... moest het Zweedse wittebrood nog gebakken worden
Eigenlijk past het niet mensen een dierbare herinnering af te pakken wanneer die niet klopt met de feiten. Excuses dus aan Yvonne Keuls en aan iedereen die zeker meent te weten dat het verrukkelijke, onvergetelijke Zweedse wittebrood, in de laatste oorlogsmaanden geschonken aan het hongerende westen van Nederland, als manna uit de hemel kwam vallen. In haar recente boek 'Madame K., van Indisch kind tot Haagse dame' beschrijft Keuls heel aanstekelijk haar vreugde over ,,de vliegtuigen die het Zweedse wittebrood uitwierpen. Mijn broertje en ik klommen op het dak van ons huis, trokken onze kleren uit en zwaaiden ermee. Eén brood kregen we te pakken. Nog voor we beneden waren, hadden we dat al verslonden.'
Het lijkt een onuitroeibaar misverstand, opgeslagen in het geheugen van menig Nederlander die de oorlog heeft meegemaakt. Ongelovig kijken ze je aan als je zegt dat dit brood, beter gezegd de grondstoffen ervoor, per schip naar ons land is vervoerd. Op 28 januari 1945 arriveerden twee Zweedse vrachtschepen, de Noreg en de Dagmar Bratt in de haven van Delfzijl; samen vervoerden ze 2250 ton bloem, 250 ton gort, 530 ton erwten, 510 ton margarine, 57 ton melkpoeder, 75 ton gedroogde groente, 10 ton levertraan. Van Delfzijl uit moest die kostbare lading met binnenschepen verder worden getransporteerd en pas eind februari konden de mensen hun brood bij de bakker ophalen. Iedereen van vier jaar en ouder kreeg een brood van 800 gram, per persoon ontving men 125 gram margarine. Later volgden nog meer zendingen.
Het duurde dus bijna een maand voordat transport en distributie van de lading goed geregeld waren; ook toen - zie Afghanistan nu - een probleem. Maar ook vergde het veel tijd voordat de geallieerden toestemming gaven tot het vertrek van de schepen naar het westen van Nederland waar door de spoorwegstaking van september 1944 en de represaillemaatregelen van de Duitsers een wanhopige situatie was ontstaan. Vooral de Engelse premier Winston Churchill (,,De Duitsers eten het toch maar op') bleef zich verzetten tegen het doorbreken van de geallieerde blokkade van Duitsland en de door Duitsland bezette gebieden. Sombere telegrammen (,,volledige hongersnood binnen veertien dagen') mochten niet baten totdat de (onlangs overleden) minister Sir Anthony Eden met een klemmend argument kwam: ,,Eén ton vóór de hongersnood gezonden, is evenveel waard als vijf die te laat zijn gezonden.' Op 18 december 1944 ging Churchill akkoord. Ook de Duitse rijkscommissaris Seyss-Inquart liet zijn bezwaren vallen, op voorwaarde ,,dat de leveranties op geen enkele wijze propagandistisch worden uitgebuit'.
Wie oud genoeg is om dat brood destijds verorberd te hebben, zal het nooit vergeten. Zelf weet ik nog hoe we het gingen halen bij een bakker in Dordrecht en hoe we van mijn moeder meteen samen één brood, besmeerd met al even lekkere margarine, mochten opeten; nooit meer zoiets heerlijks geproefd. In zijn 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog' (deel 10 b, het laatste jaar II, tweede helft) citeert dr. L. de Jong mensen die hun blijdschap over deze delicatesse uiten. Een bakker herinnert zich ,,als de dag van gisteren hoe we het meel aangevoerd kregen. We maakten balen los en staken onze handen en armen tot aan de ellebogen in dat heerlijke blanke meel. Dat hadden wij in geen jaren gezien! De volgende morgen bereidden we het deeg. Dat moest met de hand gebeuren omdat stroom voor de machines ontbrak. Het genot, dat levende deeg onder je handen te voelen, was gewoon onvoorstelbaar! Daarna het bakproces, hoe dat deeg daar in de ovens tot brood werd, een machtig gezicht! En de heerlijke geur van dat goede brood, dat was kompleet een feest!'
Een vrouw beschrijft hoe ze een dag tevoren langs een bakkerij liep: ,,M'n zus en ik duwden de brievenbus open en snoven de heerlijke broodgeur op. Met tranen in onze ogen liepen we naar huis. Ik ben nu drie-en-zestig jaar, maar al werd ik honderd, ik zal dit nooit vergeten.'
Yvonne Keuls wil best aannemen dat ze zich vergist heeft (,,misschien was het een reep chocola?') maar weet wel heel zeker dat ze, zoals veel Hagenaars, op het dak van hun huis heeft gestaan en naar Engelse vliegtuigen, die voedsel naar beneden wierpen, heeft gezwaaid. Dat klopt, want de laatste dagen van de oorlog, april/mei 1945, zorgden Britse bommenwerpers, laag vliegend boven Rotterdam, Den Haag en Leiden, voor voedseldroppings. Maar broden, laat staan Zweedse wittebroden, waren daar niet bij. Wel, onder meer, bloem en gist om brood te bakken. De Engelsen noemden deze operatie Manna, naar het verhaal uit het bijbelboek Exodus, waarin God, om hulp gevraagd door Mozes, voedsel uit de hemel laat regenen: ,,... en het was wit als korianderzaad en de smaak ervan was als die van een honingkoek.'
Misschien heeft de vreugde om de bevrijding en de vliegtuigen die geen bommen maar voedsel wierpen zich vermengd met de herinnering aan dat bijbelverhaal. Ofschoon ook daar, in die woestijn, geen kant en klare broden naar beneden werden geworpen, zoals mijn geheugen me tot nu toe had voorgespiegeld. De Israelieten ontdekten 's morgens vroeg dat gedurende de nacht, toen zij sliepen, de grond bedekt was met ,,iets fijns, iets schilferachtigs, fijn als rijm op aarde'. Maar dat moest nog wel gebakken worden. Zoals eeuwen later het Zweedse wittebrood.