Nederland dreigt minder aantrekkelijk te worden voor buitenlands talent
Nederland moet aantrekkelijk blijven voor buitenlands talent en dat vraagt om behoud van beurzen, aldus de KNAW.
Het aantal wetenschappers dat Nederland verlaat, groeit. Maar dat doet ook het aantal buitenlandse breinen dat naar Nederland komt. Nóg is er evenwicht tussen die twee stromen, constateert de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) in een advies dat zij vandaag publiceert. Maar als de overheid de koers niet verlegt, wordt het evenwicht verstoord en gaan er meer dan er komen.
Dertig procent van het wetenschappelijk personeel in Nederland is van buitenlandse komaf. Tien jaar geleden was dat nog 20 procent. Het Nederlandse niveau is vergelijkbaar met dat van een internationaal georiënteerd land als Groot-Brittannië en een stuk hoger dan bijvoorbeeld in Duitsland. De groei zit echter vooral in de lagere academische rangen: universitair (hoofd)docent; het aantal buitenlandse hoogleraren groeit mondjesmaat.
De belangrijkste bestemmingen voor onderzoekers die Nederland verlaten zijn de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland. De belangrijkste leveranciers van onderzoekers aan Nederland zijn Duitsland, Italië en China.
Aantrekkelijk blijven
De groei van het wetenschappelijk grensverkeer doet zich niet alleen hier voor, maar overal. De grootste groep inkomende onderzoekers in de VS zijn Chinezen, en andersom vormen Amerikanen de grootste groep inkomende breinen in China. Uit een eerdere studie van onderzoeksinstituut CWTS in Leiden bleek al dat die groeiende mobiliteit de wetenschap goed doet; onderzoekers die in verschillende landen hebben gewerkt, blijken het succesvolst en invloedrijkst.
Voor een gezond wetenschappelijk bedrijf is het dus zaak aantrekkelijk te blijven voor buitenlands talent. Nederland is een aanlokkelijke bestemming omdat wetenschap hier op een hoog niveau staat, omdat er een gezonde balans gevonden kan worden tussen werk en privé, omdat de kinderen hier goed onderwijs kunnen volgen, én omdat er voor buitenlands onderzoekers goede subsidiemogelijkheden zijn.
Maar in dat laatste zit Nederlands achilleshiel, waarschuwt de KNAW. Een belangrijke trekker is de zogenoemde Vernieuwingsimpuls, een vermaard beurzenprogramma van onderzoeksfinancier NWO. Circa een derde daarvan gaat naar buitenlandse onderzoekers. Na afloop van de subsidieperiode blijven die veelal in Nederland, waarmee ze een blijvende versterking vormen van de Nederlandse academische rangen.
Loopbaanperspectieven
Het probleem is dat de ruimte voor de Vernieuwingsimpuls, en voor andere ‘vrije’ subsidieprogramma’s, krimpt. De kans op het krijgen van subsidie wordt kleiner. Oorzaak is dat de Nederlandse overheid een steeds groter deel van haar onderzoeksmiddelen koppelt aan grote maatschappelijke vraagstukken, zoals klimaat, duurzame ontwikkeling, voeding en gezondheid. Steeds minder geld is er voor het bevredigen van de nieuwsgierigheid van de fundamentele wetenschapper, voor de vragen die uit de wetenschap zelf komen. Als die trend doorzet, waarschuwt de KNAW, wordt Nederland minder aantrekkelijk voor buitenlands talent.
Een andere zwakte die Nederland kan nekken, is het gebrek aan lange adem. In het onderzoeksbeleid is de lange termijn ver te zoeken. Structurele financiering voor langlopende programma’s kwam voorheen uit de opbrengsten van de aardgaswinning. Maar die worden daarvoor nu niet meer ingezet. Boven veel onderzoeksprogramma’s hangt sindsdien het vraagteken van de vervolgfinanciering.
De universiteiten en onderzoeksinstituten, zegt de KNAW, moeten vooral zorgen voor goede loopbaanperspectieven voor wetenschappelijk talent, en dat talent niet verbranden in een afrekencultuur, waarin onderzoekers meer voortgangsnotities schrijven dan wetenschappelijke publicaties. De universiteiten zouden ook moeten samenwerken bij het aantrekken van buitenlands talent, bij hun warme opname in de academische gemeenschap en bij het vinden van een baan voor hun partners.