Column
Nog even, en élke leerling geldt als een probleemgeval
Tien jaar geleden hoorde je rond dit thema nog wel eens een dissident geluid. Zo vond de Groningse onderwijskundige Henk Guldemond hoogbegaafdheid geen ramp. Hij had er in opdracht van het ministerie vergelijkend onderzoek naar gedaan, en zie: bollebozen bleken op de middelbare school niet méér problemen te hebben dan hun minder begaafde leeftijdgenoten. "Er is dan ook geen enkele reden om extra geld en middelen vrij te maken om deze groepering extra te stimuleren", aldus Guldemond. "Er is namelijk geen probleem."
Uiteraard vloog de hoogbegaafdheidslobby onmiddellijk in de gordijnen. Ouders schreven woedende stukken, experts die hun boterham aan de doelgroep verdienden ook. Zou het ministerie hiernaar luisteren, brieste een Utrechtse professor, en geen extra middelen vrijmaken voor hoogbegaafden, dan werd alles wat was bereikt 'teniet gedaan'. "Ik vind daarom", schreef hij in het blad Pedagogiek in Praktijk, "dat de discussie ogenblikkelijk beëindigd moet worden."
Altijd een veeg teken, zou je zeggen, wetenschappers die een debat taboe verklaren. Maar ze kregen hun zin. Wat heet. De gedachte dat hoogbegaafde leerlingen het héél moeilijk hebben in dit ondermaanse is zo diep ingedaald dat de tegenstemmen geheel zijn verstomd.
Aandacht vormgeven
Dinsdag kon u in uw krant lezen dat de staatssecretaris van onderwijs een 'plan van aanpak' heeft gepresenteerd teneinde de 'toptalenten' te laten floreren. "Te vaak voelen zij zich niet uitgedaagd op school, vervelen ze zich en presteren ze onder hun kunnen", schrijft hij aan de Kamer. Bovendien zou een 'overweldigende meerderheid' van leraren, schoolleiders, ouders en leerlingen 'extra aanbod voor toptalenten' belangrijk vinden. Dus ligt de kwestie ook voor de staatssecretaris glashelder: "De vraag is niet langer óf deze groep meer aandacht verdient, maar hoe we die aandacht vormgeven."
Nu wil ik best geloven dat hoogbegaafdheid geen pretje is. Laagbegaafdheid is dat per slot evenmin. Maar waarom slimheid een soort aandoening zou zijn die meer aandacht verdient, heeft nog niemand me kunnen duidelijk maken.
Ooit telde een klas snuggere leerlingen, minder snuggere leerlingen, drukke leerlingen, verlegen leerlingen, leerlingen die te weinig uit de verf kwamen, of juist te veel. En allemaal kregen ze hetzelfde aanbod. Natuurlijk, als slimmerik moest je wel eens geduld betrachten. En dat de verveling op zulke momenten toesloeg, ik geloof het graag. Maar dit systeem kende minimaal één in het oog springend voordeel: je leerde dat niet iedereen was zoals jij - een les die later in de grotemensenwereld nogal te pas zou komen.
Klinkende diagnose
Leerlingen zijn sindsdien niet veranderd. Veranderd is alleen het klimaat. In opvoedland heerst heden ten dage een welhaast ongebreidelde labelzucht. Iedereen die ook maar even afwijkt krijgt meteen een klinkende diagnose.
Een drukke jongen heet al snel een ADHD'er, een teruggetrokken meisje moet wel lijden aan een stoornis uit het autistische spectrum, en zo'n klierig ventje kan niet anders zijn dan hyperbegaafd. Nog even, en elke leerling is een probleemgeval dat om bijzondere behandeling vraagt. Dat daardoor zichzelf ook heel bijzonder gaat vinden.
Dat kun je vooruitgang noemen. Maar hysterie is misschien een betere term.
Altijd een veeg teken: wetenschappers die een debat taboe verklaren