Met je laptop tussen de lego

Realistische verhalen over vrouwenlevens zijn broodnodig, vindt Rachel Cusk. Volgen Nederlandse schrijfsters haar credo?

JANN RUYTERS

Toen de Britse schrijfster Rachel Cusk vorig jaar een lezing in Nederland hield ter gelegenheid van de uitreiking van de alleen voor vrouwen bedoelde Anna Bijns Prijs, constateerde ze iets opmerkelijks: schrijfsters van nu hebben weinig meer op met het verschijnsel vrouw. De revolutie is voorbij. Vrouwen genieten dezelfde rechten als mannen, er zijn banen, echtscheidingen, anticonceptiepillen. Huwelijk, moederschap en thuismoederschap worden gezien als een keuze, klagen geeft geen pas. Omdat het persoonlijke niet meer politiek is, wordt het ook al snel irrelevant, onredelijk en zeurderig gevonden. "Wat vrouwen compromitteert - baby's, huiselijkheid, middelmatigheid - compromitteert het schrijven nog meer", aldus Cusk. Vandaar dat schrijfsters van nu zich liever op de geschiedenis storten.

Nu is Cusk Engels en sprak ze over het Angelsaksische literaire landschap, over schrijfsters als Hilary Mantel bijvoorbeeld. Maar in Nederland heeft het typische vrouwenboek ook geen hoge status, ondanks een vloed aan vagina-, hormoon- en huisvrouwmonologen. De term 'vrouwenliteratuur' wordt hier meestal gereserveerd voor door vrouwen geschreven boeken die juist niet tot de literatuur worden gerekend. Hella Haasse was wel een dame, maar schreef geen vrouwenboeken.

Ben je als schrijfster uit op literaire erkenning, op grote literaire prijzen zoals de Ako- en de Libris Literatuurprijs, dan kun je maar beter niet in die aparte categorie van de vrouwenliteratuur worden weggezet - al heb je daar als schrijfster ook niet zo heel veel invloed op. In zijn boek 'De maakbare man' merkt Maxim (tot voor kort Marjolijn) Februari ironisch op dat hij ooit hoopte dat het beroep van schrijver je verloste van gesprekken waarin je sekse ter sprake kwam. Groot was dan ook de teleurstelling toen de buitenwereld hem (destijds haar) opsloot in het 'interneringskamp' van de vrouwelijke schrijvers en vrouwelijke denkers. "Toen bleek dat ik met al dat schrijven geen klap was opgeschoten."

De term 'vrouwenboek' raakte hier in de jaren zeventig in zwang, met schrijfsters als Anja Meulenbelt en Hannes Meinkema. Boeken als 'De schaamte voorbij' werden een instrument van feministische bewustwording; door ze te lezen kon je vrouw wórden. Maar deze bekentenisliteratuur werd niet tot de echte literatuur gerekend. Daarvoor waren de schrijfsters, vond men, te zeer uit op herkenbaarheid, te dicht bij huis gebleven. Die kritiek klonk vijf jaar geleden opnieuw, toen Cox Habbema als voorzitter van de Librisjury klaagde dat vrouwen eens wat minder moesten neuzelen over al die persoonlijke wissewasjes, dat ze eens verder moesten reiken.

In haar lezing bepleitte Rachel Cusk precies het tegenovergestelde. Cusk vindt helemaal niet dat schrijfsters te veel navelstaren. De vrouw is in haar ogen nog steeds een donker continent, de raadselachtige ander: ook voor haarzelf. Aan schrijfsters daarom de taak de waarheid op te diepen onder de sprookjes die vrouwen zichzelf voorhouden. Je kunt je vanuit je eindelijk verworven 'eigen kamer' richten op voorbije oorlogen of verre landen, maar het is beter met je laptop midden in de woonkamer te gaan zitten, tussen de lego, naast de wasmand met vuile sokken. Dat credo past Cusk zelf bijna meedogenloos toe in haar romans en vooral in haar non-fictie. De Engelse schrijfster bevindt zich op eenzame hoogte als het gaat om het blootleggen van de donkere onderstromen, de irrationaliteit en haat die huiselijke harmonie in de weg kunnen staan. Een goed voorbeeld is het controversiële 'Nasleep', de vorig jaar verschenen autobiografische tekst waarin de schrijfster de ondergang van haar huwelijk beschrijft. Cusk wordt verscheurd door haar weerzin tegen de alomvattende moedercultus en haar weigering de zorg voor haar kinderen met haar ex te delen; een primitieve moederlijke bezitsdrang die haar zelf verraste: "Waar was dit ketterse idee ontkiemd?" Ze schrijft hoe erg ze het heimelijk vindt afhankelijk te zijn van haar man, die zijn baan als advocaat nota bene heeft opgezegd om voor hun dochters te zorgen, zodat zij haar boeken kan schrijven. Die heimelijke afkeer herinnert Cusk eraan dat ze zich als kind ook liever op haar uithuizige vader richtte dan op haar thuisblijvende moeder, met wie ze gedoemd was tot een knellende symbiose. "(...) ik deelde haar gezichtspunt, huisde binnen haar verveling, vreugde of irritatie. Ik woonde zonder iets te zien in haar wezen. Hoe kon ik weten wat mijn moeder was?"

Niet iedereen zal zich geroepen voelen Cusks sombere wereldbeeld te volgen. 'Nasleep' riep dan ook veel wrevel op, haar generalisaties over man/vrouwverhoudingen irriteerden. Daar komt bij dat de retoriek in 'Nasleep' ook iets bevoogdends heeft: wie Cusks 'waarheid' onder ogen ziet, ontwaart om zich heen nog slechts leugenaars die van zichzelf niet eens weten dat ze de schijn ophouden.

Toch heeft Rachel Cusk in Nederland een keur aan generatiegenoten die dezelfde donkere onderstromen onderzoeken, diezelfde innerlijke gespletenheid. Maar dan wel in een minder 'politieke' variant, dus zonder dat deze schrijfsters beweren de waarheid over vrouwenlevens in pacht te hebben. En zonder dat ze streven naar verandering. De romans en verhalen van Esther Gerritsen, Sanneke van Hassel, Elke Geurts en Vrouwkje Tuinman beschrijven wel het ongemak en onbehagen van moderne vrouwen, maar hun soms strijdige innerlijke roerselen voelen niet zo zwaar als het werk van Rachel Cusk , de vervreemding is vaker gewoon een fact of life, iets onoplosbaars.

In de verhalen van Sanneke van Hassel krijgt dat onbehagen iets dreigends. Een zwangerschap leidt tot een straatfobie, iedere moederlijke ontsnapping aan kleuters in een speeltuin blijkt een luchtspiegeling.

Elke Geurts houdt er een speelsere toon op na. In een van haar verhalen gaat huisvrouw Peggy op zoek naar een romantischer bestaan en strandt ze op een schip dat 'Peggy' heet - om aan te geven dat ze wél ontsnapt aan haar saaie man, maar niet aan zichzelf. De toon is licht, en soms mag je in de vervreemding van het vroegere ongebonden zelf ook een verrijking zien. Hier is het moederschap niet het monster dat vrouwen van zichzelf scheidt, maar wordt het niettemin met verwondering bekeken. Een verwondering die je ook aantreft bij de dichteres Jannah Loontjens. In haar debuurbundel, die onlangs in Trouw besproken werd schrijft ze: "Moeders zijn moeders van vrienden. Vrouwen in treinen met een peer voor een kind. Moeders zijn de anderen". En: "Het was een wonder. Hihihi, hahaha, ik lag erbij en keek ernaar."

Een mooi voorbeeld is ook 'Dorst', genomineerd voor de Libris Literatuurprijs die komende maandag wordt uitgereikt. Gekte ligt in deze roman op de loer: Esther Gerritsen schrijft over Elizabeth en Coco, moeder en dochter, als twee vrouwen die geen idee hebben hoe ze met elkaar om moeten gaan. Elizabeth ziet haar dochter als een indringer: "Ooit was haar meisje zo'n wachtende klant [bij de kapper], een getuige van wie je geen last lijkt te hebben maar die toch alles ongemakkelijk maakt. (...) Hoe ouder haar dochter, hoe vreemder Elizabeth. Haar dochter maakte haar vreemd."

In een interview op de website van de Libris Literatuurpijs vertelt Gerritsen dat ze een boek wilde schrijven over iemand met heel veel liefde voor spullen. Iemand die heel graag alleen is. Later kwam de vraag wat er gebeurt als zo iemand een kind heeft, en toen kwam ook het perspectief van dat kind erbij.

Elizabeth is geen gewone moeder. Ergens in het begin van het boek wordt gefluisterd dat ze Asperger heeft. Esther Gerritsen, altijd al een meester in het ongewoon en onnatuurlijk maken van wat normaal en natuurlijk is, schetst in 'Dorst' een even geestig als schrijnend portret van een moeder die het moederlijke nooit goed onder de knie heeft gekregen, die zich in de aanwezigheid van haar dochter steeds vreemder is gaan voelen. Een excentrieke vrouw die in haar hoekige verhouding tot haar dochter echter ook een zeer herkenbaar ongemak en onbegrip spiegelt.

Het past wel in de tijdgeest dat het ideologisch getinte onbehagen van weleer is vervangen door de psychische stoornis die hier tussen de vrouw en haar zorgtaak komt. Al is de hoop op verandering daarmee ook vervlogen.

Zijn vrouwen echt zo ontevreden?

Vrouwen, mannen en de Libris Literatuurprijs
Maandag 6 mei wordt de Libris Literatuurprijs uitgereikt aan de beste Nederlandstalige roman van 2012. Genomineerd zijn Esther Gerritsen met 'Dorst', Arnon Grunberg met 'De man zonder ziekte', Oek de Jong met 'Pier en Oceaan', Elvis Peeters met 'Dinsdag', en Tommy Wieringa met 'Dit zijn de namen' en Christiaan Weijts met 'Euforie'. Behalve de laatste werden allen al eerder genomineerd. Grunberg won de prijs al eens, in 2007 voor 'Tirza'.

Esther Gerritsen is de enige vrouw op de shortlist, zoals ze dat ook was in 2011. In 2012 werd geen enkele vrouw genomineerd. Dat gebrek aan vrouwen op de shortlist is niet direct getalsmatig terug te voeren op de jurysamenstelling, leert een blik op het Libris-archief. De keren dat er wél evenveel mannen als vrouwen genomineerd werden, waren de mannelijke juryleden in de meerderheid. Meer vrouwen in de jury zorgt dus niet automatisch voor meer genomineerde schrijfsters.

Dit jaar bestaat de jury uit Jan Donkers (NRC), Edith Koenders (Volkskrant), Lisa Kuitert (Hoogleraar Boekwetenschap Universiteit van Amsterdam). Ze wordt voorgezeten door Clairy Polak. Favoriet zijn 'Pier en Oceaan' van Oek de Jong en 'Dit zijn de namen' van Tommy Wieringa, die volgend jaar het Boekenweekgeschenk zal schrijven.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden