Nederland komt op voor Palestijnse boeren
Nederland heeft boetes voor Palestijnse boeren betaald. Deze werden door Israël opgelegd omdat de boeren geen vergunning hadden om een stuk landbouwgrond te bewerken.
Minister Ploumen van Ontwikkelingssamenwerking liet dit donderdag weten na Kamervragen van SGP'er Kees van der Staaij en PvdA'er Michiel Servaes. Ploumen heeft in antwoord hierop laten weten dat de boetes in totaal 11.382 euro bedroegen. Zes vragen hierover.
1) Waarom kregen de boeren de boete?
De Palestijnse boeren bewerkten een stuk grond in Area C, dat wil zeggen gebied op de Westelijke Jordaanoever waar het Israëlische leger de touwtjes in handen heeft (zie kader onderaan). De boeren deden dat met hulp van Nederlands ontwikkelingsgeld.
Alleen, Israël had geen vergunning gegeven voor het in gebruik nemen van de grond voor landbouw. De autoriteiten namen daarop de landbouwwerktuigen van de boeren in beslag. De internationale gemeenschap (vooral de EU en ook Nederland) dringen er al langer bij Israël op aan dat het soepeler moet omspringen met deze vergunningen. Alleen zo kan de Palestijnse economie weer wat opkrabbelen.
Maar Israël verleent alleen in een zeer beperkt aantal gevallen een vergunning. Uit cijfers van de Wereldbank blijkt dat het land in 2010 slechts 1,6 procent van alle aanvragen van Palestijnse boeren erkende.
2) Waarom heeft Nederland de boete betaald?
Nederland financiert in dit gebied een ontwikkelingsproject voor boeren. Zowel de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah als de ambassade in Tel Aviv hebben aangedrongen op een oplossing waarbij de boeren weer aan de slag konden. Israël gaf aan dat het betalen van een boete de zaak weer vlot zou trekken. Na toestemming van Den Haag is die met Nederlands hulpgeld betaald.
3) Maar een boete betalen kan toch moeilijk gezien worden als ontwikkelingshulp?
Dat weet Ploumen ook. Tegen de Kamer verklaarde ze dat vernielingen en vergunningsproblemen een risico zijn voor projecten in dit specifieke gebied. Maar ze vindt het belangrijk dat de boeren kunnen blijven werken. "Economische ontwikkeling draagt eveneens bij aan stabiliteit", schrijft ze in haar antwoord. "Zonder internationale steun is het nog moeilijker voor Palestijnen hun bedrijf voort te zetten in Area C." Het betalen van de boetes voorkwam bovendien dat de grond te lang ongebruikt bleef. Want dan neemt de kans toe dat Israël dergelijke grond tot staatsland verklaart waardoor de boeren er helemaal geen gebruik meer van kunnen maken.
4) Heeft Nederland eerder soortgelijke boetes betaald?
Ja, de afgelopen vijf jaar heeft Nederland 91.000 euro voor soortgelijke hulp aan de Westelijke Jordaanoever uitgetrokken. Een deel hiervan ging op aan boetes, een ander deel was voor het herstel van schade die Israëlische kolonisten hadden aangericht. Tussen 2010 en 2015 vernielden kolonisten vooral gewassen, waterbakken en omheiningen, laat de minister weten.
5) Hoeveel geld steekt Nederland in landbouwprojecten op de Westoever?
De projecten maken deel uit het 'Land and Water Resource Management', één van de Nederlandse projecten waarmee landbouwgrond wordt ontwikkeld en in de watervoorziening wordt geïnvesteerd. Het project loopt van 2013 tot en met 2016 en wordt door een aantal lokale Palestijnse organisaties uitgevoerd. Nederland heeft hier zo'n 8,8 miljoen euro in gestoken, laat een woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken weten. Nederland is een van de weinige donoren in de Palestijnse landbouwsector.
6) Kan dit soort hulp gezien worden als partij kiezen in het Palestijns-Israëlisch conflict?
De minister stelde in haar antwoorden dat Nederland met dit soort hulp de situatie van de Palestijnse bevolking wil verbeteren. Ook in Gaza geeft Nederland al langer ontwikkelingshulp, bijvoorbeeld bij de aanleg van de haven daar. Zolang er geen politieke oplossing is van het Palestijns-Israëlisch conflict, blijft het kabinet volgens Ploumen in gesprek met de Israëlische autoriteiten om problemen rond dit soort projecten op te lossen.
Status van de gebieden op de Westelijke Jordaanoever
De Westelijke Jordaanoever kreeg met het oog op het stichten van een Palestijnse staat na de Oslo-akkoorden in 1994 in bepaalde gebieden een beperkte autonomie. Het gebied is opgedeeld in drieën, van meer naar minder Palestijnse autonomie.
Area A: 18 procent van het grondgebied, hier woont 55 procent van de Palestijnse bevolking. De Palestijnse Autoriteit oefent zowel het burgelijk bestuur als het veiligheidstoezicht uit.
Area B: 20 procent van het grondgebied, hier woont 41 procent van de Palestijnse bevolking. De Palestijnse Autoriteit oefent het burgerlijk bestuur uit en het Israëlische leger gaat over het veiligheidstoezicht.
Area C: 62 procent van het grondgebied, hier woont 5,8 procent van de Palestijnse bevolking. Het Israëlische leger heeft hier bijna de totale regie over het burgelijk bestuur en gaat ook over het veiligheidstoezicht.