhaal achter, dat maakt het zo fascinerend."
Hij bladert verder, langs schedels van mensen en dieren, instrumenten waarmee een sectie wordt gepleegd, een siamese biggentweeling op sterk water, stalen modellen van slangenschedels, het skelet van een hand, de eerste röntgenfoto's, reeksen schelpen, stenen en insecten, een handbijl uit 6000 voor Christus, het reusachtige ei van een uitgestorven vogel. Hij stopt bij de afbeelding van twee griezelig echte hoofden van gips, waarvan de schedels zijn opengemaakt zodat de hersenen zichtbaar zijn.
Sommigen zullen dit een rariteitenkabinet vinden. Hoe kwam u erbij om dit te verzamelen?
"Mijn favoriete museum is Teylers in Haarlem, met een collectie die het midden houdt tussen kunst en wetenschap. Van kunst wist ik veel, veel minder van wetenschap. Ik ben erover gaan lezen en ontdekte toen hoe rijk de negentiende eeuw is geweest met ontzettend veel wetenschappelijke ontdekkingen. Omdat de wetenschap ook visuele beelden nodig heeft om dingen uit te leggen, is er in die tijd een schat aan lesmateriaal gemaakt door ambachtslieden, kunstenaars en wetenschappers die goed konden tekenen. Het idee om die voorwerpen te verzamelen, kreeg ik in Harvard, waar destijds mijn schoonzoon en dochter studeerden. Ik zag daar in het natuurhistorisch museum glazen modellen staan van planten, gemaakt door vader en zoon Blaschka. Indrukwekkend, duizenden glasmodellen hebben ze gemaakt."
Hij wijst naar de glazen kwal die met blauw en wit doorschijnend glas oplicht op het dressoir. "Dat is ook een Blaschka. Kijk eens hoe mooi, je zou dit kunnen dragen als een sieraad."
Hoe bent u eraan gekomen?
"Dat was een jarenlange ontdekkingsreis, omdat deze objecten uit het zicht zijn verdwenen. Ik heb veel gerommeld in depots en ze ook bij antiquairs gevonden. Er zijn haast geen handelaren die gespecialiseerd zijn in deze spullen. Mijn glasmodellen van Blaschka komen van een handelaar in Londen die een hele collectie natuurhistorisch materiaal kocht van een middelbare school."
Hoe selecteerde u uit de veelheid aan objecten?
"Ik heb me gericht op de dingen die ík mooi vind en die míj fascineren, los van de functie van studiemateriaal die ze ooit hadden. Ik heb al zoveel jaren naar kunst gekeken, dat ik snel zie of het iets heeft."
Ziet u deze studie-objecten ook als kunst?
"Iemand die geïnteresseerd is in hedendaagse kunst, zou dit ook interessant moeten vinden. In eigentijdse kunst zitten elementen die je ook ziet in deze voorwerpen."
Kunt u dat uitleggen?
"Ik zal een voorbeeld noemen. Zet de kabinetten die de Britse kunstenaar Damien Hirst vult met reeksen pillen en sigarettenpeuken maar eens naast die oude uitstallingen van schelpen en insekten. Er zijn connecties als je ziet hoe eigentijdse kunstenaars dingen visualiseren en hoe de wetenschap dat in de negentiende eeuw deed. Het is net als met Afrikaanse beelden, die ook tot kunst zijn verheven toen Picasso ze uit hun rituele context haalde. Als de functie weg is, kun je ermee doen wat je wilt. Maar je moet ze dan ook niet meer tonen in de instellingen waar ze ooit gebruikt zijn."
Hij bladert door naar de afbeelding van de siamese biggentweeling op sterk water, aandoenlijk hoe ze met elkaar verstrengeld zijn. "Dit zijn toch geen monsters? Zo had Damien Hirst ze ook wel willen maken", zegt hij met een knipoog. Ook Hirst zette dieren op sterk water, waaronder een tijgerhaai, en werd er wereldberoemd mee.
Waarom bent u in 2000 gestopt met het verzamelen van het werk van Hirst en andere hedendaagse kunstenaars?
"Ik was er een beetje op uitgekeken, omdat het zo'n beleggingsmarkt is geworden, gedomineerd door grote galeries. Vroeger hadden de galeries hier twee kamers, tegenwoordig zijn het paleizen, net zoals de kunstwerken ook steeds groter zijn geworden. Er ligt een enorme druk op de kunstenaar om groot werk te maken, van museaal formaat, niet voor de huiskamer.
"Wat me ook ging tegenstaan, is dat verzamelaars niet zozeer geïnteresseerd waren in kunst, maar in namen. Maar ook kunstenaars met een grote naam maken mindere werken. Twintig jaar geleden volgde je een kunstenaar die je interessant vond een paar jaar en kocht je voor een paar duizend gulden zijn werk.
"Toen hier al die bankiers kwamen", hij zegt het met een grote grijns, "zijn de prijzen geëxplodeerd. De kunstbeurs in Basel is nu één grote cocktailparty, Miami is nog erger. Op Art Frieze hier in Londen lopen ze ook rond met champagneglazen. Ik had er zo genoeg van dat ik ermee ben gestopt. Ik heb mijn collectie van 700 werken nog één keer opgehangen, in een oude brouwerij in de City. Ik zag toen dat ik van een aantal werken gemakkelijk afscheid kon nemen. Die waren ook goed te verkopen. Ik heb nu nog zo'n 500 werken in de opslag; enkele tientallen zijn hier in huis."
U had ook een eigen museum kunnen beginnen.
"Er zijn al te veel musea. Ik ben geen voorstander van een particulier museum, omdat je niet weet hoe er over een tijd naar wordt gekeken en wat er na je dood mee gebeurt. Het beste is toch om het allemaal terug te zetten in de markt. In musea verdwijnt het ook maar weer in het depot. Angie en ik willen kleiner gaan wonen. Misschien is dat een goed moment om alles weg te doen."
Na een korte stilte. "Eigenlijk is er maar heel weinig wat ik wil meenemen. Een paar schilderijen die nog van mijn vader zijn geweest. En een kastje en tafeltje van mijn moeder."
En die mooie kwal van glas en dat katje met twee koppen?
"Ik denk het niet, nu het allemaal is beschreven en gefotografeerd." Hij pakt het boek erbij. "Als er één ding is dat me echt beroert, is het dit." Hij wijst naar een illustratie uit de Atlas van de Ophthalmoscopie uit 1863. "Dat is een instrument waarmee je met een heel dun lichtstraaltje door de pupil achter de oogbol kunt kijken. De plaatjes in deze atlas geven de observaties weer. Ongelooflijk, niet alleen toen, maar ook nu nog om een werkelijkheid te zien waar je geen weet van hebt. De werkelijkheid is soms vreemder dan fictie."
Object Lessons, The Visualisation of Nineteenth Century Life Sciences, uitg. Ridinghouse, UK.
undefined
Joris Loudon
De Nederlandse oud-bankier en kunstverzamelaar Joris Loudon (1942) woont sinds 1989 in Londen. Toch voelt hij zich 'niet Engels'. "Londen is een prachtige stad, maar mijn graf ligt klaar in Nederland."
Loudon werd geboren in de VS, toen zijn vader voor Shell werkte in Zuid-Amerika. Hij groeide op in de VS, Londen en Nederland. Na een studie in Oxford ging hij bij McKinsey aan de slag. Later trad hij in dienst bij de Amsterdam Rotterdam Bank. In 1988 stapte hij over naar de Midland Bank.
Loudon zat in Engeland onder meer in de jury van de Turnerprijs en het bestuur van de Tate Gallery. In Nederland maakte hij deel uit van de aankoopcommissie van het Stedelijk Museum Amsterdam, de commissie van toezicht van de Rijksacademie van beeldende kunsten en de Vereniging Rembrandt.
Hij is getrouwd en heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen. Een deel van het jaar woont Loudon in Argentinië, waar hij een boerderij heeft met koeien. Daar beoefent hij ook zijn andere hobby: vissen in Patagonië, 'ver weg van de drukte in Europa'.
undefined