Met meer lef wil Raboploeg zich profileren
UTRECHT - Op een ploegpresentatie is alles mooi. De voorzitter van de hoofddirectie van de Rabobank, Herman Wijffels, zegt dat hij tevreden is over het tweede jaar van het naar zijn bank vernoemde wielerplan. Ook het publicitaire boegbeeld, de profs, presteerde naar zijn zeggen meer dan naar behoren. Dit jaar is er nog geen koers gereden, en dus ook niet verloren. Iedereen straalt een onverbeterlijk optimisme uit.
Het zou de standaardaanhef van iedere ploegvoorstelling kunnen zijn. In de jarenlange geschiedenis van het cyclisme werd slechts een enkele keer van dat vrolijke lach-scenario afgeweken. In het midden van de jaren tachtig presenteerde het toenmalige Verandalux een ploeg, waarin ook Hennie Kuiper en Teun van Vliet een plaats hadden gevonden. Een Nederlandse collega stelde een paar prikkelende vragen aan sponsor Dries. Die raakte er zo van over zijn toeren dat hij onder het uitroepen van de volzin “Ik ben oewe gezever zat” zijn vuist op de kin van de scribent plaatste.
Rabo verraadt stijl en klasse, en dankzij een uitgekiende mediatraining worden eventuele kritische vragen glimlachend gepareerd. Voor het geval het ooit aan de orde zal komen, is dit ook nog niet het moment van de 'afrekening'. Het wielerplan, met de profs, de amateurs, de junioren en talentherkenning in de Ardennen als voornaamste pijlers, gaat zijn derde jaar in, zodat voor het eerst revenuen van het ambitieuze project mogen worden verwacht. Drie ex-amateurs (Johan Bruinsma, Bert Hiemstra en Marc Lotz) moeten aantonen dat zij de overstap naar de profs gemakkelijker maken dan hun collega's van 'gewone' amateurploegen. In de jeugdselectie van Frans Maassen zit volgens manager Jan Raas een uitzonderlijk goede lichting juniorrenners. Van de broodrijders Michael Boogerd, Robbie McEwen, Leon van Bon en Max van Heeswijk verwacht ploegleider Theo de Rooy “dat ze in grote wedstrijden in staat zijn voor de overwinning te rijden”. Wie je ook aanschiet, iedereen blaakt van optimisme. “Maar in dit geval vind ik het ook gerechtvaardigd”, zegt De Rooy.
Zijn renners staan er niettemin wat timide bij op het toneel. Ogenschijnlijk stralen ze datgene uit waaraan het de laatste jaren in het Nederlandse profwielrennen heeft ontbroken: lef, charisma, zelfvertrouwen, een ongebroken wil om te winnen. Op het toneel, turend in felle lampen, is het onwennig toeven, vergoeilijkt Raas, maar hij ontdekt een kern van waarheid in de stelling. “Een mooie overwinning in een grote etappekoers kan net dat zetje zijn waardoor een renner ineens veel sterker wordt. Gewijzigde levensomstandigheden kunnen daartoe ook bijdragen: verhuizing, een andere vorm van samenleven. Daarnaast zouden sommige renners meer lef moeten hebben. De Rooy heeft veel met die jongens gesproken, geprobeerd hen meer zelfvertrouwen te geven. Neem Van Heeswijk (sprintwinnaar in de laatste Vuelta-rit in 1997 - red), een pure klasbak. Maar ook iemand die zijn mogelijkheden onvoldoende benut. Hij moet harder voor zichzelf worden. Lukt hem dat dan kan hij in oktober in Valkenburg meespelen om de wereldtitel. Want het parcours is hem op het lijf geschreven.”
Leon van Bon, nummer drie op het WK in San Sebastian, stelt zich wat gereserveerder op. “Ik hoop ook dat een mooie uitslag net dat ene steuntje in de rug is dat je nodig hebt. Maar als het zo is, weet je dat pas aan het eind van het seizoen.” Zelf zet hij voorzichtig in op de Ronde van Vlaanderen. “Vorig jaar was ik veertiende. Het is een koers die mij goed ligt.” In de Amstel Gold Race manifesteerde hij zich eveneens sterk, maar wachtte op een signaal van De Rooy eer te besluiten wel of niet met de uiteindelijke winnaar Riis mee te gaan. Hij deed het niet en kwam als anonymus op het tweede uitslagenvelletje terecht.
De ploegleider vindt dit voorval passen in het leerproces. Vanaf heden moet Van Bon zelf hét moment kiezen. “Als ik moet ingrijpen, is het in de meeste gevallen te laat. Eigen initiatief is altijd het beste. Daarvoor moet je als renner assertief zijn. Maar omdat hij in een groeiproces zit, moet je hem ook ruimte geven fouten te maken.”
Op dat punt heeft de ploeg volgens De Rooy enorme vorderingen gemaakt. “Voorheen hadden bepaalde renners schrik voor sommige etappekoersen. Dat is nu voorbij. De allerbeste meetpunten zijn de twee zware blessures die Sörensen in twee achtereenvolgende jaren heeft opgelopen. Toen hij in 1996 in Parijs-Brussel viel, viel de hele ploeg met hem op straat. Toen Rolf vorig jaar met een handblessure de Ronde van Nederland moest verlaten, namen de jonge renners het roer over. Die reden een goede Ronde van Spanje en een goed WK. Vijf jonge coureurs hebben de Vuelta uitgereden, dat vind ik heel wat. Voor 1998 zal het een droom zijn wanneer Nederlanders om grote overwinningen gaan strijden.”
Johan Bruinsma, veruit het grootste amateurtalent in dit land, maar fysiek fragiel als een kerstboombal, puft nog na van het eerste trainingskamp bij de profs. Hij is een paar jaar jonger dan de andere 'neo's' uit de ploeg, maar merkt uit contacten met niet Rabo-amateurs dat hij een voorsprong heeft waar het gaat om scholing in training, tactiek, eetgewoonten en medische verzorging. Zijn vroegere ploegleider Nico Verhoeven: “Onze junioren en amateurs snuiven meteen de sfeer op. Ze zien de profs voorbij komen. Ze weten dat Bruinsma de kans krijgt als beroepsrenner. Dat willen zij ook bereiken. Door dat klimaat is hun toekomstprespectief aangenamer dan voor veel jongens uit andere amateurploegen.”
De arrivés in de ploeg Raas zullen niet meteen als lichtend voorbeeld mogen dienen. De dure krachten Peter Luttenberger en Patrick Jonker faalden in de Tour de France. Zij mogen het vizier niet meer uitsluitend meer op 's werelds grootste wielerwedstrijd richten. Na een paar dagen afstappen in de Dauphiné en de Ronde van Zwitserland is voortaan uit den boze. De Rooy ziet sowieso niets in het investeren in een hoge klassering in de Tour. Met Alex Zülle (thans Festina) is contact over een contract geweest, maar de Zwitser vroeg een buitenproportioneel hoog salaris. En Jan Ullrich zal naar verwachting ook de komende jaren als een grootvorst regeren. “In de Tour is weinig te winnen, we moeten onze kaarten op andere wedstrijden zetten.”