’Niet eenheid, maar verbinding is het doel’
Nu de kerken leeglopen, is de vraag wat de achterblijvers verbindt. Heeft hun samenkomen nog toekomst? In een korte serie gesprekken zoekt Trouw het antwoord. Vandaag: missiologe Mechteld Jansen.
’Kerken gaan dood als ze zich blijven herhalen tot de laatste hondstrouwe figuur vertrokken is”, zegt Mechteld Jansen, bijzonder hoogleraar Missiologie aan de Protestantse Theologische Universiteit. „Die trouwe figuren moeten Christus zo leren kennen dat ze alles openbreken. Het is jammer van de mensen die al dertig jaar ’s ochtend de verwarming van de kerk aanzetten, maar over dertig jaar bestaat een kerk misschien niet eens meer uit een gebouw met een predikant en een salaris.”
Jansen schreef ’Wie zijn wij dan?’ Een persoonlijke studie naar een nieuw ’wij-gevoel’, over kerkgrenzen heen. Daarin ligt volgens haar de redding van de kerk.
„Ik kom buiten de kerk zoveel mooie mensen tegen met wie ik contact wil hebben. Dan vraag ik: hoe verbeeld jij God? Ik laat me aanscherpen en corrigeren door de godsbeelden van anderen. Je mag het een zoektocht naar een democratisch godsbeeld noemen, maar dan niet met de notie van de meeste stemmen gelden, want dan zou je over God kunnen gaan stemmen en krijg je een populistisch godsbeeld. We gaan voorlopig eerst uitwisselen. Zonder scheidsrechter, met mensen binnen de geloofsgemeenschap maar ook daarbuiten. Leven we niet met duizenden goden? Zelfs in een kerk met driehonderd gelovigen vind je driehonderd godsbeelden. Dat houden we liever geheim, maar het is wel zo. In een collectivistische cultuur is het godsbeeld vaak eenduidiger. In onze maatschappij mag iedereen zijn eigen beeld bouwen. We zullen naar een christendom moeten zoeken dat min of meer recht doet aan onze Westerse hang naar individualiteit.”
In de gezamenlijke rituelen van ons land ziet Jansen een ’nieuw wij’ voor iedereen. „Een plaats, tijd en ruimte om zonder schuldgevoel van ’wij’ te spreken. 4 en 5 mei horen daarbij. Maar ook Pasen. Daarin zeggen wij met overtuiging dat het gaat over opstanding en nieuw leven. God overwint de dood. Maar tegelijk mag een heiden zijn lenterituelen inbrengen. In het ’nieuwe wij’ is het christelijke verhaal een van de vele.”
Maar Jansen denkt niet dat de kerk helemaal opgaat in dit soort cascorituelen. „Je hebt mensen nodig die ervan overtuigd zijn dat je opengebroken bent. Dat zijn juist de mensen die met mij in Christus geloven. De echte interreligieuze dialoog begint met je laven aan de eigen bron.”
„Je kunt grote delen van je leven zo indelen dat je alleen maar gelijkgestemde mensen tegenkomt, maar dat is geen kerk. Daarom vind ik het lastig als kerken zich specifiek richten op één doelgroep. Zelfs in het kader van kerkplanting. Ik begrijp wel dat het strategisch handig is. Maar het is moeilijk in overeenstemming te brengen met wat Christus deed. Hij had geen beleid alleen voor Farizeeën, vrouwen of zieken. Hij werkte juist aan het feest waar iedereen welkom was. Als ik aan studenten vraag wat de minimale definitie van kerk is, dan krijg ik meestal als antwoord: dat is waar twee of drie mensen vergaderd zijn in Jezus’ naam. Dan geef ik als uitbreiding: en waar zij zich iets gelegen laten liggen aan andere clubjes van twee of drie mensen in Jezus’ naam. Ik vind het best, die eliteclubjes, de studenten of de postbodes die elkaar opzoeken, maar uiteindelijk is het doel van het Gods koninkrijk dat de koning op zoek is naar een feestje voor mensen in vodden en in purper, voor gehandicapte en voor puntgave mensen.”
En het nieuwe wij? Jansen: „Als je zegt: alle religies komen op hetzelfde neer, dan vind ik dat een oppervlakkige manier om naar een ’nieuw wij’ te zoeken. Het nieuwe wij is een principe van gastvrijheid. Bij wie voel je je thuis: bij de tante die je als kind bang maakte voor de boze buitenwereld, of bij de laag opgeleide tante die gastvrij en open in de wereld staat? Christenen moeten hun geloof interpreteren als verbinding met alle mensen. Het doel is verbinding, niet eenheid. Met eenheid probeer je verschillen glad te strijken, maar bij verbinding probeer je juist recht te doen aan het verschil tussen mensen. Allemaal hetzelfde zijn is geen ideaal. Op het punt waarin je verschilt, op die grens, daar ontmoet je ook God. Daar leer je hem kennen een manier waardoor je weet dat hij nooit helemaal kenbaar en begrijpbaar is.”