’Na een taakstraf is er minder recidive dan bij gevangenisstraf’
rotterdam – - Rechter Jasper van den Beld van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van rechtbanken en gerechtshoven (LOVS) erkent dat de beeldvorming van taakstraffen niet goed is.
Zestig, tachtig, tweehonderd of meer uren schoffelen in het stadspark zou ’te soft’ zijn. Te ’vrijblijvend’ bovendien, net als het schoonmaken van trams of het assisteren in een verzorgingstehuis dat zouden zijn. Het LOVS is het oneens met deze kritiek van veel politieke partijen, waaronder het CDA en de PVV. Het Openbaar Ministerie (OM) bleek al eerder gevoelig voor de roep, zeker ook vanuit de samenleving, om het nut van de taakstraf nog eens grondig te onderzoeken.
De strafrechters in Nederland twijfelen niet aan dit nut. Zij zouden het schrappen van de taakstraf betreuren en waarschuwen voor de aanhoudende roep om zwaarder te straffen, middels (langdurig) verblijf in de gevangenis. Van den Beld: „In de gevangenis doe je minder frisse contacten op. Eenmaal daar, valt voor de delinquent iedere vorm van sociale cohesie weg. Wie daarentegen een taakstraf heeft, blijft onderdeel van de samenleving. Dat is een essentieel verschil. Vaststaat dat recidive onder mensen die een gevangenisstraf hebben uitgezeten, hoger ligt dan onder degenen die een werkstraf kregen. Het zou kortzichtig zijn om de taakstraffen af te schaffen, zoals de politiek roept”.
Dat het OM de discussie over zwaarder straffen regelmatig aanvoert, hoort bij zijn rol. De LOVS heeft daar geen moeite mee. „Het OM vertegenwoordigt de samenleving”, zegt Van den Beld. „Het legt nadruk op de gevolgen die bepaalde vormen van criminaliteit op de maatschappij hebben. De aanhoudende roep vanuit het OM, de politiek en de samenleving om zwaarder te straffen, kent wel zijn grenzen. Je kunt niet oneindig doorgaan met strafverzwaring. Het valt in Nederland mee met de lichte straffen. Als het om de zwaarte gaat, staan we Europees gezien hoog genoteerd. Als niet-rechters een strafdossier onder ogen krijgen, komen zij vaak tot eenzelfde straf als de feitelijke rechter. Dat is vaak gebleken en ook dat is een indicatie dat niet licht wordt gestraft. Ik zou niet willen zeggen dat de rechter de samenleving niet kent”.
Onder meer de Raad voor de rechtspraak is er alles aan gelegen om ’uitleg’ te geven aan rechterlijke vonnissen.
„Misschien moeten we er zelfs meer ’pro-actief’ op inspelen”, oppert Van den Beld. Hij erkent dat het een psychologisch nadeel naar de samenleving kan zijn dat bij het opleggen van taakstraffen nooit bekend raakt welk karwei de dader precies wacht. Geen onwil, maar louter praktische redenen beletten die openbaarheid. De rechter immers beschikt niet over een briefje met hierop de op dat moment bestaande mogelijkheden om iemand verplicht, als sanctie, aan het werk te zetten.