Nederland in trek bij Angolezen
Afrikaanse migranten komen na een lange reis uitgeput aan in Europa. Denken we. Maar Angolezen bijvoorbeeld kwamen gewoon vliegen.
Tussen 1998 en 2002 vroegen ruim tienduizend Angolese migranten asiel aan in Nederland. Een extreme stijging in korte tijd. In 2001 en 2002 vormden ze hier zelfs de grootste groep asielaanvragers.
Met Nederland had Angola geen bijzondere banden. Waarom kwamen de Angolezen dan toch hierheen? En hoe, terwijl de grenzen van Europa steeds verder op slot gingen? Joris van Wijk sprak 150 Angolese migranten en wist het verhaal te achterhalen. Deze week promoveerde hij op zijn onderzoek.
Van Wijk: „Het verhaal van de asielzoekers begint meestal in de hoofdstad Luanda. Veel jongens wilden er weg omdat ze anders in dienst moesten.” Na de verkiezingen in 1992, waarvan Unita-leider Jonas Savimbi de uitslag niet accepteerde, verhevigde de burgeroorlog. De armsten vluchtten naar buurlanden, de rijkste honderd families verrijkten zich, de lagere middenklasse zocht naar andere uitwegen.
Van Wijk: „De burgeroorlog bereikte de hoofdstad nauwelijks, maar als soldaat was de kans om in het binnenland te sterven reëel. Er was geen werk, geen goede huisvesting en geen geld of netwerk voor een studie. Maar als ik naar beweegredenen vroeg, kreeg ik ook vaak de vraag: waarom doe jij hier dit onderzoek? Jij wilt toch meer van de wereld zien? Dat willen wij ook!”
Van Wijk: „En toen ging het rondzingen dat het in Nederland goed was: je kreeg er een huis en kon er voor niets studeren.” Die informatie kwam van de eerste Angolese pioniers. Die vertrokken uit Portugal, waarheen vanouds werd gemigreerd, maar waar steeds minder werk en meer discriminatie was. Of ze werden aangetrokken door de aantrekkelijke prijs van Nederlandse tweedehandsauto’s. ’Radio trottoir’ deed de rest. Van Wijk: „Je moet die kennis overigens niet overschatten. Angolezen vergeleken voor hun vertrek niet het asielbeleid van de Europese landen op internet. Wat asiel aanvragen precies is, hoorden de meesten pas hier.”
En dan? Hoe regel je de reis? „De vraag is: heb ik een familielid in Portugal dat een uitnodiging kan sturen zodat ik een tijdelijk visum krijg? Of ken ik misschien een buurvrouw die op de ambassade een visum kan regelen? Zo niet, dan moet je op zoek naar mensen met goede contacten. Maar hoe meer tussenpersonen, hoe meer geld je kwijt bent.”
De migranten vlogen meestal naar Portugal en reden dan met de auto naar Nederland. De nieuwkomers leerden van vrienden het woord ’asiel’ en kregen tips voor een goed verhaal. Vertel dat je ouders zijn overleden, dat je door een onbekende bent meegenomen en dat je je verder niet veel meer herinnert, was het advies. Velen konden profiteren van het uitstel van vertrek-beleid.
Van Wijk: „Veel jongens vertelden me dat het leven hier tegenviel. Ze hebben geen succes gehad met studie of werk. En ze hebben het er moeilijk mee dat ze twee verhalen meetillen. Wanneer vertel je dat je eigenlijk een paar jaar ouder bent of dat je moeder nog leeft? Hulpverleners die willen helpen, gaan dan in op de traumatische omstandigheden in het land van herkomst, maar die verhalen kloppen niet altijd.”
In 2002 was de oorlog voorbij en liepen de tijdelijke verblijfsvergunningen af. Angolezen vormen de grootste groep vrijwillige terugkerende asielzoekers. In 2004 en 2005 werden daarmee 400 per jaar door de overheid geholpen. Anderen regelden het zelf. Als Nederland betaalt, zei een respondent, „kom je op het vliegveld aan als ex-asielzoeker, terwijl iemand die zelfstandig terugkeert, aankomt als reiziger”.