Naoorlogs Poelenburg staat er niet goed voor, toch kun je er plezierig wonen
Naoorlogse wijken staan er sociaal-economisch gezien zwak voor, zegt het CBS. In het Zaanse Poelenburg is dat niet anders.
Vraag bewoners van Poelenburg waaraan ze zich het meest ergeren in hun wijk, dan zeggen de meesten: vuil op straat. Eén dag per week, op maandag, mag hier in de zuidoosthoek van Zaandam grof vuil aan de straat gezet worden. Maar ook op andere dagen ligt en staat het afval her en der. Een bank in het gras bij een flat. Twee matrassen. Een kast, netjes gedemonteerd en daarna toch maar gewoon op straat gepleurd, samen met twee stoelen, wat kartonnen dozen en ook weer een matras.
Vier buurtbewoners lopen op deze grijzige doordeweekse dag in een felgroen jasje over straat. ‘Bewonersvoorlichting’ staat er achterop hun jas. Ze delen folders uit over besparen op energie en ze wijzen mensen ook op de regels over vuilnis. Zo nodig steken ze de handen uit de mouwen. “Er valt elke dag wel iets op te ruimen”, zegt Farid Yary.
Poelenburg is niet erg bijzonder. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt vandaag cijfers bekend over wijken die in de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn. Daarvan tellen de grootste 42 gemeenten er 68, en de 710.000 inwoners van deze naoorlogse wijken staan er sociaal-economisch gezien niet goed voor. Het aantal mensen in de bijstand ligt hier tweeënhalf keer zo hoog als in heel Nederland. De huizen zijn er minder waard. En er wonen veel meer mensen met een niet-westerse achtergrond.
Treiterjongeren
In Poelenburg is dat niet anders. Wat de wijk toch bijzonder maakt, is dat ze vorig jaar september opeens in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan. Het treitergedrag van een groep Turkse hangjongeren rond de Vomar-supermarkt werd op YouTube-filmpjes vastgelegd en die gingen heel Nederland rond. Een tv-ploeg werd bedreigd, de politie trad op en premier Rutte sprak van ‘tuig van de richel’.
Voor het stadsbestuur reden genoeg om een ‘actieplan’ op te stellen om Poelenburg er bovenop te helpen. De eerste aanzet daartoe was een jaar geleden klaar, begin deze maand maakte wethouder Sanna Munnikendam een tussentijdse balans op. “De problematiek is nog taaier en hardnekkiger dan gedacht”, schrijft ze.
Een van die ‘taaie’ kwesties is taal. Op straat en in winkels is Turks vaak de voertaal. Veel kinderen (van wie trouwens bijna eenderde onder de armoedegrens leeft) hebben al voor hun vierde een taalachterstand opgelopen. Het zou helpen als hun ouders beter Nederlands spraken. Dat 140 van hen nu taalles volgen, is dus een goed begin, vindt Munnikendam. Maar niet meer dan ‘een druppel op een gloeiende plaat’.
De gemeente is ook gesprekken begonnen met werklozen zonder veel kans op een baan, en ook bij hen is taal een hindernis. Dertien van hen kreeg de gemeente zover dat ze tekenden voor een taaltraject. Maar toen ze daarvoor opgeroepen werden, kwam niemand opdagen; elf lieten zelfs niets van zich horen.
Groei
Een jaar geleden stelde de gemeente al dat Poelenburg er nooit bovenop komt als de bevolking niet gemêleerder wordt. Nu trekken mensen die het beter krijgen vaak weg, naar betere buurten; daar komen nieuwe arme en kwetsbare bewoners voor terug. Veelzeggend is dat het aantal mensen in de bijstand in heel Zaanstad daalt, maar in Poelenburg nog groeit. Daarom wil Munnikendam alleen nog nieuwe bewoners toelaten die werk hebben, studeren of vrijwilligerswerk doen. Dat kan alleen als het Rijk haar toestaat de ‘Rotterdamwet’ toe te passen. Daarmee kunnen mensen uit bepaalde sociaal-economisch groepen geweerd worden uit zwakke wijken. Die aanvraag gaat binnenkort de deur uit.
“Maar ik woon hier met veel plezier, hoor. Al zestien jaar”, zegt Ron Opperman, een van de mannen in groene jasjes. Hij is werkloos en dit vrijwilligerswerk is voor sommige van zijn buurtgenoten al een opstap naar een baan gebleken. “Ja, er was een tijd dat je niet ongehinderd boodschappen kon doen bij de Vomar, dat was vervelend. Maar dat is nu anders.”
“Onplezierig?”, zegt ook Yary. “Nee, helemaal niet.”