Milde observator van almaar voortkletsende twintigers
De Franse regisseur Eric Rohmer, die maandag op 89-jarige leeftijd overleed, was een van de regisseurs (naast Claude Chabrol, Jacques Rivette, Jean Luc Godard, Agnès Varda, François Truffaut en Alain Resnais) die begin jaren zestig de beroemde Nouvelle Vague voortbrachten binnen de Franse cinema.
Van die regisseurs is de oude Rohmer in de loop van de tijd het meest synoniem geworden aan de typische Franse praatfilm. Hij was heer en meester en de belangrijkste representant van het genre waarin in eindeloze, meestal om de hete brij heen draaiende, tintelende gesprekken met vrienden en geliefden de mogelijkheden en onmogelijkheden in de liefde worden verkend. Oeverloos relatiegeëmmer volgens de Rohmer-haters; scherpe, moderne morele vertellingen volgens zijn bewonderaars.
„Met meer vrijheid zullen we alleen maar nog meer van elkaar houden”, zegt fragiele Louise – het typische Rohmer-meisje; bourgeois, bevallig en praatgraag – tegen haar vriend in ’Les nuits de la pleine lune’ (1983). Ze heeft besloten om naast hun woning samen buiten de stad, ook nog een appartement voor zichzelf in Parijs te gaan huren. Grillige Louise raakt een film lang niet uitgefilosofeerd over het belang van de vrijheid in de liefde zonder dat ze een moment erkent dat ze eigenlijk gewoon niet weet wie of wat ze wil.
Rohmer registreert het gedraai en getut, de smoezen en rationalisaties, mild en licht. Je mag een hekel aan Louise krijgen, maar de regisseur houdt van haar, net als van al die andere zichzelf bedriegende, opportunistische twintigers die maar voortmodderen in zijn films. Ze leggen al voortkletsend al hun zwaktes op tafel, maar meestal verandert er niets, het gedraai kent geen begin en einde.
De omzwenkingen en verhullingen in de taal zijn het fundament bij Rohmer die zijn carrière begon als leraar literatuur, eerst een roman publiceerde (’Elizabeth’ in 1946) en eindredacteur en criticus was voor ’Cahiers du Cinema’, voor hij laat (op zijn 39ste) met filmen begon. Zijn doorbraak kwam in 1969 met de voor een Oscar genomineerde ’Ma nuit chez Maud’. Samen met Barbet Schroeder richtte hij zijn eigen productiemaatschappij Films du Losange op, die de meeste van zijn films zou produceren. Duur waren die films zelden. Rohmer trok geen belangrijke sterren aan en in de vorm gelden zijn werken als de meest conservatieve van de Nouvelle Vague-regisseurs, geen geëxperimenteer met camera of montage. In 2001 verraste hij wel met L’Anglaise et le Duc’ waarin hij met digitale techniek 18de-eeuwse schilderijen tot leven bracht. Maar ook in die film won de dialoog het van het decor.
Over Rohmers persoonlijk leven is weinig bekend. Hij werkte onder pseudoniem (zijn ware naam is Maurice Scherer). Hij laat een vrouw en twee zoons achter. Zijn erfenis schuilt in zijn voorlopig onverminderd moderne oeuvre van en in zijn navolgers. Franse Filmmakers als Agnes Jaoui en Christian Vincent en Amerikaanse filmmakers als Noah Baumbach en Neil LaBute lijken te zijn beïnvloed door Rohmer, maar vooralsnog evenaren maar weinigen die typische losse observationele stijl; de lichte toets met het scherpe randje.