Moeders erkenning kan niemand missen
Morgen is het moederdag: een aardig feestje. Dat de band tussen moeder en kind niet minder complex maakt. Zeker voor moslims, die een ’bijna religieus’ respect voor hun ouders wordt bijgebracht. Hoe maak je je dan los? En hoe krijg je daarna nog moeders erkenning? Die vraag doortrekt de nieuwe boeken van Abdelkader Benali, Tahar Ben Jelloun en Azar Nafi.
De moederborst is de bron van onze diepste emoties. Daar ervaren we voor het eerst geborgenheid en bevrediging, maar ook bedreiging: als die bevrediging uitblijft. Logisch dus dat we van de moederborst af moeten, willen we ooit zelfstandig worden. Pas wanneer we zover zijn, kunnen we omzien op wat ons bedreigde en geborgen hield.
Literatuur aarzelt niet met illusies af te rekenen. Ook niet met illusies over de ouder-kind-verhouding waarmee de commercie ons omstreeks moeder- en vaderdag pleegt te bombarderen. Het gangbare beeld van de vader is in de Nederlandse letterkunde al volop bijgesteld – met dank aan Gerard Reve, Jan Wolkers, Jan Siebelink, Adriaan van Dis. Nu zorgen een stuk of wat auteurs, afkomstig uit de islamitische wereld, ervoor dat ook moeder aan de beurt komt.
Half april publiceerde de Marokkaanse schrijver Abdellah Taïa in het Marokkaans-Franse weekblad Tel Quel een open brief aan zijn moeder, waarin hij uitkwam voor zijn homoseksualiteit. Daarmee betrok hij haar nadrukkelijk in het schenden van een van Marokko’s grootste taboes. Tegelijk sprak hij op deze manier zijn bewondering uit voor de vrouw van wie hij de rebelsheid, de moed en de verbeelding zei te hebben geërfd. Wat hierin opvalt is niet zozeer het doorbreken van het doodzwijgen van de homoseksualiteit, maar de behoefte aan (h)erkenning en goedkeuring: „Ik wil dat je weet dat ik net zo ben als jij.”
Taïa’s hartekreet wordt begrijpelijker door wat zijn landgenoot Tahar Ben Jelloun schrijft in het autobiografische ’Yemma’: „In Marokko wordt ons, gelijk met de liefde voor God, een bijna religieus respect voor de ouders bijgebracht. Het ergste wat een mens kan overkomen is dat hij door zijn ouders wordt afgewezen.”
Die tweeslachtige relatie tussen moeder en kind kenmerkt niet alleen Taïa en Ben Jelloun, maar ook de uit Marokko afkomstige Abdelkader Benali. In zijn recente roman ’De stem van mijn moeder’ gaat het over migratie, broedertwist en de spanning tussen fantasie en werkelijkheid, stuk voor stuk thema’s die een verband aangaan met de moederfiguur uit de titel.
Voor het door Benali geportretteerde gezin (vader, moeder en een jongenstweeling) dat in Nederland probeert te integreren, is Marokko de moeder aan wie de ouders met een navelstreng van godsdienst en cultuur gebonden zijn. De broers daarentegen – de een schrijft dagboeken en de ander houdt zich bezig met fotografie – slagen erin om zich uit de houdgreep te bevrijden. Totdat ze voor een vakantie naar Marokko teruggaan. Dan komen de naijver en de oedipale gevoelens noodlottig naar boven. De tirannieke vader daagt zijn zoons uit om van een hoge rots in zee te springen en daarmee een roemrijke daad uit zijn eigen jeugd te evenaren. De broer die de handschoen opneemt wordt door het moederland opgeëist: hij springt zijn dood tegemoet.
Na deze traumatische gebeurtenis zwijgt de moeder twintig jaar lang. Totdat de overlevende, uit het familieverband gevallen broer een fotoalbum aan haar laat zien. Ze is op dat moment doodziek. Weliswaar heeft de vader het bezoek afgedwongen, maar in feite buigt hij daarmee toch voor zijn zoon. Want alleen die kan, zo beseft hij, de moeder nog redden – zelfs al gebruikt hij iets wat in het gezin als een zonde wordt beschouwd: foto’s waarin de voor buitenstaanders afgeschermde privésfeer is vastgelegd. Juist het doorbreken van dat taboe brengt de verzoening tot stand. Dat doet toch denken aan de hiervoor aangehaalde brief van Abdellah Taïa.
Nu begint de moeder weer te praten. Met dezelfde stem waarmee ze ooit de vader heeft verleid, onthult ze het bedrog waarmee hij lange tijd eer heeft ingelegd. Niet hij, maar zijn tweelingbroer is van de rots gesprongen. Door haar man te ontmaskeren stelt ze de overlevende zoon in staat om van zijn bindingsangst af te komen. „Dit is wat moeders met ons doen: ze betoveren ons, ontgoochelen ons en herstellen vervolgens alles.”
Tahar Ben Jelloun (1944) neemt in ’Yemma’ afscheid van zijn aan Alzheimer lijdende moeder, een moeder die haar leven lang onzichtbaar wilde blijven en nooit haar stem verhief. Net als Taïa toont hij haar op haar kwetsbaarst. Maar wel met deernis. Als zoon koestert hij dubbele gevoelens bij het pijnlijke afscheid van deze analfabete vrouw. En hij beschikt over niets anders dan taal om zijn verdriet te verwerken. Omzichtige beschrijvingen van lichamelijke aftakeling en geestelijke verwarring wisselen af met zijn moeders eigen verhalen over de tijd dat ze een van de mooiste meisjes van Fez was. Menigmaal is dat verleden voor haar reëler dan het hier en nu. Soms is ze zich schaamtevol bewust van haar toestand: „Ik ben een verlaten huis... ik ben een huis dat instort...” Dan weer heeft ze er geen enkel besef van. En haar zoon gaat vanzelf in die schommelingen mee.
Vergeleken met de sereniteit en tederheid van ’Yemma’ klinken de pas gepubliceerde memoires van de Iraans-Amerikaanse schrijfster Azar Nafisi schril. Nafisi aarzelt niet om haar gal te spuwen over haar chaotische geboorteland, het instabiele gezinsleven ten tijde van haar kinderjaren en haar ongelukkige, veeleisende en meestal liefdeloze moeder. In dit autobiografische relaas vervlecht ze de recente geschiedenis van Iran met haar eigen turbulente ervaringen in een intellectueel bourgeoisgezin in Teheran (waar haar vader enige tijd burgemeester was). Ze vertelt in detail hoe haar jeugd verpest werd door heftige botsingen met haar sterke moeder (ook actief in de Iraanse politiek), die met haar verwijten de levens van de mensen in haar omgeving verzuurde.
Van haar goedhartige vader, die zelf onder de moeder leed maar zich nooit tegen haar wilde keren, leerde Nafisi dat ze om te overleven haar fantasie moest gebruiken. Vader benutte zijn verbeelding voor zijn tuin, zijn poëzie en zijn dagboeken, en zijn buitenechtelijke verhoudingen; Nafisi wendde de hare aan voor haar literaire werk.
Maar ook de moeder, die voortdurend het gevoel had dat ze als vrouw in Iran niet tot haar recht kon komen, zocht haar heil in het verzinnen en voor waar verkopen van een verleden. „Ze eiste niet dat we trouw aan haar waren, maar aan haar verhaal.” Toch zijn al die fantasieën niet bestand tegen de lasten die ze moeten dragen. Nafisi verhuist naar Amerika, de vader hertrouwt, de kille en meedogenloze moeder blijft alleen achter. Maar Nafisi kan haar niet loslaten. Ze blijft verlangen naar moederlijke erkenning en weet zo nu en dan zelfs harmonieuze momenten met haar te beleven.
Voordat Nafisi Iran verliet, was ze zo gefascineerd door haar moeders verleden dat ze foto’s van haar stal om haar beter te kunnen begrijpen. Daarmee snijdt ze een thema aan dat we ook bij Benali tegenkwamen: foto’s zijn niet alleen een middel om de voorbije tijd vast te houden, maar dienen ook om tot de moeder door te dringen.
De vraag wat Nafisi met dit boek heeft gewild, vinden we al bij Abdellah Taïa: „’Alles wat ik verzwegen heb’ is confrontatie en eerbetoon tegelijk.” Niet voor niets is het boek opgedragen aan de vader én de moeder.
De met lief, maar vooral met leed volgestouwde moederverhalen van Benali, Ben Jelloun en Nafisi doen denken aan een scène uit Woody Allens film ’Everything You Always Wanted to Know About Sex but Were Afraid to Ask’. Daarin zien we hoe de hoofdpersoon achterna gezeten wordt door een reusachtige vrouwenborst die hem met melk bespuit. Ben Jelloun vertelt zelfs van een nachtmerrie waarin hij tussen twee gigantische borsten vermorzeld wordt.
Woody Allen weet de borst met een reusachtige beha onschadelijk te maken. Onze schrijvers moeten het doen met woorden. En die zijn veel gecompliceerder dan een uitspraak van Ben Yelloun suggereert: „Het is een band waar geen boekhouding aan te pas komt.” De drie zijn inderdaad niet bezig om een winst- en verliesrekening op te stellen, maar worstelen wel met een complexe en cultuurbeladen oerverbintenis. En dat in de volle openbaarheid waaraan je, zoals Nafisi zegt, volgens de islamitische opvattingen je privézaken niet bloot mag stellen.
In de botsing met en de waardering voor de moeder weten ze ieder voor zich ruimte te scheppen voor het eigen verhaal.