MUG is serieuzer, maar nog steeds fel van toon
De redactievergadering van MUG, het maandblad voor uitkeringsgerechtigden, is net afgelopen als Bert Vink, normaal gesproken de voorzitter, binnenkomt. Hij is druk bezig met andere werkzaamheden en moest het vergaderen daarom aan de redactie overlaten. “Hoe ging het?”, vraagt hij meteen. “Rustig? Nou, dan is er zeker weer niets besloten.”
MUG bestaat tien jaar. Het blad, dat gesubsidieerd wordt door de gemeente Amsterdam, heeft een oplage van 40 000 exemplaren en wil 'uitkeringsgerechtigden en andere minima steunen in hun streven de eigen positie te verbeteren'. Het wordt gratis verspreid op zo'n 500 vaste punten in Amsterdam, zoals bij de sociale dienst, bibliotheken, maatschappelijk werk en op de universiteiten. Naast nieuws over projecten voor werklozen en onderzoek naar armoede, is er ook stadsnieuws, een cultuurpagina (met bijvoorbeeld een artikel over kunstenaars in de bajes) en zijn er opiniërende stukken. Maar, zo is uit onderzoek gebleken, vooral de informatie over sociale wetten vinden de lezers interessant. Want de grootste groep lezers bestaat niet uit 'andere minima', zoals studenten en ouderen, maar uit uitkeringsgerechtigden.
Bert Vink begon zeven jaar geleden als vrijwilliger bij MUG. Inmiddels co"rdineert hij de werkzaamheden op de krant. “Vooral op redactioneel gebied is er de afgelopen tien jaar veel veranderd. Tot 1995 werd MUG alleen door vrijwilligers gemaakt. Maar de sociale dienst legde steeds meer druk op ons. We moesten banen zoeken of een opleiding volgen. Toen is er een constructie bedacht: een banenpoolsysteem. We begonnen met negen banenpoolers, die hier betaald werkten. Nu zijn het er elf. De rest van de medewerkers bestaat nog steeds uit vrijwilligers. Maar het verloop onder hen is groter dan vroeger.”
Het idee voor MUG kwam tien jaar gelden overgewaaid uit Den Haag. Ambtenaren daar merkten dat uitkeringsgerechtigden ondanks het vele voorlichtingsmateriaal slecht geïnformeerd waren. Dus bedachten ze dat journalisten leuke en begrijpelijke teksten moesten schrijven in een soort krant, die hun cliënten dan mee naar huis kregen. Rotterdam volgde het initiatief en ook in Amsterdam kregen ze er lucht van. Eén van de oprichters van de hoofdstedelijke MUG is Tjerk Dalhuisen. “Ik zat in die tijd in een actiegroep die uitkeringen structureel wilde verhogen. Wij keken naar Den Haag en Rotterdam, waar de betrokken journalisten betaald werden met subsidie van de gemeenten. Wij gingen dat anders doen: wij werkten alleen met vrijwilligers. Dat bleek een goede keuze, want in Rotterdam en Den Haag bestaat MUG niet meer. Toch heeft het blad daar ook bestaansrecht. Het is een echte grote-stedenkrant. Maar het vergt een hoop energie om zo'n blad te maken, en ik heb zelf geen tijd om die kar te trekken. Ze zouden in andere steden zelf initiatieven moeten nemen.”
De vraag of MUG inhoudelijk ook veranderd is, blijkt een lastige. Dalhuisen: “De MUG maakt nu onderdeel uit van de leesportefeuille van veel mensen, dus het is wel ontwikkeld tot een stukje consumptiepatroon. Het is misschien professioneler, uitgebalanceerder geworden. In de begintijd was er altijd strijd over wat er in moest. Dat ging er heel fel aan toe. Nu wordt het journalistieker aangepakt. Maar het is nog steeds fel.”
Na enige aarzeling zegt Vink dat MUG minder activistisch geworden is. “In een van de eerste nummers werd uitgelegd hoe je je energiemeter kon kantelen, zodat je gratis gas geleverd kreeg. Dat zouden we nu niet meer doen. We zijn genuanceerder geworden.” En de doelgroep is verbreed. “Nu we hier zelf banenpoolers hebben, schrijven we meer voor en over mensen met gesubsidieerde banen. Of over kinderopvang en asielzoekers. Dat heeft niet direct wat met uitkeringen te maken, maar het gaat wel om mensen die in een achterstandspositie verkeren. Misschien is dat wel het MUG-gevoel.”