Loten
De wens arts te worden is een emotioneel beladen kwestie: wie het wil, wil het heel graag. Die gretigheid verklaart mede, waarom de manier waarop Nederland tot nu toe toekomstige artsen selecteerde, zo hardnekkig 'oneerlijk' wordt genoemd - vooral door wie uitgeloot is, of een kind heeft dat het overkomt.
In dat stelsel van 'gewogen loting' lootte iedereen, maar de examenprestaties - die overigens weinig 'zeggen' - wogen mee. Vorig jaar liet minister Ritzen een commissie onder leiding van oud-KNAW-voorzitter dr. P. Drenth iets beters uitdenken.
Maar na ruim twee maanden studeren op Drenths bouwwerk laat Ritzen er nu eigenlijk weinig van heel. In plaats van maar liefst 'de beste 50 procent' zonder loten toe te laten, zoals Drenth adviseerde, doet Ritzen dat, verstandig, slechts met de beste 20 procent: jongeren met 8 of hoger. In plaats van de loting voor de mindere goden helemaal een toevalskwestie te maken, blijven hun prestaties meetellen. In plaats van een enorme kloof te scheppen tussen jongeren net boven en beneden 7,3, vlakt Ritzen die af. Eigenlijk neemt Ritzen maar twee hoofdgedachten van Drenth over: voor sommigen wordt de loting in haar geheel afgeschaft, en niemand mag vaker dan tweemaal meeloten. Door die groep 'veelloters' te weren, kan Ritzen de kans verbeteren van jongeren die net geen 8 haalden.
Zo ontstaat een nieuw gerecht dat je 'Nieuw Nederlands' kunt noemen, omdat 'toeval' en 'prestaties' er nog steeds allebei ingrediënt van zijn - maar waarin prestaties wel zwaarder wegen dan tot nu toe.
Zal dat nieuwe stelsel het gemopper over 'oneerlijkheid' dan eindelijk doen verstommen? Nee, want vanaf 2002 kunnen tweemaal uitgelote jongeren terecht klagen dat het niet erg eerlijk is dat het geen derde keer mag. Zo vervangt Ritzen de ene onbillijkheid door de andere. De enige echte oplossing voor het toelatingsprobleem bestaat uit meer studieplaatsen.