Need for closure
In de scriptie waarmee mijn dochter afgelopen week haar studie psychologie afrondde viel voortdurend de term need for closure. Ik had er nog nooit van gehoord, maar ik ben ook geen psycholoog. Haar examinatoren waren onmiskenbaar wel op de hoogte.
Need for closure, wat is dat? Behoefte aan afsluiting, zou ik zeggen. Maar wat is afsluiting? Je hoort het vaak; mensen willen dat het lijk van hun geliefde gevonden wordt of de dader veroordeeld, opdat ze de zaak kunnen afsluiten. Maar het wordt, zo las ik in het Wikipedia-artikel dat helemaal aan need for closure is gewijd, ook gebruikt voor lichtere gevallen, eigenlijk voor alles wat nog openstaat. Zo kun je al een need for closure hebben als er een reclameboodschap op je wordt afgevuurd of iemand wil je iets vertellen. Het is de behoefte om ergens definitief van te weten en niet in onzekerheid voort te leven.
Er bestaat zelfs een need for closure-schaal waarop wij individueel kunnen scoren. Mensen die veel behoefte aan afsluiting hebben scoren hoog, anderen laag. Wie hoog scoort heeft behoefte aan orde en voorspelbaarheid en heeft hekel aan twijfel, wie laag scoort is flexibeler en is, zo lees ik in hetzelfde artikel, vaak veel creatiever. Zaak dus om laag te scoren op die ladder, wat mij betreft.
Maar doe ik dat ook? Ik ben in elk geval ontzettend snel afgeleid. Er hoeft maar iemand te zuchten en ik laat mijn werk zitten en vraag wat er aan de hand is. Anderzijds zit ik ook rustig een column te schrijven met Brahms’ Deutsches Requiem aan en ’Sesamstraat’ op de televisie, zoals nu. Ik maak mezelf wijs dat het goed is om in deze drukke, veeleisende tijd multifunctioneel te zijn en van alles tegelijk te doen, maar misschien ben ik wel helemaal niet geconcentreerd en heb ik nergens een duidelijk oordeel over, schiet het met mij niet op. Me dunkt dat deze tijd met al haar prikkels in het algemeen neigt naar een hoge need for closure: laat ons niet in twijfel achter.
Zo bezien hebben we de juiste premier. Vol bewondering zat ik vorige week naar Mark Rutte’s inaugurele premierspraatjes te luisteren, eindelijk weer eens een heldere spreker. En al was ik het met een heleboel niet eens, het was al een opluchting om precies te snappen wat hij bedoelde. Misschien was zijn voorganger in dat opzicht creatiever, of een lyricus; ik begreep soms niks van zijn woordenbrij. De dichter Balkenende.
De duidelijkheid die me in de politiek bevalt laat me elders volkomen koud. Reclames doen me alleen wat als ze leuk zijn en niet ter zake doen: een bijziende agent die een oud dametje voor een verkeerspiraat aanziet, een man die onhandig van z’n bromfiets valt, twee wasmiddelen en het een is beter dan het ander, dat doet me niks.
Mijn behoefte aan duidelijkheid en afronding is kortom nogal willekeurig. De helpdesk moet duidelijk zijn, maar mijn kinderen mogen in de ruimte zwetsen. En misschien verschilt het ook wel per moment. ’s Ochtends schrijf ik columns, ’s avonds gedichten. Nooit andersom.