Interview
'Nee, we zijn niet geneigd genocide te voorkomen'
Kan de wereldgemeenschap genocides en massaslachtingen voorkomen? Roméo Dallaire, voormalig VN-commandant in Rwanda en nu activist tegen kindsoldaten, is pessimistisch gestemd.
Hij stond aan het hoofd van de VN-troepenmacht in Rwanda en moest machteloos toezien hoe daar in 1994 in amper honderd dagen 800.000 mensen werden afgeslacht (zie kader onderaan). Hij wilde de wapenopslagplaatsen van de extremisten oprollen, maar dat werd hem verboden: dat was geen onderdeel van zijn mandaat. En toen het bloedbad begon waren zijn troepen te gering in aantal en te slecht bewapend om iets uit te richten.
Sinds hij een diepe persoonlijke crisis ten gevolge van posttraumatische stress te boven kwam, reist de Canadese generaal b.d. Roméo Dallaire de wereld rond om de volgende genocide - bijvoorbeeld in Zuid-Soedan - te voorkomen. Vorige week sprak hij in Amsterdam de dertiende 'Nooit Meer Auschwitz'-lezing uit.
'Nooit meer...', is dat meer dan een slogan? Is het iets waar u echt in gelooft, of móet u er wel in geloven omdat anders het leven, de mensheid alle waarde verliest?
"In Rwanda heb ik ervaren dat dat idee van 'Nooit Meer' niet werkte. De leus komt voort uit de Joodse ervaring. Misschien heeft het voor die Joodse gemeenschap gewerkt, als een afschrikking tegen antisemitisme - tot op zekere hoogte. Maar 'Nooit Meer' heeft niet gewerkt voor Cambodja, Srebrenica en Rwanda.
"Bij Rwanda gold dat alles wat bezuiden de Sahara gebeurt, niet op de radar van de ontwikkelde landen voorkomt - zeker niet na 'Mogadishu' (de VN-interventie in Somalië, die mislukte nadat in 1993 een Amerikaanse helikopter was neergehaald en naakte lijken van Amerikaanse militairen door de straten werden gesleurd, red.). Daarop vaardigde Bill Clinton zijn presidentiële richtlijn 25 uit, die vastlegde dat de VS zich alleen zouden mengen in conflicten om hun eigen belangen te verdedigen.
"Ik had in Rwanda geen enkel mandaat en rondom mij was het een slachthuis. Onder die omstandigheden had ik drie keuzen: kon ik naar huis terugkeren en vergeten dat het ooit gebeurd was, proberen ermee te leven, of die bastards pakken. Ik koos voor het laatste, vooral door getuigenissen te verzamelen om een tribunaal te helpen ze achter slot en grendel te zetten.
"Mijn tweede stap was ervoor te zorgen dat de genocide niet wordt vergeten. Juist omdat de Rwandezen zelf het geld noch de internationale invloed hebben om die aandacht levend te houden aan zoiets gruwelijks op een plaats in de wereld waar niemand zich om bekommerde. Zeker niet in het Westen, waar ze min of meer denken dat je zulke slachtingen nu eenmaal kunt verwachten in Afrika."
Wie is Roméo Dallaire?
Roméo Antonius Dallaire werd in 1946 in Denekamp geboren als kind van een Nederlandse moeder en een Canadese soldaat. Het gezin verhuisde naar Canada toen hij zes maanden oud was. Met zijn vader, de bevrijder, als grote voorbeeld, koos hij na zijn schooltijd voor een militaire opleiding.
In 1993 werd hij benoemd tot commandant van Unamir, de VN-missie, die moest toezien op de uitvoering van het zogeheten Arusha-akkoord, dat een einde moest maken aan de burgeroorlog in Rwanda. In plaats daarvan was hij de machteloze getuige van een genocide. Nadien probeerde hij tot drie keer toe zelfmoord te plegen. Nog altijd lijdt hij aan post-traumatische spanningen.
In zijn - ook verfilmde - boek 'Shake Hands with the Devil' heeft hij zijn verhaal vastgelegd. Na zijn militaire loopbaan werd hij benoemd tot senator. Met een door hem opgerichte stichting zet hij zich in voor het lot van de kindsoldaten en reist daartoe veelvuldig naar de conflictgebieden in Afrika, waaronder Zuid-Soedan.
Volgens Dallaire dragen de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië zware verantwoordelijkheid voor het niet-ingrijpen destijds. Met Frankrijk hadden de zittende Rwandese machthebbers nauwe banden, in dat land hadden zij gestudeerd.
Franse militaire adviseurs in Rwanda wisten veel beter wat er speelde dan de VN-macht, die niet beschikte over een eigen inlichtingenapparaat. Ook de Britten wisten goed wat zich afspeelde: in hun voormalige kolonie Oeganda stond de wieg van de RPF-rebellen. En de VS, waar een actieve Tutsi-gemeenschap zich met de gang van zaken in Rwanda bemoeide, toonde gebrek aan leiderschap.
Maar, zegt Dallaire: "Ik houd op de eerste plaats Boutrous Ghali (toenmalig VN-secretaris-generaal, red.) verantwoordelijk. Met zijn gecentraliseerde manier van leidinggeven belette hij het VN-secretariaat zich rechtstreeks tot de Veiligheidsraad te wenden. En hij was zelf heel vaak onbereikbaar, waardoor informatie gewoon niet werd doorgegeven aan de Veiligheidsraad."
Zijn de VN niet per definitie machteloos als de belangrijke staten hun eigen agenda hebben?
"Ja, maar je mag toch verwachten dat een VN-secretaris-generaal op zijn minst zijn best doet."
Was het wel mogelijk geweest om de Rwandese partijen te dwingen tot politieke samenwerking, zoals het Arusha-akkoord wilde?
"Als we in een eerder stadium de plannen van de extremisten om met geweld onrust te zaaien hadden kunnen verijdelen en de toevoer van wapens hadden kunnen aanpakken, was er misschien een kans geweest. Met internationale hulp hadden we wellicht de situatie kunnen stabiliseren en een ander scenario kunnen creëren dat niet had uitgemond in die ineenstorting in april 1994."
Op welk moment besefte u dat de situatie niet te keren was?
"Toen de Hutu-extremisten, de interahamwe-milities, niet alleen de Tutsi-leiders aan het vermoorden waren, maar bevel kregen straatblokkades op te werpen en te beginnen te moorden. Dat was het punt waar er geen stoppen meer aan was. Die interahamwe waren allemaal kindsoldaten, 15, 16, 17 jaar oud."
U zei dat u die 'bastards' wilde pakken. We hebben het over kinderen en over leiders. Kinderen kun je toch niet vervolgen? En kun je leiders vervolgen als je die later nog nodig hebt?
"Wat de kindsoldaten betreft: conventies die hen beschermen kennen we sinds 2000-2001, zij werden toen nog beschouwd als strijders. Je kon ze toen hooguit arresteren. Ik wist heel goed dat beide kanten kindsoldaten inzetten, al hadden we er geen rekening mee gehouden dat dat zo massaal zou gebeuren.
"Ik wilde indertijd het leiderschap van de extremisten pakken en straffen. De uitvoerders zijn voor het tribunaal gebracht en zitten in de gevangenis, hoewel sommigen nu vrijkomen. Maar degenen die bedacht hebben dat ze voor eens en voor altijd van het probleem van die in hun ogen steeds machtiger Tutsi's af wilden door ze uit te roeien, zijn geëvacueerd door de Fransen en lopen nu vrij rond in Frankrijk en België. Die Hutu-leiders en -intelligentsia vormen de echte bedreiging voor de stabiliteit. Ze hebben ook nog na de genocide drie jaar lang Hutu-strijders gesteund om het land opnieuw te destabiliseren. En de angst bestaat dat ze het blijven proberen. Het verklaart gedeeltelijk de paranoia van Kagame (de huidige president van Rwanda en voormalig leider van de RPF die met harde hand regeert, red.)."
De VS verliezen macht, en China en Rusland creëren eigen machtsblokken en invloedssferen. Zijn de VN niet nog verdeelder en onmachtiger om slachtingen te voorkomen dan destijds?
"We verkeren nu niet in een betere situatie om zo'n genocide te voorkomen, nee. Terwijl er wel lessen zijn getrokken door de VN: we kennen nu het principe van 'de verantwoordelijkheid tot beschermen' (een in 2005 overeengekomen norm dat de internationale gemeenschap bij grootschalige misdrijven moet ingrijpen, red.). Dat principe houdt dus niet in dat je, zoals in Libië, partij kiest, rebellen helpt met wapens, vanuit de lucht bombardeert, maar zelf buiten schot blijft en de hele regio destabiliseert, in plaats van de bevolking te beschermen.
"Maar het ontbreekt aan staatsmanschap en bereidheid om grondtroepen in te zetten om mensen te beschermen tegen extremistische krachten. Toen Kadafi zei dat hij 'kakkerlakken' ging vernietigen zei hij precies hetzelfde als de extremisten in Rwanda. Toen hadden we meteen troepen moeten inzetten.
"Als we in het eerste half jaar in Syrië hadden ingegrepen, hadden we kunnen helpen spanningen terug te dringen, met een relatief kleine troepenmacht. Nu zou je het met honderdduizenden militairen moeten opnemen tegen een wirwar aan tot de tanden gewapende groeperingen. Geen land ter wereld is daartoe bereid."
We hebben dan ook in Somalië, Afghanistan en Irak slechte ervaringen opgedaan met interventie door grondtroepen. En troepen van de VS of van voormalige koloniale machten worden al gauw gezien als imperialistische bezetters. En een bijeengeraapt leger van matig getrainde soldaten uit diverse arme landen is ook geen recept voor succes.
"Middelgrote landen, van Canada tot Brazilië, Duitsland, Japan, Nederland en de Scandinavische landen zouden het voortouw moeten nemen, in samenwerking met landen in de regio. Ze moeten ophouden steeds op de grote oude machten te rekenen om het zware werk te doen. Maar zij hebben niet de politici met de moed en de overtuigingskracht om hun landen tot engagement en het risico op gesneuvelde militairen te bewegen. Die middle powers zouden gezamenlijk de ruggegraat moeten vormen van interventies, op basis van de internationale afspraken over de 'verantwoordelijkheid om te beschermen'."
Denkt u dan ook aan de burgeroorlog in Zuid-Soedan?
"Zuid-Soedan is een voorbeeld van een situatie die nu nog op te lossen is met een relatief kleine troepenmacht. Er ligt een vredesakkoord dat ook niet heel slecht is. Maar het eindigt in een Rwanda als we dat laten lopen, en daar ziet het naar uit."
U bent pessimistisch over de bereidheid van de internationale gemeenschap dat te voorkomen?
"Sinds 1994 is de factor eigenbelang steeds doorslaggevender geworden. Daar komt bovenop dat de strijdende partijen nog meedogenlozer zijn geworden en zich nog minder gelegen laten liggen aan internationale conventies of wetten. Zij zijn degenen die anno 2016 het initiatief in handen hebben. Dus nee, we staan er niet beter voor dan 21 jaar geleden."
Dat betekent dat het wachten is op de volgende genocide?
"Nee! We moeten juist zorgen dat het echt nooit meer gebeurt. Wereldleiders houden jaarlijks een Davos-conferentie over de economie in de wereld. Laten we werken aan zo'n conferentie waarin die wereldleiders praten over het voorkomen van humanitaire crises."
De Rwandese genocide
De genocide in Rwanda in 1994 kostte naar schatting 800.000 mensen het leven: meest Tutsi's die louter op grond van hun etniciteit werden gedood, maar ook Hutu's die behoorden tot gematigde partijen.
Onder Belgisch koloniaal bewind verkeerden de Hutu's, de grootste bevolkingsgroep, in een achtergestelde positie. Een opstand van Hutu-groeperingen bracht Rwanda in 1962 onafhankelijkheid. Honderdduizenden Tutsi's vluchtten naar de buurlanden.
Begin jaren '90 vond vanuit Oeganda een offensief plaats van de RPF, een rebellenleger van (vooral) Tutsi's geleid door Paul Kagame, de huidige president van Rwanda.
Bij een akkoord in 1993 kwamen de strijdende partijen in Arusha (Tanzania) overeen dat ze een regering van nationale eenheid zouden vormen. Een VN-troepenmacht van 2500 militairen zou op de naleving toezien. Maar onderhandelingen over de ministersposten kwamen muurvast te zitten.
Na het neerhalen van het vliegtuig met aan boord Hutu-president Habyarimana, op 6 april 1994, begonnen Hutu-milities, de Interahamwe, onmiddellijk met moorden. Tot de eerste slachtoffers behoorden de gematigde premier Agathe Uwilingiyimana en haar tien Belgische VN-bewakers. Het moorden duurde tot de RPF in juli het land had veroverd.
Dankzij Frans ingrijpen ontkwamen veel Hutu-extremisten naar Europa en naar Congo. Onder hen de weduwe van president Habyarimana (zij woont in Frankrijk) en leden van een kliek rondom haar.
Het Rwanda-tribunaal van de VN heeft 61 schuldigen veroordeeld. Ook in Rwanda en elders zijn plegers berecht.