Nicole Krauss
De New Yorkse schrijfster Nicole Krauss (1974) scoorde in 2005 een internationale bestseller met haar roman ’De Geschiedenis van De Liefde’. Daarin brengt een tijdens de Holocaust verloren gewaand boek totaal verschillende mensen samen. In haar nieuwste roman, ’Het Grote Huis’, onderzoekt Krauss in hoeverre nieuwe generaties het verdriet van de Holocaust en andere tragedies als het ware via de moedermelk blijven doorgeven.
Als Nicole Krauss thuis in de New Yorkse wijk Brooklyn achter haar bureau zit om te schrijven, staat ze vaak op, loopt rond of gaat wandelen als onderdeel van het schrijfproces. Maar als ze achter haar bureau zit, „dan trek ik vaak een of beide knieën op en rol mezelf op tot een bal”, vertelt ze in de binnentuin van een Brooklynse lunchroom.
In haar nieuwe roman ’Het Grote Huis’, waar de literaire wereld na het immense succes van de voorganger ’De Geschiedenis van de Liefde’, met zijn dertig vertalingen en (nominaties voor) allerlei literaire prijzen, reikhalzend naar uitkeek, staat een bureau centraal. Dat bureau werd in 1944 door de nazi’s gestolen uit het huis van een Joodse geleerde in Boedapest. Terwijl de zoon van die geleerde na de oorlog onvermoeibaar speurt naar dat bureau, wisselt het ver van de Hongaarse hoofdstad herhaaldelijk van eigenaar.
Meerdere schrijvers zitten jarenlang achter het bureau en schrijven boeken die nooit een breed publiek bereiken. Zo heeft een jonge Chileense dichter, die tijdens de militaire dictatuur van generaal Pinochet spoorloos zal verdwijnen, het bureau een tijd in handen en geeft het door aan een New Yorkse schrijfster. Het bureau heeft negentien laden en wordt als imposant omschreven. Het krijgt zijn bezitters in zijn macht, kwelt hen, inspireert en wordt het symbool voor alles wij zij verloren hebben.
Het bureau zat al in het korte verhaal dat Krauss in 2007 schreef en dat in het eerste hoofdstuk van ’Het Grote Huis’ is terechtgekomen. Dat verhaal werd het jaar daarop geselecteerd voor de verzameling ’Beste Amerikaanse Korte Verhalen’.
„De uitgever vraagt de auteurs altijd een korte toelichting te schrijven over hoe zij tot hun verhaal gekomen zijn. Het klinkt ongetwijfeld waanzinnig, maar pas toen ik daar thuis over na zat te denken, viel mijn oog op het bureau waar ik zelf achter werk.”
„Ook mijn eigen bureau vult mijn werkkamer. Het heeft niet zoveel laden als het bureau in het boek, maar het bedekt wel een hele muur. Net zoals de figuren in het boek heb ik het bureau geërfd. Toen wij het huis kochten, stond het bureau er namelijk al. Het is een heel mannelijk bureau en totaal niet mijn smaak. Maar ik heb het nooit weg kunnen laten halen, omdat het dan in stukken gezaagd zou moeten worden, terwijl het van prachtig hout is gemaakt en ooit speciaal voor die kamer is vervaardigd.”
„Wat helemaal bijzonder aan het bureau is, is dat het bovenste gedeelte helemaal rond een geschilderd paneel is gemaakt. De vorige eigenaar heeft dat paneel weggehaald toen hij verhuisde. Zodat ik al tijden werk met een gapend gat boven mijn hoofd. Ik heb die leegte willen vullen, maar ik wist nooit hoe. Het drong pas tot me door toen ik die toelichting moest schrijven dat ik al tijden onder de last van dat erfstuk werk.”
Het klinkt haast te mooi om waar te zijn, want de emotionele last waar familie hun nazaten of partners hun geliefden mee opzadelen, is het belangrijkste thema uit ’Het Grote Huis’. Maar Krauss zegt „absoluut met oogkleppen op” voor haar omgeving en persoonlijk leven te schrijven. Ze werkt zonder vooropgezet plan, thema, of idee zoals het bureau. Ze begint te schrijven in de hoop op ’stemmen’ te stuiten, die tot romanfiguren uitgroeien. Pas langzaam ontdekt Krauss hoe al die figuren bij elkaar horen en hoe die met haar eigen leven verband houden.
De vier hoofdkarakters voeren in het boek lange monologen. Hoewel maar een van die personages zelf kinderen heeft, werd het Krauss geleidelijk duidelijk dat ze in ’Het Grote Huis’ over haar ervaringen als jonge moeder aan het schrijven was en over wat zij aan haar zoontjes Sasha en Cy doorgeeft.
Kraus: „Het lag voor de hand. Ik begon te schrijven toen mijn oudste zoon achttien maanden was. Zijn komst was de meest ingrijpende gebeurtenis in mijn leven. Toch werd mijzelf dat pas heel ver in het boek duidelijk.” Krauss heeft de roman aan Sasha en Cy opgedragen.
„Ik maakte me zorgen dat ik mijn kinderen, niet zozeer via de opvoeding, maar vooral onbewust, haast via de navelstreng, ook een gevoel van verdriet en van melancholie zou kunnen meegeven. Dat ik de kinderen kon opzadelden met de last van een erfenis die ook om verlies draait”, vertelt Krauss. „Omdat ik bang ben die zelf van mijn familie geërfd te hebben.”
Dat verdriet heeft te maken met de Holocaust, die verwoestend ingreep in het leven van haar grootouders. Krauss wil daar nu geen details over geven, maar in een oud interview vertelde de schrijfster dat haar vier Joodse grootouders elk uit een ander Europees land kwamen: Hongarije, Polen, Duitsland en Wit-Rusland. „Mijn overgrootouders en een heleboel oudooms en oudtantes zijn tijdens de Holocaust omgekomen”, vertelde Krauss in 2005.
De Holocaust wierp een schaduw over Krauss’ jeugd, zoals hij ook steeds op de achtergrond van de verhalen in haar nieuwe én haar vorige roman speelt. „Mijn grootouders spraken nooit direct over wat er gebeurd was. Maar hun stilte was heel sterk vormend voor hoe ik ben opgevoed. Het heeft een krachtige invloed op mijn emotionele leven gehad. Het was allemaal nooit direct, maar het zat in de stemming. Het kleurde zoveel dingen.”
Hoe ze dat overgeleverde verdriet buiten de opvoeding van haar zoons tracht te houden, wil Krauss niet zeggen. „Mijn persoonlijk leven is niet interessant. Alleen wat ik daarmee doe in mijn boeken.” Ze houdt ook vragen af over man Jonathan Safran Foer, die met ’Alles is Verlicht’ en ’Extreem Luid & Ongelofelijk Dichtbij’ spraakmakende bestsellers op zijn naam heeft staan. „Wij zijn beiden zelfstandige schrijvers en we praten in interviews alleen over ons eigen werk.”
Pas na wat aandringen bevestigt ze dat zij en Foer ooit door hun Nederlandse uitgever voor het eerst met elkaar in contact zijn gebracht. Die uitgever wist dat ze zich eerder alle twee in het werk verdiept hadden van dezelfde Amerikaanse kunstenaar. „Hij vroeg ons voor het verschijnen van onze eerste romans of we zin hadden om elkaar te ontmoeten. Dat hebben we gedaan. Meer was er niet nodig”, is alles wat Krauss over de ontmoeting kwijt wil.
De hoofdfiguren in ’Het Grote Huis’ zijn allemaal mensen die zoals Krauss’ eigen grootouders na een immens en diep traumatisch verlies, een compleet nieuw leven moeten proberen op te bouwen. Ook in ’De Geschiedenis van de Liefde’ was dat het geval. In die roman verzinnen alle personages voortdurend zaken om zelf te kunnen overleven of om dierbaren te beschermen. Niet toevallig zijn alle belangrijke figuren in die roman schrijvers.
In ’Het Grote Huis’ vlecht Nicole Krauss de verhalen over tragisch verlies bijeen door onder andere de geschiedenis aan te halen van rabbijn Yochanan ben Zakkai, die na de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na Chr. antwoord gaf op de grote, brandende vraag van de Joodse geschiedenis: wat is een Jood zonder Jeruzalem en wat is hij zonder de tempel waar hij zijn offers kan brengen?
Ben Zakkai stichtte in het plaatsje Javne een leerinstituut. Daar kondigde hij aan dat Joden in plaats van offers te brengen tot God, voortaan tot Hem moesten bidden. Verder liet hij de studenten de eeuwenoude mondelinge tradities en alle discussies over de joodse wet verzamelen en die optekenen in een boek dat uiteindelijk de Talmud is geworden.
In de ogen van Nicole Krauss gaf de rabbijn uit de eerste eeuw „het meest ontroerende, prachtige en briljante antwoord uit de geschiedenis op de ultieme daad van verwoesting. Hij maakte het jodendom draagbaar. Hij veranderde Jeruzalem in een idee en maakte van de tempel een boek.” De New Yorkse ontleende de titel van haar nieuwe roman aan de naam die Ben Zakkai’s leerinstituut na geruime tijd verwierf: het Grote Huis.
Dat verhaal spreekt Krauss persoonlijk sterk aan, omdat voor haar, zoals ze het zelf zegt, „ergens in de wereld thuishoren niet iets vanzelfsprekends is.” Krauss heeft haar grootouders, die allen opgroeiden in een ander Europees land, in een Joodse omgeving die inmiddels niet meer bestaat. Daarnaast heeft ze een Engelse moeder en een vader die grotendeels in Israël opgroeide. Na hun huwelijk kwamen haar ouders naar Amerika en streken neer in het gebied rond New York City.
„Ik heb niet het gevoel dat ik alleen uit Amerika kom. Sterker nog: ik heb amper het gevoel dat ik uit de Verenigde Staten afkomstig ben. Ik kom uit New York, maar dat is slechts een heel klein deel van dat land. Er zijn veel plaatsen in de wereld die voor mij een bijzondere betekenis hebben. Ik probeer al die delen van mijn achtergrond eindeloos aan elkaar te knopen, in de hoop een gevoel van thuis-zijn te krijgen.”
Alle personages van Krauss zijn eenzaam, maar in ’Het Grote Huis’ voelt hun eenzaamheid veel zwaarder dan in ’De Geschiedenis van de Liefde’. Dat is niet opzettelijk, verzekert Krauss. „Maar ik was me wel vanaf het begin ervan bewust dat ik niet weer een verlossingsverhaal wilde schrijven. In mijn vorige boek wordt redelijk snel duidelijk hoe de verhalen van alle personages op elkaar ingrijpen. Ook is daarin sprake van liefde die uiteindelijk het verlies overstijgt.”
„Voor de nieuwe roman wilde ik de hoofdpersonages zo lang mogelijk uit elkaar houden. Ik wou zo lang mogelijk met hen in hun worstelingen blijven, in hun twijfel in hoeverre je zelf ooit werkelijk gekend kunt worden door een ander, in hun onzekerheid of mensen elkaar echt kunnen bereiken.” Eén hoofdpersonage ontdekt vlak voor de dood van zijn vrouw, met wie hij bijna vijftig jaar getrouwd was, dat zij de hele tijd een groot geheim voor hem verborgen heeft gehouden.
„Ik heb me zelf al mijn hele leven afgevraagd of ik ooit echt begrepen kan worden. Ik ben heel gevoelig voor de kloof die bestaat tussen wie ik echt ben en wat er van mijn innerlijke wereld naar buiten komt. Ik heb me altijd ongemakkelijk gevoeld in de contacten met anderen. Het gebeurt naar mijn gevoel zo weinig dat een gesprek mij in mijn diepste wezen raakt. Ik kan maar niet aan die situatie wennen en blijf me in het sociale verkeer niet op mijn gemak voelen.”
„Pas in het contact met mijn kinderen heb ik dat ongemak voor het eerst in mijn leven kunnen omzeilen”, zo vertelt zij. „Ik heb met mijn kinderen een mate van intimiteit die ik nog nooit eerder in mijn leven heb meegemaakt. Het gaat mij er niet om dat zij mij zo goed begrijpen, maar het is voor mij voldoende dat ik veel van hen begrijp en veel van hen terugkrijg. Niets in mijn leven vind ik zo bevredigend als te ervaren hoe diep die kinderen uit mij zijn voortgekomen.”
Veel van de hoofdpersonages uit ’Het Grote Huis’ zijn Joods. Een van hen woont in Israël, een ander maakt een belangrijke reis naar dat land. En dan is er nog het Ben Zakkai-motief. Toch is volgens Krauss haar nieuwe roman ’absoluut geen Joods boek’. „Geen van mijn karakters doet veel met het feit dat hij Joods is. Ik heb alleen maar voor Joodse karakters gekozen omdat ik die persoonlijk het beste ken. En het verhaal van Ben Zakkai zie ik niet als een Joods verhaal, maar als een universeel verhaal.”
Geen van de personages gelooft. „Ik ben zelf niet religieus”, verklaart Krauss. Twijfel is wel een geregeld terugkerend thema in het boek. De schrijfster zegt te beseffen dat „twijfel een centrale plaats inneemt in de joodse religie. Het is de enige godsdienst die niet slechts ruimte laat voor twijfel, maar er zelfs op staat dat daar plaats voor wordt ingeruimd.”
„Ik ben opgevoed met het idee dat de mens moet twijfelen en met het idee dat de joodse religie bestaat bij discussies die nooit worden afgesloten. Maar voor mij zijn dat geen religieuze concepten. Ik zie ze gewoon als een manier om in het leven te staan.”