Met lokale hulp gaat het steeds beter in Uruzgan
Militairen bestrijden de taliban in Uruzgan. Hulporganisaties hebben van de taliban afgekeken hoe ze succesvol kunnen werken: door op te gaan in de lokale gemeenschap.
Op de binnenplaats van het provinciale ziekenhuis in Tarin Kowt zitten tientallen vrouwen met hun kinderen te wachten voor het spreekuur van de polikliniek. Schielijk slaan de vrouwen een sluier voor hun gezicht als ze mannelijke bezoekers zien aankomen.
In een leslokaal even verderop reageren de docenten Humaira en Nazira en hun negen verpleegkundigen in opleiding totaal anders. Trots en zelfbewust vertellen ze over de opleiding en hun ambities. Alleen voor de foto gaat de sluier even voor het gezicht.
De ontwikkelingen in de provincie Uruzgan zijn zeker voor Afghaanse begrippen ongekend. Nog maar een paar jaar geleden was het uitzonderlijk dat meisjes naar school gingen, laat staan dat ze een opleiding tot verpleegster volgden. Nu volgen 45 meisjes een opleiding tot verpleegster, verloskundige of apotheker.
Tijdens het taliban-tijdperk (1996-2001) was maar een klein aantal non-gouvernementele organisaties (ngo’s) actief in Uruzgan, dat geldt als een van de minst ontwikkelde provincies van Afghanistan. In het kielzog van de Nederlands-Australische troepenmacht hebben zich de afgelopen jaar steeds meer ngo’s in Uruzgan gevestigd. Inmiddels zijn het er meer dan vijftig. Hulporganisaties benadrukken dat ze onafhankelijk van militairen en onpartijdig hun werk doen, maar kunnen pas een gebied in als dat door militaire inzet relatief veilig is. „In Kandahar zit alleen Save the Children en in Helmand zit helemaal geen ngo. Het grote aantal ngo’s in Uruzgan zegt dus wel iets over de veiligheid”, zegt Mohammed Sarwar Gizab, programmacoördinator van het Dutch Committee for Uruzgan (DCU), een samenwerkingsverband van vijf Nederlandse hulporganisaties (zie kader).
De dertig Afghaanse DCU-medewerkers rijden zonder bewakers rond. Het risico van aanslagen of ontvoeringen is er altijd, maar is in Uruzgan niet zó groot dat extra veiligheidsmaatregelen nodig zijn. „De talibanleiders zien dat de bevolking blij is met ons werk en dat het dus in hun eigen belang is om ons met rust te laten.” Hulporganisaties zijn mede succesvol doordat ze hetzelfde ’wapen’ gebruiken als de fundamentalistische taliban-beweging. „We maken deel uit van de lokale gemeenschap en hebben daar steun van.”
De opleiding tot verpleegster illustreert de werkwijze. De meisjes komen uit verschillende districten van Uruzgan en worden opgeleid om in hun woonplaats te gaan werken. Daarmee wil het DCU bereiken dat de hulp daar terechtkomt waar er de meeste behoefte aan is. Medisch personeel is buitengewoon schaars in Uruzgan. Wie iets wil bereiken, gaat liever naar de hoofdstad Kaboel of naar het buitenland.
„Ik heb beloofd dat ik als verpleegster in Uruzgan ga werken”, zegt de 18-jarige Amina tijdens een lespauze. „Uruzgan heeft vrouwelijke verpleegkundigen hard nodig. We moeten voor onze eigen mensen werken, voor onze moeders en zusters.” Volgens docente Humaira zijn haar leerlingen bijzonder gemotiveerd. Wie de hoogste cijfers krijgt, mag een opleiding tot arts gaan volgen. „Dat is mijn doel”, zegt Amina gedecideerd.
Ngo’s prijzen de rol van Nederlandse militairen. Met veel geduld en inlevingsvermogen zijn goede relaties opgebouwd waar de hulporganisaties ook profijt van hebben. „Nederlanders zijn erg beroemd in Uruzgan”, lacht DCU-coördinator Sarwar. Strikt genomen zal het vertrek van de Nederlandse militairen en BuZa-medewerkers op 1 augustus geen invloed hebben op het werk van de hulporganisaties. Maar er is wel bezorgdheid of de Australische en Amerikaanse militairen op dezelfde behoedzame manier te werk zullen gaan als hun Nederlandse voorgangers.
Abdul Basir Sherzad, projectmanager van DCU in Tarin Kowt, is vooral beducht voor de fase waarin de Nederlandse taakgroep haar taken overdraagt. „Dat zal zeker tot een soort vacuüm leiden. Ik stel voortdurend de vraag of er een noodplan is om de veiligheid van de ngo’s te garanderen, maar tot nu toe heb ik daarop geen antwoord gekregen. De komende maanden zullen beslissend zijn voor ons werk. Als de opstandelingen weer de stad binnenkomen, zijn we twee tot drie jaar terug in de tijd.”
Het is de vraag of fundamentalistische groeperingen er wel belang bij hebben om gebruik te maken van de overgangsfase. Grote delen van Uruzgan bieden de taliban de mogelijkheid om zich betrekkelijk ongestoord te hergroeperen. In de aangrenzende provincies Helmand en Kandahar maken Isaf-troepen actief jacht op taliban-strijders.
Het wordt bovendien steeds makkelijker om je binnen Uruzgan te verplaatsen. Tussen de hoofdstad Tarin Kowt en Chora wordt – op kosten van Nederland – een geasfalteerde weg aangelegd. Tien van de zestien kilometer zijn al klaar. Door de lucht is Uruzgan vanuit Kaboel ook goed te bereiken. Twee keer per week vliegt een commerciële maatschappij op Uruzgan. Bij de airstrip wordt een terminalgebouw neergezet om meer passagiers- en vrachtvluchten te kunnen afhandelen.
Minder spectaculair, maar voor de lange termijn ook belangrijk, zijn projecten die de positie van kinderen en vrouwen moeten verbeteren. HeathNet TPO financiert bijvoorbeeld psychosociale zorg voor vrouwen die te maken hebben met depressie, huiselijk geweld of opvoedingsproblemen. In een aparte vleugel van het ziekenhuis houden twee hulpverleners spreekuur. Per week komen er gemiddeld vijftien vrouwen langs. Daarnaast is er een ondersteuningsgroep die vijf keer per maand bij elkaar komt. Hulpverleenster Najila: „Vrouwen zijn blij met de groep. Het is voor hen vaak het enige uitje dat ze hebben, dus ze beleven er zeker ook plezier aan.”
Op korte afstand van het ziekenhuis is een afkickcentrum voor drugsverslaafden gevestigd. In het bedompte souterrain kijken de dertien in het lichtblauw gekleden patiënten naar een vechtfilm. Ze volgen een afkickprogramma van een maand. De meesten hebben heroïne gerookt en proberen daar nu door middel van gesprekken en medische begeleiding van af te komen. Kariman Aya verblijft een week in het centrum. „Ik vond het moeilijk om te stoppen toen ik nog thuis was. In dit centrum lukt het wel om met mijn slechte gewoonte te stoppen.” Het DCU wil de capaciteit van het afkickcentrum uitbreiden. Uruzgan telt naar schatting 10.000 drugsverslaafden.
Het succes van het ontwikkelingswerk blijft in Uruzgan niet onopgemerkt. Lokale leiders zoeken samenwerking met ngo’s. Afgelopen maanden kwamen twintig stamoudsten uit het Chora-gebied op eigen initiatief naar een vergadering van hulporganisaties. DCU-projectmanager Basir ziet een veranderende houding. „In het begin kwamen mensen hier om eten vragen en een pakket met eerste levensbehoeften. Nu kloppen ze aan om training te krijgen. Dat is een belangrijke verandering. Mensen nemen hun eigen leven weer ter hand.”
In de drie bevolkingscentra van Uruzgan (Tarin Kowt, Deh Rawod en Chora) is dat effect op straat zichtbaar. De bazaars (markten) zijn uitgebreid en bieden naast de dagelijkse levensbehoeften steeds meer luxeartikelen, zoals radio’s, televisies en mobiele telefoons. De bromfiets is nog altijd het populairste vervoermiddel, maar wie het kan betalen koopt een auto. Mensen trekken uit afgelegen gebieden naar de centra en kopen er grond om een huis op te bouwen. De ontwikkeling is relatief, want Uruzgan moet van heel ver komen. Maar de trend lijkt positief te zijn.
DCU-coördinator Sarwar: „Sinds 2006 is de levensstandaard van de inwoners van Uruzgan verdubbeld. Daar putten mensen hoop uit.”