Nep is echter dan je denkt

Drie nieuwe exposities tonen replica's van Rembrandt, Van Gogh en een farao. Frank Ankersmit legt uit waarom namaak net zo kan betoveren als het origineel.

FRANK ANKERSMIT

Frank Ankersmit (1945) is emeritus hoogleraar geschiedfilosofie. In 'De sublieme historische ervaring' (2007) analyseert hij hoe de geschiedenis de toeschouwer overvalt.

Egypte heeft ons altijd gefascineerd. De nalatenschap van de jonge farao Toetanchamon, die Egypte regeerde van circa 1333 tot 1323 voor Christus, spreekt zeer tot onze verbeelding. Precies negentig jaar nadat Howard Carter de graftombe van Toetanchamon ontdekte, doet een reizende Egypte-expositie Amsterdam aan. Iedereen die niet in staat is de originele grafschatten te bekijken in het Egyptisch Museum in Caïro, kan het nu dicht bij huis doen met perfect nagemaakte replica's.

De Grieken en Romeinen waren al gebiologeerd door de oude Egyptenaren, hoewel zij het staartje van Egypte's vierduizendjarige geschiedenis zelf nog meemaakten.

De Griekse historicus Herodotus (ca. 485-420 v.C.) verbaasde zich er hogelijk over dat Egyptenaren alles andersom deden dan de rest van de wereld: in Egypte drijven de vrouwen handel, terwijl de mannen braaf thuis aan het weven zijn. Daar scheren priesters zich kaal, terwijl ze elders het haar juist lang dragen, daar plassen de mannen zittend en de vrouwen staand, zij verbieden geslachtsgemeenschap in tempels, terwijl men dat in de rest van de wereld helemaal oké vindt, anders dan elk ander volk schrijven zij van rechts naar links. En zo gaat Herodotus nog een tijdje door.

Ook de Romeinen waren diep onder de indruk van de ongeëvenaarde ouderdom van Egypte, van de piramiden, van de mysteries van het Egyptische geloof met zijn Isis en Osiris, zijn talloze goden met honden- en valkenkoppen, zijn raadselachtige hiërogliefen, zijn mummies en zijn cultus van het leven na de dood.

Egypte was zelfs een geliefde vakantie-bestemming voor rijke Romeinen uit de eerste en tweede eeuw na Christus. En, inderdaad, die Romeinen van toen ervoeren Egypte al met datzelfde mengsel huiver en verwondering dat wij ook nu nog voelen wanneer wij het land bezoeken in onze eigen tijd van massatoerisme.

Want wie loopt niet rond in de piramides van Cheops en Chefren zonder zich af te vragen wat voor volk dat moet zijn geweest dat tot zulke bouwsels in staat was?

De Duitse filosoof Immanuel Kant gebruikte ze zelfs als voorbeeld van het sublieme, dat wil zeggen van wat door zijn grootsheid de zintuiglijke waarneming ontwricht en daarmee op een lijn staat met de meest imposante natuurverschijnselen.

Weinigen wisten het geheimzinnige en raadselachtige van Egypte beter te treffen dan de Duitse filosoof Hegel (1770-1831) in zijn 'Vorlesungen über die Philosophie der Weltgeschichte'.

Symbool voor Egypte is volgens Hegel de Sfinx van Gizeh, dat 57 meter lange en 20 meter hoge beeld vlak naast de daltempel van Chefren, en dat van voren een mens en van achteren een leeuw is. Hegel: "Hier zien we hoe de geest (de mens dus) zich ontworstelt aan het dierlijke en natuurlijke (de leeuw), hoe hij om zich heen begint te kijken, maar daartoe de volle vrijheid nog niet heeft en aldus in tegenspraak gevangen blijft. De mens heft zich hier uit het dier omhoog, hij ziet reeds om zich heen, maar staat nog niet op eigen benen en weet zich van de ketenen van het natuurlijke nog niet te bevrijden. Daar is aan toe te voegen dat die gigantische bouwwerken van de Egyptenaren half boven en half onder de aarde liggen. Heel Egypte is half een rijk van het leven en half een rijk van de dood."

Is dat niet prachtig? En is dat niet precies wat ons in Egypte altijd zal blijven fascineren, die overgang van dier naar mens, van onze onderworpenheid aan het regime van het natuurlijke naar de fase waarin wij ons lot in eigen handen namen? Werd hier niet de mens geboren uit wat er aan hem voorafging? Is Egypte daarom niet het tussenstation tussen natuur en geschiedenis - dat tussenstation dat zo beslissend zou zijn voor alles wat er na kwam tot op de dag van vandaag?

Ontstonden toen niet alle religieuze, culturele, politieke, maatschappelijke en sociaal-psychologische mechanismen die de geschiedenis van de mensheid zouden gaan beheersen?

Is het raadsel van de Sfinx, het raadsel van Egypte, niet uiteindelijk het raadsel van onszelf? Is dat niet de grond van die fascinatie door de eeuwen heen voor Egypte?

Zo ervaar ik het tenminste zelf. Misschien omdat ik het geluk had als elf- of twaalfjarige Mika Waltari's historische roman 'Sinuhe de Egyptenaar' te lezen, een aanrader.

Dat boek gaat over een arts aan het hof van Amenhotep III en zijn zoon Amenhotep IV/Akhnaton - de befaamde ketter-farao van rond 1330 v.C. die het monotheïsme uitvond - en die in 1332 v.C. werd opgevolgd door zijn zoon Toetanchamon. Ik ging op in de wereld die Waltari beschreef.

Ik denk dat je je als kind sowieso makkelijker verplaatst in de vreemde wereld die zo'n historische roman schetst, dan als oudere. Het kind is nog geen 'kind van zijn tijd', eerder 'een kind van geen enkele tijd'. Het kind springt daarom veel makkelijker over de drempel tussen heden en verleden dan de volwassene die met duizend draden aan zijn tijd zit 'vastgegroeid'. Het kind hoort eerder tot de 'natuur' en is daarom bij uitstek in staat een samenleving aan te voelen die (zoals Egypte) zich van de natuur naar de beschaving beweegt.

Ik moest daaraan terugdenken toen ik een paar jaar geleden Thomas Manns vierdelige roman 'Joseph und seine Brüder' (verschenen tussen 1933 en 1943) las.

Deze historische roman gaat over de bijbelse aartsvader Jozef, zoon van Jakob en Rachel en achterkleinzoon van Abraham, die door zijn broers vanwege zijn walgelijk aanmatigend gedrag als slaaf verkocht werd, uiteindelijk in Egypte terechtkwam, het daar schopte tot rechterhand van de farao, later door Jozua in Sichem op de Westelijke Jordaanoever begraven werd, alwaar zijn graf tot op de huidige dag te bezichtigen zou zijn.

De roman gaat vooral over Jozefs carrière in Egypte, over hoe de vrouw van Potifar verliefd op hem werd, over zijn anticyclische beleid voor de vette en de magere jaren, over hoe hij Egypte succesvol leidde door een economische crisis en over hoe hij de farao Akhnaton in zijn monotheïsme steunde. Het is een indrukwekkende roman en ik heb de tweeduizend bladzijden ervan ademloos gelezen.

Opnieuw was ik gefascineerd door het raadsel van Egypte. Maar toch was er niet die vonk die oversprong en die ik mij herinnerde van mijn lectuur van 'Sinuhe de Egyptenaar'. Deel van de verklaring is zeker dat je op oudere leeftijd inderdaad die ontvankelijkheid voor het vreemde van het verleden kwijtraakt die je als kind nog wel hebt.

Maar er is meer aan de hand, denk ik. Alles wat wij over het verleden zeggen, is onvermijdelijk een aanpassing van dat verleden aan de categorieën van nu. Daarmee doe je, hoe je het ook wendt of keert, het verleden geweld aan. Want je dwingt het verleden dan binnen categorieën die er wezensvreemd aan zijn.

Het herinnert aan een beroemd essay van de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel getiteld 'Hoe is het om een vleermuis te zijn?' Vleermuizen nemen de werkelijkheid heel anders waar dan wij, en ervaren die dus ook heel anders. De vraag is dan: hoe anders? En dan zegt Nagel dat we bij de beantwoording van die vraag nooit verder kunnen komen dan uitspraken over hoe het voor ons zou zijn om de wereld te zien zoals vleermuizen dat doen. Maar dat is uiteraard anders met die vleermuizen zelf, want die zien de wereld zoals vleermuizen die zien.

Zo is het hier ook: we kunnen nooit verder komen dan theorieën over hoe het voor ons zou zijn om een Egyptenaar te zijn ten tijde van Toetanchamon.

Meer dan dat kunnen ook Egyptologen ons nooit vertellen, hoe knap ze ook zijn. Maar de vraag hoe een Egyptenaar uit die tijd zichzelf en zijn wereld ervoer, blijft daarmee voorgoed onbeantwoord.

Toch hoeft dat niet het einde van het verhaal te zijn. Wie kent niet de kracht die soms uitgaat van objecten die het verleden ons naliet, zoals de kathedraal van Beauvais, Versailles, de Wieskirche, een middeleeuws manuscript, Van Eycks 'Aanbidding van het Lam', Rafaëls 'School van Athene' of, inderdaad, de piramiden van Gizeh en de Sfinx?

Een paar jaar geleden gaf de Amerikaanse wetenschapsfilosofe Lorraine Daston een boek uit met de uitdagende titel 'Things that talk'. Wij denken vaak dat dingen dood en stom zijn, maar de schrijvers van deze bundel tonen aan dat objecten (zoals de boom-mens op Hieronymus Bosch' 'Tuin der Lusten', het Pauweneiland bij Potsdam, of de zeepbel in de negentiende-eeuwse fysica) welsprekende gesprekspartners kunnen zijn, soms meer dan onze doorgaans nogal saaie medemensen.

En zo is het met de objecten die nu precies negentig jaar geleden werden aangetroffen door Howard Carter in het graf van Toetanchamon - het enige graf van een Egyptische farao dat relatief ongeschonden tot ons kwam. Door de Egyptische gewoonte om gestorvenen te begraven samen met zoveel mogelijk dingen die hij in het dagelijks leven gebruikt had, was het met dat graf alsof je het huis betrad van een zojuist overleden vip, met nog alles erop en eraan.

Geen enkele periode in het verleden was zo vriendelijk om aan het nageslacht zo'n rijkdom aan dingen na te laten, waarmee men zich toen in het dagelijks leven omringde. En al helemaal niet uit een verleden van 3335 jaar terug. Het is haast sciencefiction. Het is geen moeizame poging om met een historische tekst het verleden een tweede leven in te blazen, maar een regelrechte ontmoeting met het verleden zelf.

Al de in Amsterdam geëxposeerde objecten zijn als tijdreizigers; zij begonnen aan hun reis zo'n 34 eeuwen geleden, en nu zijn ze bij ons aangekomen. En zoals de bewoners van een ver en vreemd land ons kunnen vertellen over het land waar zij vandaan zijn gekomen, zo berichten die objecten het fascinerende verhaal van de wereld waarin Toetanchamon leefde en stierf.

Maar zijn die hier getoonde objecten niet slechts kopieën van de Egyptische originelen - kijken we niet naar namaak-spullen?

Dat het replica's zijn, daarover zijn de makers van de expositie in Amsterdam heel open. Maar kunnen wij, bezoekers, door te kijken naar nep-objecten wel een historische sensatie opdoen, van oog in oog te staan met het echte verleden?

De Joods-Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin schreef in 1936 dat kopieën zelfs het origineel van hun aura van authenticiteit kunnen beroven. Benjamins idee is dat bijvoorbeeld al die reproducties van Rembrandts 'De Nachtwacht' op posters, koekblikjes en suikerpotjes het origineel uiteindelijk banaliseren door het naar hun eigen zeer laag-bij-de-grondse niveau te halen.

Daar zit op het eerste gezicht wel iets in.

Toch denk ik dat het juist andersom is. Die koektrommeltjes banaliseren 'De Nachtwacht' niet, maar verheffen die juist tot een ongekende hoogte. Je kent 'De Nachtwacht' alleen van de koektrommeltjes, en dan betreed je met kloppend hart het Rijksmuseum omdat je voor het eerst eindelijk de enige en echte Nachtwacht zult zien.

En dat is nog maar de helft van het verhaal, want die reproducties varen ook wel bij die reproduceerbaarheid van het kunstwerk.

Aldus Arthur Danto in zijn prachtige 'The Transfiguration of the Commonplace' van 1981, waarin hij erop wijst dat in pop-art (denk aan Andy Warhol of Roy Lichtenstein) het reproduceren van kunstwerken zelf weer authentieke kunstwerken opleverde.

Meer nog, in 1964 'exposeerde' Warhol in de Stable Gallery in New York zoiets onnozels als een doosje waar Brillosponsjes in zaten. Hij wist aldus een volstrekte gemeenplaats uit het dagelijks leven, en waarvan er miljoenen bestaan, tot een kunstwerk te transfigureren. Vandaar de titel van Danto's boek: de gedaanteverandering van een gemeenplaats. In 1917 had Duchamps iets dergelijks al met een urinoir gedaan.

Kortom, Benjamins verachting voor reproducties en kopieën behoort tot een tijd en een kunstervaring die de onze niet meer is. Kopieën zijn niet meer altijd en onder alle omstandigheden minderwaardig. Ze kúnnen het zijn - maar niet noodzakelijkerwijs. Veel, zo niet alles, hangt van de context af. Een Brillodoosje in de vakken bij Albert Heijn is geen kunst; maar als iemand als Warhol de geest krijgt zo'n doosje als kunst te exposeren, en hij daarmee wegkomt, dan is het dat wel.

De bal wordt daarom weer bij onszelf gelegd. Er zijn geen vaste en objectieve regels voor wat wel en geen kunst is. Dat moet ieder voor zichzelf uitmaken. De wereld van de kunst is heel democratisch geworden. Zo heb ik er ook geen probleem mee dat die objecten van de Toe- tanchamon-tentoonstelling in Amsterdam kopieën zijn. Ik heb daar zo mijn argumenten voor.

Stel Romeo en Julia zijn onsterfelijk verliefd op elkaar; ze weten dat ze zonder elkaar niet leven kunnen. En dan gebeurt het onzegbare: Julia komt bij een verschrikkelijk ongeluk om het leven. Romeo is radeloos en staat op het punt Julia in de dood te volgen. Maar deze tragedie speelt niet in het vijftiende-eeuwse Verona waar Shakespeare die situeerde, maar in een toekomstige tijd waarin de biochemie in staat is om uit een enkel stukje hersenweefsel van een dode een kopie te maken die in alles - uiterlijk, innerlijk, herinneringen - identiek is aan het 'origineel', dat wil zeggen aan die dode persoon. Daartoe wordt besloten - en de dag na het ongeluk staat Julia in levenden lijve weer voor Romeo. Zou Romeo dan blijven tobben over het feit dat deze nieuwe Julia uit andere materie bestaat dan haar voorgangster? Of zou hij haar dolgelukkig over haar herrijzenis in de armen vallen? Ik vermoed toch het laatste. Bovendien, dieren en mensen vervangen voortdurend oude materie door nieuwe. En toch blijven ze in ieders ogen wie ze waren.

In die zin zijn wij allemaal Julia's. Kennelijk gaat het hier meer om de vorm dan om de materie. En als dat al zo is met Romeo's Julia, met onszelf en onze ook steeds uit nieuwe materie opgebouwde geliefden - waarom zou dat dan anders zijn met de objecten uit het graf van Toetanchamon?

Drie keer net echt: tentoonstellingen van Van Gogh, Rembrandt en Toetanchamon
'Toetanchamon, zijn graf en zijn schatten¿ is te zien tot en met 5 mei (ook op beide Kerstdagen en Nieuwjaarsdag) in Amsterdam Expo aan de Gustav Mahlerlaan 24, naast NS-station-Amsterdam Zuid. Drie kamers van het graf van de jonge farao Toetanchamonzijn nagebouwd op basis van de schetsen, notities en foto's van archeoloog Howard Carter en fotograaf Harry Burton. De kamers bevatten replica's van juwelen, amuletten, koffers, stoelen, wapens, een gouden strijdwagen, grote vergulde schrijnen en het beroemde dodenmasker. www.amsterdamexpo.nl

Op Tweede Kerstdag opent in winkelcentrum Magna Plaza, Nieuwezijds Voorburgwal 182 in Amsterdam de permanente tentoonstelling 'Rembrandt - All his paintings.' Alle 325 aanRembrandt toegeschreven schilderijen zijn op ware grootte gereproduceerd. www.rembrandtallhispaintings.com

Tot en met 19 mei is het oeuvre van Vincentvan Goghte bezichtigen in 'Van Gogh: My Dream Exhibition' in de Beurs van Berlage in Amsterdam. Te zien zijn reproducties van zijn belangrijkste werk ('digitaal hersteld en op kleur gebracht') op ware grootte en in chronologische rangschikking. www.mydreamexhibition.com

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden