Niercheck zet geen zoden aan de dijk

door Sander Becker

Er is een ware run ontstaan op de ’niercheck’: de gratis test die vroege nierschade opspoort. Maar erg nuttig lijkt die niet.

De Nierstichting had aanvankelijk 250.000 testpakketten in huis gehaald. Die zijn allemaal al vergeven. Gisteren kwam de 450.000ste aanvraag binnen, terwijl de campagne met tv-spotjes nog tot het eind deze week doorloopt. Alle aanvragers krijgen een pakket, al zal de levertijd wel iets toenemen. Een groot succes, maar niet in alle opzichten.

Met haar campagne streeft de stichting twee doelstellingen na. Enerzijds wil zij het publiek bewustmaken van het feit dat nierschade vaak sluipenderwijs ontstaat, en dat er in de beginfase meestal nog iets aan te doen valt. Anderzijds wil zij een deel van de mensen met vroege schade opsporen, zodat die alvast preventieve maatregelen kunnen treffen.

Het eerste doel is zonder meer gehaald; veel mensen hebben de spotjes gezien, zijn zich zorgen gaan maken en hebben de test aangevraagd. Maar het opsporen van de toekomstige nierpatiënten lijkt met deze methode minder goed te lukken. Eigenlijk zelfs helemaal niet.

De eerste oorzaak daarvan is dat de boodschap waarschijnlijk nauwelijks bij de juiste doelgroep aankomt. Veel nierschade ontstaat door de bekende verkeerde leefgewoonten, zoals te vette en te zoute voeding, te weinig beweging en overgewicht. Mensen die – ondanks alle waarschuwingen – nog steeds zo’n foute leefstijl hanteren, staan vermoedelijk niet in de rij voor de preventieve niertest. Integendeel: zij zullen de test negeren, omdat gezondheid voor hen geen prioriteit heeft. Iets soortgelijks is gebleken met het uitstrijkje bij baarmoederhalskanker; juist de vrouwen met het hoogste risico doen daar niet aan mee.

Maar zelfs als alle Nederlanders de niercheck zouden doen, dan nog zou die test slechts een fractie van de toekomstige nierpatiënten opsporen. Dat komt doordat hij alleen aangeeft wie een verhoogde kans op ziekte heeft: één op de 200 volwassenen heeft vroege nierschade en loopt daardoor een drie keer verhoogde kans om binnen ongeveer tien jaar nierdialyses of een transplantatie nodig te hebben. Maar mensen bij wie de test negatief is, lopen ook kans op die problemen, alleen ligt hun kans wat lager. Toch vormen zíj uiteindelijk het leeuwendeel van de patiëntengroep: 98,5 procent, rekent de Rotterdamse hoogleraar medische besliskunde Dik Habbema voor. Kortom: zelfs onder ideale omstandigheden spoort de niercheck slechts 1,5 procent van de toekomstige nierpatiënten op. Dat zet bepaald geen zoden aan de dijk.

Het publiek krijgt vooraf niets te horen over die geringe efficiëntie. Evenmin wordt het goed voorgelicht over de consequenties van een positieve test. Je moet even naar de huisarts, maar welke aanvullende diagnostische onderzoeken zal die uitvoeren? En welke bijwerkingen hebben preventieve medicijnen?

Zo bezien maakt de campagne een onvolledige indruk, zeker als je je realiseert welke eisen gesteld worden aan bevolkingsonderzoek naar kanker. Daarvan moet vooraf overtuigend zijn aangetoond dat het nuttig is en dat de kosten-batenverhouding gunstig ligt.

De Nierstichting spreekt vandaag met medisch specialisten, onder meer over de vraag hoe de niercheck structureel in de zorg kan worden ingebed. Een nuttige discussie met een lovenswaardig doel. Maar voor een brede invoering lijkt de test nog niet helemaal rijp.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden