Met kunst bouwen aan een betere samenleving

Ernst Veen kun je gerust een cultureel ondernemer noemen. Vandaag 25 jaar geleden stapte hij De Nieuwe Kerk binnen, die hij ombouwde tot een

door Cees Straus

In de zakenwereld hebben directiefuncties meestal een hoge ’omloopsnelheid’. Zo niet bij de Stichting De Nieuwe Kerk in Amsterdam. Sinds de prachtig gerestaureerde kerk na een gedwongen sluiting van een kleine twintig jaar weer openging, wordt de organisatie geleid door de eerste en tot nu toe enige directeur.

Ernst Veen, bijna zestig jaar geleden geboren in de Betuwe, maar opgegroeid in ’t Gooi, heeft de organisatie die achter het markante monument schuilgaat, in 25 jaar uitgebouwd tot een van de belangrijkste musea in de hoofdstad. De Nieuwe Kerk staat wat het publieksbezoek betreft in de hoofdstad op de vierde plaats, direct na Rijksmuseum, Van Gogh en Stedelijk. Voeg daar de successen van de Hermitage Amsterdam bij – ook een idee dat Veen in nauw overleg met de Russische Hermitage heeft ontwikkeld – en er ontstaat een beeld van een man die een cultureel ondernemer is te noemen. Een directeur die ondernemen als de gewoonste zaak van de wereld beschouwt, maar dat wel paart aan een grote betrokkenheid met de kunsten en cultuur.

Aan dat engagement liggen bijzondere drijfveren ten grondslag. Een gesprek met Ernst Veen leidt onherroepelijk naar de vraag waar zijn betrokkenheid vandaan komt. Compassie schrijft hij met een hoofdletter, maar hij benadrukt wel dat zijn betrokkenheid bij de maatschappij vóór die bij de kunsten gaat. Veen is daarmee een typisch product van de jaren ’60 en ’70: hij wil zijn idealisme met betrekking tot een betere wereld op het culturele vlak tot uitdrukking wil brengen. Niet voor niets toont hij in de keuze voor de tentoonstellingsthema’s voorkeur voor de wereldreligies, voor exotische landen waarvan hij de culturele identiteit graag aan de hand van betoverende kunstvoorwerpen wil tonen. Tegelijkertijd moet hij die opzet realiseren in een voormalig godshuis dat tevens een nationaal monument is.

Veen heeft zijn maatschappelijk engagement overigens niet van vreemden. In het gezin waar hij opgroeide, stond het geloof centraal: overgrootvader, grootvader en vader waren predikant in de Nederlands Hervormde Kerk. De jonge Veen ambieerde echter geen domineesbaan. Wel schrijft hij zijn maatschappelijke betrokkenheid aan zijn opvoeding toe, en dan met name zijn moeder. „Er was zeker belangstelling voor culturele uitingen. Muziek stond voorop, met beeldende kunst hadden we thuis veel minder. Dat is pas later gekomen, toen ik in de twintig was”, zegt hij.

Op dat moment had hij een opleiding cultureel werk aan de Sociale Academie voltooid en was betrokken geraakt bij de Studentenecclesia in Amsterdam die destijds onder de bezielde leiding van Huub Oosterhuis stond. Tegelijk raakte hij ook politiek actief: hij kwam in het hoofdbestuur van de PPR (Politieke Partij Radikalen). Vanuit de Studentenecclesia kwam hij als coördinator bij De Populier in Amsterdam terecht, een instelling die zich net als De Balie nu inzette voor het maatschappelijk debat.

Hoe politiek hij in die tijd ook was, het geloof bleef trekken. „Ik voel me duidelijk christelijk geïnspireerd. We zijn allemaal reizigers op deze planeet. Je hebt de verantwoordelijkheid voor elkaar om er iets goeds van te maken. Het gaat mij echt om een betere samenleving. Ik vind inspiratie in het geloof, dat is iets heel vertrouwds, maar de cultuur is ook een richtsnoer.” En: „Ik ben tot op de dag van vandaag lidmaat van de protestantse kerk. Ik ga nog altijd graag ter kerke, al voel ik me niet echt thuis bij de liturgie van de protestantse kerk, die me veel te sober is. Het liefst ga ik naar de Obrechtkerk, waar zulke prachtige muziek klinkt.”

Met zijn werkervaringen, opgedaan in De Populier, kwam Veen begin jaren tachtig bij De Nieuwe Kerk. Daar werd een cultureel secretaris-directeur gezocht die de het gebouw op een wel heel wankele basis moest gaan runnen. „Tot de restauratie was De Nieuwe Kerk eigendom van de Nederlandse Hervormde kerk. Die zag geen mogelijkheden meer om de kerk open te houden. Een groep particulieren heeft zich toen het lot van het monument aangetrokken. Van begin af aan was duidelijk dat er weinig subsidie zou zijn. Dat betekende dat er een helder plan met een bedrijfsmatige structuur moest komen. Een van mijn eerste taken was het zoeken naar sponsors. Maar met het geld vul je uiteraard deze grote ruimte niet. Wat volgde was een plan om de kerk als ontmoetingsplaats van uiteenlopende culturen én tentoonstellingsgebouw in te richten.”

Tentoonstellingen vormen tegenwoordig de voornaamste activiteit van de Nieuwe Kerk. „Ik wil door middel van de kunst en cultuur een verhaal vertellen over de identiteit van een land. Om een beter begrip bij de mensen te creëren. Wat weten wij van de geschiedenis van een land als Marokko, van Turkije, Mongolië en Mexico waar in het verleden de prachtigste kunst is gemaakt? Bij de Marokko-tentoonstelling (2004-’05) kregen we de tweede generatie Marokkanen in huis. Die sloegen steil achter over. ’Nooit geweten dat er zulke mooie dingen uit het land van mijn ouders komen’, zeiden ze.”

Bij dat alles blijven de allianties een belangrijk gegeven. Veen doet er veel aan om zijn zakelijke banden met het bedrijfsleven in een bestendige vorm te gieten. „We vinden gelukkig bedrijven die een vast vertrouwen hebben in een langlopende verbintenis. Daar kun je je beleid goed op bouwen. Maar er staat voor hen ook veel tegenover. Zo kunnen ze hun ontvangsten, al dan niet in het kader van een bijzondere tentoonstelling, op een magische plek houden. Veen: „Voordat ik bij De Nieuwe Kerk kwam, heb ik er nooit aan gedacht cultureel ondernemer te worden. Maar het is nu heel wezenlijk voor me geworden. Ik ben me er echter wel van bewust dat ik een generalist ben, een ideeënman. Ik wil de mensen graag inspireren. Wat je in je hart meedraagt, dat moet je met passie vormgeven. Je kunt mensen raken, juist vanuit je passie en betrokkenheid.

Behalve het vormen van allianties met het bedrijfsleven heeft Veen in de afgelopen jaren ook het contact met andere musea stevig aangetrokken. Als een cultuurtempel die geen eigen collectie heeft, is De Nieuwe Kerk immers volledig afhankelijk van wat elders aan kunst en cultuur is vergaard.

Zoals in de Hermitage in Sint-Petersburg. Het Russische museum bezit een reusachtige verzameling die deels ongetoond blijft. Veen ontwikkelde het plan – mede op basis van zijn vriendschap met Hermitage-directeur Piotrovsky – om aan de Amsteloever een dependance van het museum in het voormalige bejaardentehuis de Amstelhof te vestigen. Eind 2008 gaat het dan geheel gerenoveerde gebouw open. In de nieuwe opzet waarin zowel Nieuwe Kerk als Hermitage aan de Amstel participeren, blijft Veen directeur. Voor de VUT voelt hij niets. „Ik blijf hier zeker tot mijn 65ste jaar zitten. Daar mogen ze op rekenen”.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden