Nooit bij de eerste tik knock-out

Twee promovendi deden onderzoek naar gevallen bewindspersonen. 'Begin nooit aan een zakenkabinet. Dat mislukte een eeuw geleden al.'

ROMANA ABELS

Een voorspelling: minister Ard van der Steur van justitie gaat niet vallen. "Nog niet", zijn de exacte woorden van Charlotte Brand en Anne Bos, promovendi uit Nijmegen, al wordt de minister verweten dat hij een rapport voor de Kamer heeft achtergehouden. Brand en Bos zijn behoorlijk zeker van hun zaak. Ze weten er zó veel van, van vallende bewindslieden, dat ze het moment waarop een minister onderuit gaat inmiddels bijna altijd zien aankomen.

Bos: "Het is niet één fout, het gaat gaandeweg optellen. Bij één tik laten ze je gaan. Dan is het een waarschuwing. Dat wordt door de vingers gezien. Een tweede vaak ook. We hebben niet berekend hoeveel er door de bank genomen nodig zijn, maar er komt een moment waarop de klappen blijven vallen. Dan gaat het door tot iemand knock-out in de ring ligt.

"Kijk naar hoe staatssecretaris van financiën Frans Weekers in 2014 vertrok: eerst was er gedoe over een reclamezuil langs de A2, met zijn portret erop. Die bleek te zijn betaald door Weekers' omstreden partijgenoot Jos van Rey. Toen kwam 'Brandpunt' met een onderzoek naar toeslagenfraude door Bulgaren. Daarna gingen ambtenaren lekken over problemen bij de Belastingdienst. Dan, bij die laatste tik, weet je het wel. Dan kan iemand niet langer geloofwaardig functioneren, dan is het gebeurd."

Al een jaar of zes - naast hun eigenlijke werk op de Radboud Universiteit Nijmegen - doet het tweetal onderzoek naar gevallen bewindspersonen. Vandaag promoveert Brand op het eerste deel ervan: afgetreden ministers en staatssecretarissen tussen 1918 en 1966. Later dit jaar hoopt ook Bos te promoveren, op de ministers en staatssecretarissen die moesten vertrekken tussen 1967 en 2002. Haar dissertatie is nog niet geschreven, maar het onderzoek is al ver. Ze zitten samen aan tafel om een beeld te schetsen van bijna een eeuw afgetreden bewindslieden.

Ze spreken over 'mijn ministers' en 'jouw ministers' alsof het zeldzame langspeelplaten zijn, of schatten die ze in kleine doosjes hebben opgeborgen. "Ze zijn me allemaal lief", zegt Bos over de hare, en Brand bevestigt dat: ook zij houdt van haar afgetreden mannen. De bewindslieden zijn een soort familie geworden. Alles wat ze konden vinden over de omstandigheden rond het aftreden van die mannen, en later ook vrouwen, hebben ze bestudeerd.

Het leverde smakelijke verhalen op. In het onderzoek van Brand, over de eerste helft van de twintigste eeuw, komen kabinetten voor die in één regeerperiode vier ministers van oorlog en marine versleten. Vind dán maar eens iemand die het nog wil doen: Brand verhaalt in haar dissertatie hoe een minister derde, vierde of zelfs achtste keus was, omdat alle anderen weigerden.

"Het was een zwaar departement", zegt Brand. "Je kon het er nooit goed doen. De ene helft van de Kamer wilde investeren, de andere helft bezuinigen." De laatste jaren heeft het ministerie van justitie een beetje die rol overgenomen. Niet alleen minister Opstelten en staatssecretaris Teeven, ook minister Piet Hein Donner viel op Justitie.

Soms vielen ministers door zaken uit hun privéleven. Brand bijvoorbeeld schrijft over het liberale Kamerlid Henri Marchant, die een hoofdrol speelde bij het vallen van drie ministers en één heel kabinet. Zijn bijnaam: de 'ministers-dooder'. In 1935 werd deze uitgesproken man zelf bewindsman en struikelde vervolgens zelf óók.

Brand: "Marchant was minister onderwijs en liberaal. Hij had vaak hard uitgehaald naar christelijke politici. Toen werd hij verantwoordelijk voor het spreidingsbeleid van de scholen. Er moesten kleine scholen dicht, vooral openbare scholen. Die hadden minder leerlingen dan bijzondere scholen. Toen gebeurde er iets geks: hij ging in het openbaar opeens over God praten. Zo had hij het op de universiteit van Nijmegen over 'het ondoorgrondelijke mysterie van Gods schepping'. Na een tijdje bleek dat hij zich tot het katholicisme had bekeerd. Dat had hij verzwegen - hij vond het een privézaak. Dat was het niet, want opeens stond de sluiting van die openbare scholen in een heel ander daglicht."

Ieder aftreden leidde tot nieuwe normen, ontdekten Bos en Brand. "Steeds worden de normen aangescherpt. Toen, bij de zaak-Marchant, bleek: voor een politicus is niets privé", zegt Brand. "Niet als je de schijn tegen hebt, het jou kan raken of je beleid." Bos vult aan: "Of als je mogelijk chantabel bent."

Zo moest Defensie-minister Sidney van den Bergh in 1959 het veld ruimen omdat hij een relatie had met een vrouw die nog getrouwd was met een Amerikaan en vertrok staatssecretaris van defensie Jack de Vries in 2010 toen uitkwam dat hij het hield met een ondergeschikte.

Maar vaker dan om zaken van fatsoen moest een minister weg om zijn beleid. Brand: "In de periode tot 1966 ging het dan vaak om het ontwikkelen van beleid. Daarna, met name na de jaren zeventig, ging het vaker om uitvoering ervan." Bos: "Dan is er iets behoorlijk misgegaan. Dan is de vraag: wie was verantwoordelijk? Je kunt soms zelfs zeggen dat er een zondebok wordt gezocht. Het verschil zit hem erin dat regeerakkoorden in de eerste helft van de vorige eeuw nog niet zo stringent waren."

Brand: "Het kwam nogal eens voor dat een minister een voorbehoud maakte op het beleid waar hij voor tekende." Ze noemt Max Steenberghe, die in 1934 na wikken en wegen ja zei tegen het verzoek van minister-president Colijn om minister van economische zaken te worden, terwijl hij wist dat hij en Colijn van mening verschilden over de vraag of de gulden moest devalueren. Steenberghe vond van wel, omdat het goed was voor de export, Colijn van niet. Toen het erop aankwam, trok Steenber-ghe aan het kortste eind: hij moest vertrekken. "Als je geen duidelijke afspraken van te voren maakt", zegt Brand, "dan weet je eigenlijk wel dat het fout gaat. Het gevolg is dat regeerakkoorden steeds gedetailleerder zijn geworden."

Bos: "Die regeerakkoorden worden in de loop der tijd echt een soort encyclopedieën. Ze worden steeds dikker. Het record was tijdens het kabinet-Kok II, dat was het dikste ooit."

Brand: "Balkenende I wilde een kort regeerakkoord, maar in de praktijk bleek dat helemaal niet haalbaar. Je moet gewoon afspraken maken over wat je gaat doen, zodat je tijdens de rit geen gezeur krijgt."

Bos: "Een beknopt regeerakkoord is een steeds terugkerende wens van kabinetten. Dat maakt het debat spannender en biedt speelruimte, is het idee. Maar het is uiterst onpraktisch. Het is ook een terugkerende wens om moeiteloos tussentijds mensen te kunnen wisselen. Dat lukt ook nooit. De spanning in de coalitie loopt enorm op als een minister dreigt te vallen. Dat is altijd zo: dat zag je ook rond het aftreden van Opstelten en Teeven. Het begint al een week vooraf te zoemen - houdt de coalitie of houdt-ie het niet - er is torentjesoverleg, nu zelfs ook met partijen buiten de coalitie omdat de meerderheid zo krap is. Een naderende val leidt tot spanning, dat is een constante."

Brand: "In het interbellum was het idee: je hebt een paar politieke ministers en je hebt technische ministers. Die laatste zijn probleemloos te wisselen. Dat bleek in de praktijk helemaal niet te werken. Die vakministers beheersen het politieke spel helemaal niet, die vielen om de haverklap. En steeds werd de coalitie aangetast door de val van zo iemand."

Zo komt ze tot de conclusie: begin nooit een zakenkabinet. "Het is een steeds terugkerende roep van politieke hervormers: een zakenkabinet, met vakministers die alles weten van hun beleidsterrein, dat moet het worden. Niet doen. Dat mislukte al een eeuw geleden. Het is van levensbelang om het politieke spel goed te beheersen. Als je dat niet kunt, gaat het mis."

Sterker nog: wil een minister slagen, dan moet-ie wel een beetje Haags zijn. Bos verwijst naar de onlangs afgetreden Wilma Mansveld als ze zegt: "Buitenstaanders hebben het moeilijker. Dat is ook een constante. Ze had een beperkt netwerk in het Haagse."

Mansveld was ook een niet al te sterke staatssecretaris. Maar dat zegt lang niet alles, ontdekten ze. Ze hebben ook een functie als ze zwak zijn. Bos: "Het is in zo'n team ook wel prettig als je een paar bliksemafleiders hebt." Brand: "Dan gaat het in ieder geval niet over jou als het slecht gaat. Die functie had Tineke Huizinga-Heringa bijvoorbeeld in het kabinet Balkenende IV: in haar portefeuille ging van alles mis, maar dat leidde de aandacht af van de problemen die er binnen de coalitie waren. In het huidige kabinet geldt bijvoorbeeld Ronald Plasterk als niet al te sterk. Toch hoeft hij niet te gaan, al maakte hij een uitglijer rond de afluistergegevens."

Hebben ze een favoriet? Brand noemt direct ARP-minister van Marine Bijleveld die in 1919 het Binnenhof verliet. "Hij kwam tegemoet aan de wens van de Kamer om fors te bezuinigen maar joeg daarmee wel de militairen en de ambtelijke top tegen zich in het harnas. Die besloot hem via een ingezonden brief in de krant neer te zetten als draaitol en ze brachten hem daarmee in diskrediet. Daarna werd Bijlevelds begroting door de Kamer weggestemd."

Bos denkt na. Nee, zegt ze, ze zijn haar allemaal dierbaar, als verhalen. "Ik vind het fascinerend hoe gereageerd werd op zo'n Roel in 't Veld, die in 1993 PvdA-staatssecretaris van onderwijs werd. Hij is het welgeteld acht dagen gebleven, toen kwam uit dat hij op briefpapier van de universiteit waar hij werkte zijn diensten als duurbetaald adviseur had aangeboden, net toen het fenomeen van bijklussende hoogleraren door Kok was gehekeld. Het was ijdelheid denk ik.

"Even interessant is het om te zien hoe de carrière gesmoord wordt van mensen die al een half leven in de politiek erop hebben zitten, zoals CDA-minister Gerrit Braks. Of hoe een CDA-man als Gerrit Brokx in de tweede helft van de jaren tachtig met zijn aftreden een heel Haags leven teloor zag gaan.

"Hij vertrok op aanwijzing van de fractievoorzitter, Bert de Vries, nog voor de uitkomst van een onderzoek naar bouwsubsidies bekend was. Zijn aanblijven was een te groot risico, vond De Vries. Dat tekent de macht van de fractievoorzitter op dat moment: hadden de kaarten anders gelegen, dan had ook gekund dat De Vries weg moest en Brokx bleef.

"Er is altijd een moment dat de politicus in het oog van de storm belandt. Dan maakt het niets meer uit wat hij of zij doet, dan is het bepalend hoe de figuren eromheen ermee omgaan. Het is een soort foto die je neemt van de machtsverhoudingen op dat moment. "

Charlotte Brand: Gevallen op het Binnenhof: afgetreden ministers en staatssecretarissen 1918-1966. Boom uitgevers, 24,90

Anne Bos: Verloren vertrouwen: afgetreden ministers en staatssecretarissen 1967-2002. Boom uitgevers, 24,90 (verschijnt naar verwachting in september)

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden