Tien geboden
Maarten Spanjer: 'Kleine leugentjes, daar ben ik goed in'
Maarten Spanjer (Amsterdam, 1952) is acteur en schrijver. Hij werd vooral bekend als presentator van het tv-programma 'Taxi', waarvoor hij in Montreux de Gouden Roos ontving. Vorig jaar verscheen zijn bundel 'Spanjer in Stukken'.
I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten
"Op een dag vertrokken mijn ouders naar Lourdes. Daar zou mijn moeder van haar reuma worden genezen. Ik was acht of negen jaar oud en ik werd ondergebracht bij mensen die ik niet kende. Ze hadden één kind, een jongen met een hazenlip. Als ik terugdenk aan die tijd zie ik meteen weer voor me hoe mijn lepel rechtop in de havermout bleef staan. En ik zie het grijze kleedje waarop ik, zoals me was opgedragen, twee keer per dag knielde om God te vragen of hij mijn moeder alsjeblieft beter wilde maken. Hulp op afstand, noemden ze dat. Op een dag kwam onze Volkswagen de straat weer ingereden. Mijn vader parkeerde, stapte uit en liep - net als altijd - naar mijn moeders kant om haar, met haar ellendige, reumatische gewrichten, de auto uit te werken. Ik keek verbijsterd toe. Boos. Bedrogen. Wat was dit voor een onzin-God? Toen ik die zondag ter communie ging, bewaarde ik de hostie onder mijn tong, spuugde hem achter een muurtje naast de kerk uit en trapte er net zo lang op tot er alleen nog maar een beetje vieze smurrie van over was gebleven."
II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken
"Er zal wel iets zijn, dat kan niet anders, maar het geloof in God als een soort persoon - die Zich iets van ons zou aantrekken - ben ik volledig kwijtgeraakt. Ik zie niet zo goed hoe ik iets wat niet bestaat zou kunnen beledigen. Het is wat anders als je iemand de kanker achter zijn hart toewenst. Dat zal ik dus ook nooit doen. Ik hou sowieso wel rekening met de gevoelens en opvattingen van anderen, maar hoe ver moet je daar in gaan? In de tijd dat ik het tv-programma 'Taxi' maakte, reed er nog een redacteur in de volgauto mee die wij de religie-bewaker noemden. Hij moest er op toezien dat de naam van de Heer niet ijdel werd gebruikt - tenminste, niet door mij want, en dit waren zijn letterlijke woorden: 'Dat de passagiers weleens vloeken - maximaal twee keer per uitzending! - accepteren wij om het juiste beeld van hun omstandigheden neer te zetten, maar van jou, de presentator, willen wij zoiets absoluut niet horen."
III Gij zult de dag des Heren heiligen
"Mijn zondagen stonden vroeger in het teken van voetballen. We holden 's ochtends vroeg van de Linnaeusstraat via het drollenpaadje naar de Pontanusstraat waar in de sigarenzaak van Sjaak Swart te lezen was of er die dag al dan niet gevoetbald kon worden. Soms zag ik jongens met gebogen hoofden teruglopen en dan wist ik al hoe laat het was, maar ik wilde het bordje toch met mijn eigen ogen zien: 'Alle terreinen afgekeurd'. Regen. Treurigheid. Wat moest ik met die zondag aan? Terug naar huis... Naar de kleine etage-woning die we met z'n tienen moesten delen. Acht kinderen, een invalide moeder, een vader met losse handjes en vaak ruzie in de tent."
IV Eer uw vader en uw moeder
"Mijn vader is er op een of andere manier in geslaagd om zijn kinderen het gevoel te geven dat hij van ze hield. Als hij me sloeg, zei hij: 'Geloof me nou maar, dit doet mij meer pijn dan jou.' Vroeger dacht ik: jaja, het is goed met je. Later realiseerde ik me dat hij daar misschien wel gelijk in heeft gehad. Hij werkte bij de rijksrecherche, was de hele dag bezig met moordzaken en zo, en 's avonds moest hij ineens de lieve huisvader in een groot gezin spelen, de zorgzame echtgenoot van een vrouw die de hele dag pijn had en haar stoel niet uit kon komen. Ik begrijp inmiddels wel waarom die man af en toe uit de bocht vloog. Ik hield van mijn vader. En ik was zijn lievelingetje. Dat ik goed kon leren, vervulde hem van trots. Mijn moeder kon dat niet uitstaan. Zij was erg van de verdeel- en heersstrategie. Mijn moeder was het prototype van de vrouw die zogenaamd liefdevol het bloed onder je nagels vandaan kan halen. Ik herinner me dat ik een keer verschrikkelijk kwaad op haar werd en dat zij elk scheldwoord dat ik gebruikte heel kalm in een notitieblokje opschreef: 'Klotewijf? Aha, daar hebben we er weer één. Monster? Kijk eens aan. Trut? Ga door!' Toen mijn vader thuiskwam en vroeg hoe haar dag was geweest, begon ze meteen verschrikkelijk te janken. 'Moet je horen wat die zoon van je tegen me heeft gezegd!' Ze las voor uit haar boekje en mijn vader zei: 'Dat kan mijn Maarten nooit hebben gezegd.' Waarop mijn moeder nóg harder begon te huilen. Op het laatst wist mijn vader zich geen raad meer en gaf mij een paar knallen voor mijn harses en een paar schoppen voor m'n reet. In zijn woede gaf hij ook mijn moeder nog een paar tikken, een actie waar ik - door mijn tranen heen - stiekem van genoot.
"Het was een onhoudbare situatie bij ons thuis: al die mensen, bovenop elkaars lip. De ziekte van mijn moeder, de afbrokkelende autoriteit van mijn vader... Mijn oudste broer ging met ruzie het huis uit, de tweede vertrok naar een of andere commune en ik - de jongen van wie mijn vader de hoogste verwachtingen had gehad - hield het op mijn zeventiende voor gezien. Hij heeft twee jaar niet met me willen praten. Toen ik een studiebeurs aanvroeg, weigerde hij me te erkennen als zijn zoon. Jaren later, toen iedereen zo'n beetje het huis uit was, kwam er nog een heel klein beetje toenadering. Ook tussen mijn vader en moeder. Ik herinner me dat ik hen een keer ergens hand in hand heb zien zitten. Zo intiem had ik die twee nog nooit gezien. En een van de laatste keren dat ik mijn vader opzocht - hij stierf kort na zijn pensionering - zei hij tot mijn verbijstering: 'Wat ontzettend leuk dat je er bent.' Ik heb nooit medelijden met mijn ouders gehad. En eerbied? Als je een goede vader of een goede moeder bent, dan krijg je die vanzelf. Ons gezin, de belabberde omstandigheden: het was gewoon een gegeven. Ik weet nog dat ik de buren een keer hoorde praten over 'dat grote gezin met die ongelukkige moeder' en dat ik me in alle ernst afvroeg over wie ze het in godsnaam hadden."
V Gij zult niet doden
"Ik kan me nog goed herinneren dat ik begin jaren tachtig op het Journaal de beelden zag van een Duitse vrouw, Bachmeijer heette ze, die in de rechtszaal de verkrachter en moordenaar van haar dochtertje had doodgeschoten. Ze werd mild gestraft, maar zelfs dat had van mij niet gehoeven. Ik ben er niet voor dat iedereen zomaar het recht in eigen hand neemt, maar in zo'n geval? Ja. Ik zou hetzelfde doen. Denk ik. Ik ben ertoe in staat. Zeker in combinatie met mijn wraakzuchtige karakter. Schorpioen hè? Niet dat ik meteen fysiek word hoor, maar voor wie mij ooit wat geflikt heeft: pas maar op, want als ik de kans krijg, pak ik je terug."
VI Gij zult geen onkuisheid doen
"Onkuisheid! Dat woord heb ik lang niet meer gehoord. Nooit begrepen wat daar nou precies mee werd bedoeld. Er werd bij ons thuis niet over seks gesproken en in zekere zin is dat voor mij een zegen geweest; ik heb alles op mijn eigen gevoel uit kunnen zoeken, niet gehinderd door de rare ideeën van gefrustreerde opvoeders. Wat mij betreft is het alleen maar onkuis om seks te hebben met levende wezens die niet duidelijk kunnen maken of zij daar ook behoefte aan hebben. Kinderen en dieren. Alhoewel... als je het rationeel bekijkt: Midas Dekkers heeft ooit gezegd dat een dier het soms best fijn kan vinden als er iets warms in zijn achterste wordt gestoken. Volgens mij is het voor de met fipronil besmette kippen die dreigen te worden vergast in ieder geval een stuk minder erg om af en toe bezoek te krijgen van een hitsige zoöfiel."
VII Gij zult niet stelen
"Op een mooie zomermiddag fietste ik na de voetbaltraining met een paar vriendjes over de Kruislaan naar huis. We stopten bij de enige sekswinkel in Oost waar voor het raam van de deur aan een waslijn een paar seksboekjes aan knijpertjes hingen. Uit mijn hoofd: Rosie en Amazone, daaronder Candy en Chick. Ik deed wat niemand durfde - misschien wel omdat ik thuis zo weinig mocht - dus voor ik het wist stond ik op de handen van een vriendje om zo, door het bovenlicht, de boekjes van de lijn te pikken. Ik had er net een paar te pakken toen we een politiewagen zagen rijden. Die jongens lieten meteen alles vallen; ik kletterde op de straat en máákte dat ik wegkwam. Dit verhaal zou mijn vader niet overleven: hoe zijn vijftienjarige zoon door een paar collega's werd ingerekend tijdens de inbraak in een sekswinkel."
VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen
"Katholieken kunnen vaak goed liegen en misschien komt dat wel door al de regeltjes waar ze zich aan moeten houden; als iets niet mag, maar je wil het tóch heel graag, dan moet je daar iets op bedenken. Bij ons thuis mocht ook niks. Ik mocht bijvoorbeeld, als ik honger had, niet zomaar zelf de koelkast opendoen. Eerst vragen. 'Mag ik..?' En het antwoord was meestal 'Nee!'. Dan maar stiekem. Mijn moeder kon niet lopen en kon dus niet naar de keuken komen om me te betrappen. Als ze 'Wat doe je daar?' riep, antwoordde ik, bijvoorbeeld: 'O, ik heb het zó warm, dat ik even de koelkastdeur heb opengedaan om een beetje af te koelen.' Kleine, dagelijkse leugentjes, daar ben ik best goed in, al zeg ik het zelf."
IX Gij zult geen onkuisheid begeren
"Dat ik nooit getrouwd ben geweest, heeft eerder met de moeizame relatie met mijn moeder te maken dan met de eigenaardige seksuele moraal van de katholieke kerk. Als het er zó uitziet, een echtgenote, een huwelijk: laat maar zitten dan. Daar komt nog bij dat ik een grote behoefte had om op mezelf te wonen, om alleen te zijn. De vrouw blijft voor mij een lastig te begrijpen wezen. Ze is niet meer of minder dan een man maar, nou ja, wel een beetje valser misschien, al hebben ze dat zelf vaak niet in de gaten. Ik zal je een simpel voorbeeld noemen. Mijn vriendin is stewardess. We zaten op Curaçao aan het ontbijt, met aan de linkerhand de gezagvoerder en de co-piloten en aan de rechterhand de stewardessen in bikini. Mijn vriendin zag dat ik mijn ogen de kost gaf - niet overdreven, maar gewoon geïnteresseerd - en riep ineens, heel hard: 'Maarten! Neem nog even een tomaat. Dat is goed voor je prostaat!' Dat is toch vals? Ik werd in één klap geneutraliseerd. En als je er naar vraagt, zegt ze: 'Huh? Daar bedoelde ik toch niks kwaads mee?'
"Goed, ze zou me ervan kunnen verdenken dat ik vreemd zou willen gaan. Ik heb altijd gezegd: monogamie is cultuur, bigamie is natuur. En ik ben nu eenmaal in mijn diepste wezen een natuurmens. Al moet ik eerlijk zeggen dat ik helemaal geen zin meer heb in het gezanik, het gedoe. Moet je je voorstellen dat hier gisteravond iemand is blijven slapen, dat mijn vriendin straks thuiskomt en dat ik dan, die trap op, naar boven moet om de haren met de verkeerde kleur van mijn kussen te plukken. Alsjeblieft zeg. 't Is ook veel te vermoeiend allemaal."
X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort
"Het grote gezin heeft er mede voor gezorgd dat ik in het acteursvak ben gerold. Ik had een bovengemiddelde behoefte aan aandacht. Tegelijkertijd was ik niet gemotiveerd genoeg. Ik heb een blauwe maandag op een voorbereidingscursus gezeten en dacht toen, met een zekere bravoure, dat ik het ook wel zonder opleiding zou redden. Ik heb er geld mee verdiend, maar nooit zo veel dat ik er ongelukkig van kon worden. Dat krijg je, met bezit: van de eerste ton op je bankrekening kan je nog wel genieten, maar daarna beginnen de zorgen pas. Misschien ben ik daarom ook nooit echt jaloers geweest op mensen met heel veel talent.
"Het enige wat me dwarszit, is dat ik als schrijver niet helemaal serieus ben genomen, vooral ook omdat ik het vak schrijven hoger aansla dan acteren. Soms word ik wakker met de gedachte: ik kan vandaag wel weer een verhaal gaan schrijven, maar wie gaat het lezen? Sommige mensen zullen me misschien een ouwe chagrijn vinden, maar naarmate je ouder wordt kunnen je dingen overkomen waar je niet bepaald vrolijk van wordt. In juni is mijn jongste zusje overleden. Ze was pas 52. Hersentumor. Binnen tweeënhalve maand was het met haar gedaan. Laatst hebben we haar huis leeggeruimd. Dat was het dan. Het leven lijkt op zo'n moment behoorlijk zinloos en tegelijkertijd weet je dat iedereen weer plannen gaat maken, dingen gaat doen... Wat kun je anders? Doorgaan. Het lijkt me beter om maar niet al te lang stil te blijven staan bij de ondraaglijke lichtheid van het bestaan."