’Marokkanen zijn grote acteurs’
In Marokko handelt alles om de goede naam, maar in het verborgene gebeurt van alles dat niet mag – vooral op het gebied van seks. Iedereen weet het, maar niemand spreekt erover, zegt de Frans-Marokkaanse schrijver Abdellah Taïa, die een openhartig boek schreef over zijn homoseksualiteit.
’Marokko is een seksueel land.’ Abdellah Taïa beaamt het volmondig. „Ik ben erdoor gefascineerd. De Marokkaan houdt ervan seks te hebben en vlees te eten. Heel primair, dat mag ik wel.”
Hij kent de blikken, het commentaar, de nauwverholen uitnodigingen op de Marokkaanse straat. De 34-jarige Marokkaanse Fransman windt er in zijn zojuist in het Nederlands uitgegeven boek ’Broederliefde’ geen doekjes om:
’Vandaag de dag was er in Marokko maar één ding dat werkte, seks, seks, seks, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. (...) Seks, zei hij, is de belangrijkste grondstof van dit land, zijn schat, zijn toeristische hoofdattractie.’
Aan het woord is een jonge Marokkaan in Tanger, die hoopt via een toerist uit ’dit vreselijke land’ te vertrekken. De juiste vrouw vond hij niet, dus is hij overgegaan op mannen.
„Ja, en dan de prostitutie...” verzucht de schrijver, tussen de boeken in een Amsterdams hotel. Hij signaleert een toename van de prostitutie in Marokko, vooral door de armoede. „Je hebt geen idee... zelfs in de kleine dorpen.” Is het dan vreemd dat zoveel jongeren azen op een ander leven in Europa? Maar ook het toerisme speelt een rol. De overheid stimuleert dat, maar Taïa vreest dat het zijn land niet in positieve zin zal veranderen.
Abdellah Taïa’s fraai geschreven, autobiografische roman gaat over een jonge Marokkaan die via de gevoelens voor zijn grote broer zijn homoseksualiteit ontdekt. Met de warme lichamelijkheid van het gezin waarin hij opgroeide tekent Taïa een maatschappij die overloopt van seks. „Ja, er is altijd seks”, beaamt hij. „Soms goed, soms slecht. Goed, zoals in onze familie, de aantrekkingskracht tussen mensen die in één huis woonden. Maar we kenden ook veel vrouwen die prostituee waren. Dat intrigeert me, we wisten het, maar verdrongen het.”
Toen hij onlangs in Cairo was werd hij geconfronteerd met het beeld dat in het buitenland over de Marokkaanse vrouw leeft. „De taxichauffeurs prezen ze. Het imago van onze vrouwen is dat ze goed in seks zijn, maar dan wel alsof ze allemaal prostituee zijn.”
In een poging het te verklaren gaat Taïa terug naar zijn jeugd, in de voorstad Sale van Rabat. Onder koning Hassan II was politiek alleen nog mogelijk vanuit de moskee. De helft van de Marokkanen leerde lezen noch schrijven, „opdat we niet zouden nadenken.” Taïa woonde vlak bij de populaire sjeik Jassin, wiens invloed onder gewone, analfabete Marokkanen groot was. Niemand wist precies wat de islam was, het geloof werd doorspekt met bijgeloof over djinns (geesten) en heiligen. Zijn oude wijk is nu een broeinest van islamisten.
De invloed hiervan op het dagelijks leven was groot. „Er is altijd iemand die je op de vingers tikt: ’Denk aan wat je familie zal zeggen, wat God ervan vindt...’ Dat geeft structuur, je vindt het in de gezinnen, in de moskee...” Voor arme mensen die geen werk hebben, geen studie, is dat belangrijk, stelt hij. „Vooral voor mannen, zonder werk. Want als man hoor je overdag niet thuis te zijn, je moet roken, seks hebben.”
Maar een goede naam, een goed imago, is onontbeerlijk. Marokkanen zijn daarom kampioenen in toneelspelen, lacht Taïa. Ze doen van alles dat volgens de geldende normen niet hoort, maar verbergen dat, onder een keurige djelabba, een onberispelijk imago. „Dat is vreemd en fascinerend: alle Marokkanen weten dat ze er niet over moeten praten, ze doen het stiekem en genieten ervan. Het zijn allemaal grote acteurs.”
Die sterke seksualiteit lijkt in tegenstelling met de scheiding van de seksen, zoals die de praktijk is in Marokko. „Daarin is het logisch dat een man die geen seks kan hebben met een vrouw, dat met een man kan hebben”, stelt Taïa vast. „We hebben allemaal seksuele behoeften, en het is gezond die regelmatig te bevredigen om frustratie te voorkomen. Misschien is dat wel de verklaring voor wat ik heb gezien in mijn jeugd. Dat was een soort Woodstock, en tegelijkertijd was het een taboe.”
Net zo’n taboe is zijn eigen homoseksualiteit. In zijn boek geeft een jonge Marokkaan aan dat hij alleen met buitenlandse mannen slaapt. Want deed hij het met Marokkanen, dan zou hij doorgaan voor een zamel, homo. Je mag het dan doen met mannen, maar uiteindelijk moet een man kiezen voor de vrouw, is de onuitgesproken regel.
Taïa’s familie hoorde pas van zijn homoseksualiteit door zijn boek, en een verhaal in het Marokkaanse tijdschrift Telquel. Zelf had hij het niet kunnen opbrengen ze erover te vertellen. „Ik wist wat er kwam: ’Je verloochent de islam, je bent geen Marokkaan meer...’ Ik wist dat ze mijn redenen niet wilden horen.”
Geroerd herinnert hij zich dan het telefoongesprek van vijf minuten dat hij daarna in Parijs met zijn moeder had. „Ik kon niet meer terug, ik vertelde wat ik werkelijk ben. Ze huilde. Ik huilde... Ze is analfabeet, ik stuitte op al die taboes en ik schaamde me. Vanwege hun waarden. Ik begreep haar, ze is een moeder, ze wil het beste voor me.”
Maar het probleem is, zegt hij, dat het bij al die zorg niet om jezelf gaat, maar om je goede naam. „Er is altijd iemand die zich met je bemoeit, voor jouw bestwil. Niet voor een baan of zo, maar om je immateriële leven, voor het paradijs. Je kunt er niet aan ontsnappen, het is verstikkend.”
Zo verstikkend, dat hij zich als jongen verloor in de wereld van de film. Hij noemt de cinema zijn ’trein naar de vrijheid’. „In Marokko is het begrijp vrijheid, al-hurria, leeg. Het is zo vaak herhaald dat het niets meer betekent. Ik moest dat gat vullen met de cinema.”
Hij studeerde Franse literatuur om daar te komen, en schrijft nu naast zijn romans scenario’s voor Franse films. Maar ook al woont hij in Parijs, Marokko beheerst zijn leven. Dat land heeft hem gevormd, en blijft hem inspireren. „Ik zie dat het echte Marokko waarin ik leefde, voor velen niet meer bestaat. Ik wil dat het bestaat, in mijn boeken. Ik wil dat het mysterieuze, seksuele Marokko een plaats heeft in de literatuur.” Hij geeft volmondig toe dat het nogal pretentieus is. „Michel Foucault zegt dat we altijd spreken vanuit één plek. Ik zal altijd spreken vanuit deze plek, die tot nu toe geen rol had in de literatuur.”
’Daarnaast speelt toch ook de wens mee, een bijdrage te leveren aan de emancipatie van homo’s in Marokko. „Ik ontvang dagelijks e-mails van homo’s in Marokko, die trots op me zijn.”
Hij is de eerste die op deze manier openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkomt. „Ik dacht aan al die homoseksuelen die niet kunnen spreken. Ik wel, omdat mijn woorden uit de literatuur komen. Ik ben niet alleen een queen die iets wil zeggen om Marokko te shockeren. Ik probeerde intelligent te zijn, want ik bepaal het imago. Ik breng iets nieuws. Daarom moet ik de waarheid vertellen. En ja, misschien ook shockeren. Dat kan nodig zijn om verandering te bereiken.”
Het boek is nog niet vertaald in het Arabisch, en daarom alleen toegankelijk voor de Franssprekende bovenlaag in zijn vaderland. Dat het goed is ontvangen, wijt hij aan het feit dat hij een taboe doorbreekt. En de minder positieve geluiden aan de kritiek die in zijn boek doorklinkt. „Als je kritiek hebt in Marokko, zeggen ze: je houdt niet van Marokko, je bent niet Marokkaans. Maar ik geloof dat als je wilt dat er iets verandert, er geen andere manier is dan kritiek te hebben.”
Abdellah Taïa, Broederliefde, vertaald door Henne van der Kooy, Uitgeverij Van Gennip ISBN 9789055158454