Nederland is referendum-proof, zolang er machtsconcurrentie is
Referenda roepen grote aarzelingen op. Op 12 april berichtte Trouw dat D66, PvdA en GroenLinks inmiddels twijfelen over de voortgezette behandeling van het door henzelf geïnitieerde bindend correctief referendum in tweede lezing. Het referendum in Turkije van 15 april bewijst volgens menigeen dat referenda de democratie uithollen.
Het lijkt erop dat naarmate stemmen populairder wordt onder de bevolking de angst ervoor onder de politieke elite evenredig toeneemt. Stemmingen grijpen op alle domeinen van het leven in. Op internet is met een eenvoudige 'like' snel een voorkeur doogegeven, op elk 'trending topic' volgt een peiling en we kijken eerst even naar de scores op iens.nl alvorens we een restaurant bezoeken om er snel onze eigen score aan toe te voegen. De roep om referenda is dan niet verrassend en, het moet gezegd, als uitdrukking van een publieke opinie gerichter dan de vierjaarlijkse stem voor Tweede Kamer of gemeenteraad.
Net als andere democratische instituties moet het referendum natuurlijk kritisch worden bevraagd, maar dan wel op juiste gronden. Het argument dat we veel horen is dat van de bedreiging van de rechtsstaat. Het referendum in Turkije als bewijs daarvoor opvoeren is retorisch slimme framing, maar van zeer beperkte relevantie voor de Nederlandse rechtsstaat. De afstand tussen het centraal-gestuurde, machtsgrijpende referendum van Erdogan en het correctieve wetgevingsreferendum van Nederlandse snit - van onderop aangevraagd, louter reagerend op parlementair vastgestelde wetgeving - is minstens zo groot als de afstand tussen het Nederlandse verkiezingssysteem en dat wat zich nu in Turkije onwikkelt.
Als verkiezingen in bepaalde landen democratische façades optrekken voor autocratische politiek is dat nog geen reden om af te zien van alle verkiezingen. Net zomin zouden we alle referenda moeten verketteren omdat autocratische varianten dat verdienen. Zulke referenda geven, in de woorden van politicoloog David Altman, 'people to the powerful' en niet 'power to the people'. Voor het Nederlandse, vanuit de burgerij geïnitieerde referendum zijn veel zinniger en leerzamer referentiepunten te vinden. Landen als Zwitserland, Denemarken, Ierland en de meeste Duitse deelstaten bewijzen dat een aanzienlijke rol voor referenda goed met representatieve democratie kan worden gecombineerd.
De Nederlandse referendumpraktijk is vergeleken hiermee nog zeer bescheiden en voorzichtig ontwikkeld. De gevreesde aantasting van de rechtsstaat ligt bij een correctief referendum - reagerend op parlementaire wetgevingsarbeid - ook niet erg voor de hand. Eerder biedt het de samenleving een noodrem ingeval partijpolitiek tot besluiten leidt die de rechtsstaat bedreigen.
Men kan het referendum als stijlfiguur gebruiken voor een naar populisme afglijdende democratische cultuur, maar is de vertegenwoordigende democratie dan het beste tegengif? Kenmerkend voor de politieke representatie in hedendaags Nederland zijn incidentenpolitiek en een risico-regelreflex die bestendige uitvoering van beleid en wetgeving juist bedreigen.
In plaats van een generieke banvloek uit te spreken over het referendum, zou de zorg uit moeten gaan naar het democratisch ethos en staatkundig gesternte dat nodig is om een rechtsstaat in stand te houden. Telkens werd in de geschiedenis een rechtsstaat pas duurzaam in een pluriforme samenleving met stevige machtsconcurrentie. Alleen dan worden machthebbers van rechtsstatelijke handboeien en tegenmacht voorzien. Het maatschappelijk fundament in Nederland is stevig genoeg om de aanvullende 'check' van het correctief referendum aan te kunnen.
undefined