Nederlanders en Duitsers zijn niet erg vatbaar voor populisme
In Frankrijk en Groot-Brittannië hebben burgers het minste vertrouwen in hun politieke systeem.
Nederland en Duitsland zijn minder vatbaar voor populisme dan Frankrijk en Groot-Brittannië, concludeert het internationale onderzoeksbureau Kantar Public in een vandaag gepubliceerde studie.
Kantar liet vorige maand bijna vijfduizend mensen uit de vier onderzochte landen vragen beantwoorden over onder meer hun vertrouwen in de toekomst, visie op de politiek, en geloof in maatschappelijke instituties.
In Nederland voerde Tim de Beer het onderzoek uit. “Mensen zijn vatbaarder voor populisme als zij weinig vertrouwen hebben in instituties, als zij vinden dat ze niet gehoord worden, of een kloof tussen burger en politiek ervaren. We hebben mensen dan ook over al die onderdelen bevraagd.”
In Frankrijk springt eruit dat 81 procent van de bevolking denkt dat ‘de elites de afgelopen twintig jaar compleet gefaald hebben’. In Duitsland en Nederland liggen de percentages met 28 en 43 procent fors lager.
In Frankrijk denkt ook maar 17 procent van de bevolking positief over politieke partijen. Met respectievelijk 35 en 46 procent voelt een forse minderheid van de Fransen en Britten zich ook ‘gemarginaliseerd in eigen land’. In Nederland en Duitsland gaat het om 26 en 17 procent van de bevolking.
Krachtdadig leiderschap
Een andere conclusie is de roep om een sterke leider onder een meerderheid van de Nederlanders, Fransen en Britten. Alleen in Duitsland wijst driekwart van de bevolking dit idee af. Volgens onderzoeker De Beer betekent een vraag naar sterke leiders niet dat mensen per se antidemocratisch zijn. Zolang zij vertrouwen houden in democratische instituties en het politieke bestel is het eerder een wens om krachtdadig leiderschap binnen de grenzen van de democratie.
Zorgelijker wordt het volgens De Beer als de wens om sterke leiders samengaat met een kloof tussen elite en burgers, zoals het onderzoek in Frankrijk laat zien. In dat geval is er misschien iets mis met de staat van het politieke en maatschappelijke bestel in een land. In Nederland wijst de roep om krachtdadig leiderschap er volgens De Beer eerder op dat mensen hun geduld met het poldermodel van uitgebreid overleggen verliezen.
Beroepspolitici
Opmerkelijk is ook dat juist Nederlanders politiek aan beroepspolitici willen overlaten. Als enige van de vier onderzochte landen wil slechts een minderheid, van 44 procent, dat burgers in plaats van politici de belangrijkste beslissingen over beleid nemen. In Frankrijk is maar liefst 73 procent daar voorstander van. Van de Fransen wil ook 74 procent liever vertegenwoordigd worden door een medeburger dan door een politicus. In Nederland wil maar 35 procent van de mensen dat. De Beer maakt hieruit op dat de wens om politiek direct door de samenleving zelf te laten bedrijven minder wijdverbreid is dan soms gedacht. Bij de afgelopen Kamerverkiezingen behaalde Geenpeil, dat als levende stemkastjes voor zijn achterban in de Tweede Kamer wilde zitten, 4935 stemmen.
Binnen landen zelf loopt de belangrijkste kloof volgens De Beer tussen hoger- en lageropgeleiden. In ieder land zijn mensen met een lagere opleiding eerder negatief over de toekomst, en denken zij vaker dat het nu slechter gaat dan tien jaar geleden. En dergelijk pessimisme maakt dat zij eerder stemmen op populistische partijen.
Een stelsel met meer partijen geeft meer vertrouwen, zegt politicoloog Tom Louwerse. ‘Zoals in Nederland.’
“Er is volgens het onderzoek van Kantar Public in Nederland vrij veel vertrouwen in de democratie. Dit komt redelijk overeen met wat we uit ander onderzoek weten. En als de vraag abstracter is, wordt het antwoord positiever. Zo is er meer vertrouwen in democratie dan in instituties, zoals politieke partijen”, zegt Tom Louwerse, universitair docent politicologie aan de Universiteit Leiden.
Speelt het kiesstelsel een rol bij het vertrouwen in de democratie?
“Een meer proportioneel stelsel, zoals in Nederland en Duitsland, geeft meer vertrouwen. Als je meer partijen hebt, is de kans groter dat je je mening bij één daarvan kwijt kunt.
“In het Verenigd Koninkrijk heb je bij het districtenstelsel vaak maar twee partijen waaruit je kunt kiezen, de Conservatieven en Labour. Als jouw kandidaat een meerderheid van de stemmen haalt, ben je vertegenwoordigd in het parlement en anders niet. Uit het onderzoek van Kantar Public komt dan ook naar voren dat 60 procent van de Nederlanders en 64 procent van de Duitsers vertrouwen heeft in de democratie. Bij de Britten en de Fransen liggen die percentages duidelijk lager, op 47 en 51 procent.”
Daalt het geloof in de werking van de democratie?
“Er zijn fluctuaties, maar in het algemeen is het geloof in de democratie constant hoog in Noordwest-Europa. In Zuid-Europese landen die sterk zijn getroffen door de economische crisis, zoals Griekenland, is dat anders. Daar heeft de steun voor de democratie een deuk opgelopen.”
Wat is er nodig om meer krediet op te bouwen?
“Als mensen het idee hebben dat zij gehoord worden, zullen zij meer vertrouwen hebben. Dat politici daadkracht tonen, helpt ook. Maar opvallend is dat mensen niet geloven in gemakkelijke oplossingen.
“Mensen zijn niet gek. Slechts 35 procent meent dat een burger beter kan besturen dan een beroepspoliticus. Toch is er ook wel een grote groep negatief over de politiek; 24 procent is negatief of redelijk negatief. Dat is geen meerderheid, maar wel een groot deel van de bevolking.”
Lees ook: