Monnik op zee

Aan het einde van de komende zomer vertrekt solozeiler De Velde (58) voor zijn allerlaatste reis. Hij verlaat dan definitief Nederland en wil tot zijn dood de wereld rondzeilen. Het wordt een mystieke pelgrimstocht. De Velde vermoedt dat zijn laatste reis 4 tot 40 jaar kan gaan duren.

Paul Prillevitz

De Velde’s laatste reis begint met gevoel voor dramatiek en symboliek aan de Spaanse Costa de la Muerte (kust van de dood) in Noordwest Spanje. De daar gelegen stad Finisterre – de naam betekent einde van de wereld – is de plaats waar pelgrims vroeger na hun tocht naar Santiago de Compostela hun kledij verbrandden.

Ook De Velde beschouwt zijn laatste reis als een pelgrimstocht. Zijn schip de Juniper ziet hij als zijn kapel op zee. Het zal een bibliotheek aan boord hebben met werken van De Velde’s favoriete dichter (en scheepsarts) Slauerhoff en zijn favoriete auteurs Joseph Conrad en Dostojewski, maar er gaat ook veel mystieke literatuur mee. Zeelui noemen hem niet voor niks missionaris Henk.

Waar de reis zal eindigen en waar hij sterft, weet hij niet. Er mag ook niet naar hem gezocht worden als hij onverhoopt vermist raakt. Dat levert alleen maar trauma’s op voor de nabestaanden, heeft De Velde ervaren. En ze mogen hem zeker niet naar Nederland vervoeren. Dat heeft hij laten vastleggen.

De Velde vindt dat de westerse wereld hem niks meer te bieden heeft. „Het ligt puur aan mezelf”, zegt hij. „Miljoenen hebben het hier wel naar hun zin, maar ik vind het hier te materialistisch geworden. In het westen hebben we veel kennis maar te weinig wijsheid. De mensen zijn alleen nog maar bezig om in hun levensbehoeften te voorzien. Er is totaal geen spiritualiteit meer. En als er toch religie is, dan is het meestal zeer dogmatisch. Op mijn reizen over de wereld heb ik zo vaak gelovige en spirituele mensen gezien die vergeleken met ons niks hebben, maar even gelukkig of zelfs gelukkiger zijn dan wij.”

„Uit de joods-christelijke traditie komt voort dat de westerse mens is gaan denken dat hij het hoogste wezen in de schepping is en alles met de natuur mag doen. Tegenwoordig doen ze zelfs alsof de mens beschermd moet worden tegen de boze, meedogenloze natuur. We willen de natuur onze wil opleggen en zelfs bepalen wanneer we gaan sterven. Een zeer arrogante visie. Maar volgens mij zijn de mier en de mens voor God gelijk. God denkt en is totaal anders dan wij. Mensen kunnen dat niet bevatten. Daarom is de vraag naar de betekenis van Auschwitz ook niet zinvol. De zin of zinloosheid daarvan gaat ons verstand ver te boven. Gods genade begrijpen wij gewoon niet. Misschien dansen Hitler en Anne Frank wel hand in hand met elkaar in de hemel. Wie zal het zeggen?”

De Velde geeft toe dat zijn tochten een ontsnapping zijn aan het knellende burgerlijke bestaan, maar zegt met klem dat het zeker geen vlucht is. „Ik verpieter niet in Nederland hoor. Ik houd van mensen, lekker eten en ik rijd motor. Maar echt thuis voel ik me hier niet meer. Daarom wil ik weg.”

„Mijn komende reis rond de wereld is een soort pelgrimeren à la de woestijngangers, kluizenaars en heremieten, maar dan op zee. Zo’n reis is een mystieke ervaring. Ik ben onbewust toch op zoek naar een soort vergeestelijking, hoewel ik zeker niet alle contacten met mensen schuw. Ik praat graag hoor.”

„God ervaar je het best in stilte, ver weg van de mensen”, zegt De Velde. „Zolang je maar alleen bent. Dat kan als monnik, maar ook op een appartement drie hoog achter in Amsterdam. Maar dat is voor mij niks, omdat ik buiten wil zijn. Ik moet in de vrije natuur verblijven. Eenzaam voel ik me nooit tijdens mijn reizen. Ik heb relaties gehad en ben getrouwd geweest. Dat is nu voorbij, maar eenzaam voel ik me nooit nu ik alleen ben. Dat zeg ik niet om stoer te zijn, het is gewoon zo. Ik spreek liever over ’alleenzaamheid’, dat vind ik een zeer prettige geestelijke situatie.”

In Siberië kwam De Velde naar eigen zeggen het dichtst bij God. „In het ruige Siberische winterlandschap had ik het gevoel in het niks te lopen, niks te weten en niks te zijn. Ik liep in het niets en alle kleuren vervaagden. Ik was erop uit getrokken maar na afloop had ik sterk het gevoel niet weg te zijn geweest. Ik kreeg het gevoel dat ik naast God stond en zelfs God was. Ik voelde me een stofje in het universum, een minuscuul onderdeel van het grote geheel. Woorden schieten te kort. Dat gevoel komt erg in de buurt van de Spinoza’s pantheïsme maar ook bij de Oosterse Zen-gedachte van ’niet-zijn’. Ik was op dat moment erg gelukkig.”

Maar, zegt De Velde, je kunt zo’n mystiek gevoel niet op commando oproepen. „Als je erop hoopt, lukt het niet. Het moet spontaan komen. Dat is me verschillende keren gebeurd toen ik in de onherbergzame, vrije natuur was.”

„Om echt gelukkig te worden in het leven, moet je alles loslaten”, zegt De Velde. „Een boeddhist vertelde me dat je afstand moet doen van alles in het leven om verlichting te bereiken. Zelfs in het sterven moet je loslaten. Toen ik zei dat je dan ook afstand moet doen van God zelf, werd hij stil. Maar we zijn nog steeds goede vrienden.”

„Het liefst zou ik willen dat ik niemand meer mis en ook niemand mij meer mist. Zelfs mijn zoon Stefan niet. Dat hoop ik binnen drie jaar te bereiken. Dan wil ik alle banden hebben verbroken. Ik heb ook gezegd dat hoe minder de mensen van mij zullen horen, hoe beter het met me gaat. Misschien leidt dat er wel toe dat ik uiteindelijk een visje ga vangen op een onbewoond eiland en dat het daarmee afgelopen is. Wie weet. Zo leeft de meerderheid van de wereld trouwens. Zij vangen dat simpele visje en zijn tevreden. Alleen wij in het Westen menen dat het anders moet.”

Ja, zegt De Velde, hij gelooft in een leven na de dood. „Maar niet op een manier die wij ons kunnen voorstellen. Het zal een onmenselijk, onwerelds hiernamaals zijn dat wij niet kunnen bevatten. Het begrip ’leven na de dood’ is natuurlijk ook een menselijke voorstelling.”

Hoewel hij de dood vaak in de ogen heeft gekeken, heeft de Velde nooit een bijna-doodervaring gehad. Althans niet in de zin dat hij een tunnel van licht zag en engelen, zoals veel bijna-dode mensen beweren gezien te hebben. Toen De Velde in 1992 een dubbele schedelbasisfractuur opliep, was hij wel enige tijd buiten westen, maar verder ervoer hij niets. Het dichtst bij de dood was hij in 1988 toen zijn schip kapseisde in het Engels kanaal en hij niet meer onder zijn schip vandaan kon komen. Met een laatste krachtsinspanning zwom hij naar het licht aan de oppervlakte toe, wat zijn redding betekende. De Velde dacht toen alleen maar aan zijn zoon Stefan. „Het enige dat er door me heenging was: ’Nu heb je geen papa meer’. Het is vreemd maar ik was erg kalm en rustig op dat moment. Misschien wist ik onbewust toch dat ik niet dood ging. Het is mijn overtuiging dat zolang je niet echt voelt dat het je einde is, je ook niet gaat sterven.”

„Ik zeg het niet uit stoerheid, maar angst heb ik nooit tijdens mijn tochten. Het zijn eerder zeer zware zorgen. Bijvoorbeeld tijdens een gigantische storm of cycloon.”

Op de kaart die hij van zijn reis gemaakt heeft, staat op het einde een groot vraagteken afgebeeld ten teken dat De Velde ook niet weet waar zijn laatste reis hem heen zal brengen. Of staat het vraagteken misschien voor God, de dood, het levensraadsel of het mysterie van de natuur?

De Velde: „In mijn leven ben ik nooit op zoek geweest naar God maar ik ben wel bezig geweest met het ’wachten op waarheid’. Nu verlang ik naar het grote vraagteken. Waar dat ook mag liggen. Maar ik ben niet suïcidaal of fatalistisch. Ik hoop dat het einde nog lang op zich laat wachten.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden