Monsieur Cannibale was van begin af aan controversieel
De actiegroep 'Stop Oppressive Stereotypes' wil dat de Efteling enkele in hun ogen racistische attracties verwijdert, zoals Monsieur Cannibale. Daarmee maakten de anonieme activisten deze week hoon en woede los. De teneur van alle boze reacties: waarom is dit nu opeens óók al racisme? Maken die antiracisten dan van elk onschuldig kinderpretje een probleem? Ga een baan zoeken, zei VVD'er Halbe Zijlstra, die zijn lachen over zoveel dwaasheid nauwelijks wist te bedwingen. Maar was die kannibaal in de Efteling ooit onschuldig?
Wie in de geschiedenis duikt, ontdekt dat de kannibaal niet 'nu opeens' een probleem is. Al vanaf het begin af aan was de kannibaal omstreden. De directie van de Efteling is nog naar het meldpunt van discriminatie gegaan om uit te leggen waarom het beeld wel deugde. Discussies over racistische stereotiepen zijn in Nederland niet uitgevonden door Sunny Bergman en Quincy Gario en consorten. Ze vonden ook plaats in het jaar dat de kannibaal zijn entree in Kaatsheuvel maakte.
'Efteling gaat kannibalenmolen bouwen' kopte een lokaal krantje toen de bouwaanvraag van Monsieur Cannibale werd ingediend in 1988. Dat vertelde de ontwerper van de kannibaal, Henny Knoet (overleden in 2013) zo'n twintig jaar later in een terugblik in fanblad Eftelist. Knoet was er in 2007 nog steeds verontwaardigd over: de journalist had het meldpunt voor discriminatie in Tilburg gebeld. "Dat was dan discriminatie, vond het meldpunt - nog voordat ze ook maar één tekening hadden gezien!"
Botje door zijn neus
Knoet vertelde in Eftelist hoe het beeld er was gekomen. De Efteling had een nieuw apparaat aangeschaft, met ronddraaiende theeschotels. Daar moest Knoet een attractie omheen verzinnen. Hij leverde meerdere ideeën aan, waaronder een Franse gendarme tussen krioelende autootjes. Het werd de zwarte kannibaal. In zijn eerste ontwerp van die kannibaal had hij een botje door zijn neus en een grote lepel in zijn hand. Dat vonden mensen racistisch, herinnerde Knoet zich: "Het werd vanuit Tilburg al snel doorgespeeld naar het centrale meldpunt voor discriminatie in Den Haag. Vanuit de Eftelingdirectie is daar toen iemand gaan praten, om uit te leggen dat het niet discriminerend bedoeld was."
Ondertussen paste Knoet zijn ontwerp wel aan. In een poging de kannibaal er als een vegetariër uit te laten zien plaatste hij er stukjes fruit bij. "Toen zelfs dát niet door de beugel kon heb ik er als laatste kunstgreep een blank koksmaatje bij bedacht, dat lepelde van het ijsje van de kannibaal. Nou, met de hakken over de sloot kwam het erdoor. Een blank koksmaatje hè, niet andersom. Het heeft door deze commotie nog tot ver in het seizoen geduurd voor de centrale figuur tussen de kookpotten stond."
Stereotype beeld
Inderdaad draaide de carrousel het eerste jaar zónder kannibaal erin. In 2002 kwam er een dak overheen. Dat zag er anders uit dan Knoet had gewild: het was gemaakt van 'Hollands riet', terwijl hij zelf juist een 'heel karikaturale overkapping' met exotische bladeren had gewild. Dit paste beter bij het 'stereotype beeld' dat hij voor ogen had, zei hij - een uitspraak die lijkt te botsten met hoe de Efteling anno 2016 de zaken voorstelt. In reactie op aantijgingen van racisme zegt het pretpark dat Monsieur Cannibale geen stereotype is. Beelden in het park zijn slechts 'uitvergrotingen' van karakters uit sprookjes en verhalen, zegt het park.
Monsieur Cannibale is ontleend aan een hit uit 1966 van de Franse zanger Sacha Distel, geschreven door Maurice Tézé. Het lied ontstond in een Frankrijk dat net uit een bloedige burgeroorlog met Algerije kwam en nog maar net kolonisator-af was. Tézé's lied gaat over een Europeaan die vlinders wil vangen in Afrika maar gevangen wordt door kannibalen. Laat me gaan, smeekt de Europeaan, die zijn hachje wil redden door het opperhoofd alles te geven wat hij heeft, waaronder pornografische blaadjes. Het opperhoofd schiet in de lach, en in plaats van in de ketel belandt de Europeaan in de harem van het opperhoofd, waar vrouwen hem onophoudelijk bespringen. Als het opperhoofd het na acht dagen genoeg vindt, smeekt de Europeaan hem juist te mogen blijven.
Het lied en het beeld in de Efteling sluiten aan bij een brede en oude traditie van Europese kannibalenverhalen. Dat is niet een inzicht uit 2016 - het is de boodschap van de tentoonstelling 'wit over zwart' in het Amsterdamse Tropenmuseum, die precies in hetzelfde jaar plaatsvond als waarin de kannibaal op de Kaatsheuvel verscheen: 1989. De tentoonstelling belichtte met duizenden voorbeelden, van boeken tot strips tot voorwerpen, hoe zwarten in de loop der eeuwen zijn afgebeeld door witte mensen.
Dikke lippen en domme grijns
Uit al die beelden "walmt een onverbloemd racisme op", zag journaliste Joke Oppewal. In de Leeuwarder Courant beschreef ze de tentoonstelling. "Zwarten hebben steevast dikke lippen en een domme grijns. Ze werpen zich nederig aan de voeten van de blanke meester. Of ze worden afgebeeld als wilde dieren of kannibalen die de witman in hun ketel koken". Ze voegde eraan toe: "Het schokkendst vond ik dat het zulke gewone voorwerpen en afbeeldingen zijn, die je herkent uit je jeugd of van nog recenter datum".
Verhalen over kannibalen speelden een belangrijke rol in de tentoonstelling. De mythe van de kannibaal was volgens de makers van de tentoonstelling een projectie van de Europese angst voor de 'wilden' die ze koloniseerden. De kannibaal is een constant thema in Europese afbeeldingen van Afrika tussen 1870 en 1970, noteerde socioloog Jan Nederveen Pieterse in een boek bij de tentoonstelling.
De kannibaal veranderde in die Europese verbeelding wel. Van een angstwekkende verschijning, een bedreiging voor missionarissen en ontdekkingsreizigers, werd de kannibaal een humoristische figuur en kreeg hij steeds meer een 'gastronomisch' uiterlijk, met koksmuts en pollepel. Hij werd een lievige sul. Dat weerspiegelde de hoogtijdagen van het kolonialisme: de Afrikaan was getemd, gepacificeerd. Maar de oude angsten waren nog niet weg, aldus Nederveen-Pieterse. Die dubbelheid leverde de figuur van de kannibaal-gastronoom op: "De boodschap was duidelijk. De zwarten nemen het vernisje van de beschaving over maar daaronder blijven ze dezelfde wilden als voorheen."
Het was precies die suggestie de Amerikaanse journalist Gisela Williams in Monsieur Cannibale las, toen ze die in 2014 zag tijdens een bezoek aan de Efteling met haar kinderen. 'Een racistische terugval naar de dagen van de VOC', schreef ze in de Wall Street Journal. De pointe van kannibalenhumor is dat Afrikanen in hun wezen niet zijn veranderd, schreef Nederveen-Pieterse in 1989. "Wat het in werkelijkheid aantoont is dat Europeanen al die tijd niet veranderd zijn."