Logica in de waanzin
De Britse historicus Timothy Garton Ash maakte in november en december een reis door Kosova en Servië. Na vorige week het eerste deel, over Kosova, nu deel twee, over Servië. Dat Milosevic ten val zal komen is zeker, maar wat zal de vlam in de pan doen slaan?
De terugkeer vanuit het bezette Kosova naar het eigenlijke Servië is een surrealistische ervaring. In de ijskoude mist neem ik afscheid van mijn Albanese rechter-chauffeur. Vrolijke Canadese soldaten nemen bij de met zandzakken versterkte controlepost de persoonsgegevens over uit mijn paspoort, 'alleen voor het geval u iets mocht overkomen'.
Mijn Servische chauffeur staat aan de andere zijde te wachten om mij langs de controlepost van de Servische politie te loodsen. Dan rijden we naar Belgrado, door een landschap dat, vergeleken met Kosova, nog steeds de indruk geeft van beschaving en orde. Daar vertel ik vrienden en bekenden over het leven in het stukje van hun land dat wij zojuist hebben bezet, en over de dingen die een Duitse generaal voorstelt ermee te doen.
Dit zijn geen makkelijke gesprekken. Verrassend genoeg is Kosovo/a zelf geen belangrijk onderwerp van dispuut, ook al wordt het leed van Serviërs door toedoen van wraakzuchtige Kosovaren, evenals de algemene chaos in de provincie, door de staatspers en -televisie gebruikt voor propaganda. Volgens een opiniepeiling, in oktober gehouden voor het National Democratic Institute - toch vreemd dat een openbare instelling uit de VS opdracht kan geven tot een opiniepeiling in een land dat feitelijk nog steeds vijandelijk gebied is - zei maar 5 procent van de ondervraagden dat het verlies van Kosovo het belangrijkste probleem is waarmee Servië te kampen heeft, vergeleken met 26 procent die armoede en sociale problemen belangrijker vonden, en 14 procent die het regime van Slobodan Milosevic noemden.
Een jaar geleden gebruikte Vuk Draskovic, leider van de semi-oppositionele Servische Vernieuwingsbeweging, het grootste deel van ons gesprek om te oreren over Kosovo. Ditmaal, tijdens een lang gesprek in zijn grote, comfortabele eengezinshuis, brengt hij het onderwerp maar één keer ter sprake, en dan nog haast terloops: ,,Natuurlijk is Kosovo verloren'. Bij andere politici van de oppositie, die door de zaak-Kosovo jarenlang tot sprakeloosheid waren gebracht, bespeur ik iets van opluchting: ,,Het is tenminste niet langer ons probleem'.
Maar de oorlog, en in het bijzonder het bombarderen van hun eigen grote of kleine steden, is een hoofdonderwerp van gesprek met een Engelsman. Aleksa Djilas, zoon van de beroemde dissident Milovan Djilas en - denk ik graag - een vriend van mij, begroet me hartelijk in zijn appartement en zegt dan: ,,Besef je wel dat wij, als er in Groot-Brittannië dienstplicht bestond en als de oorlog was voortgezet, misschien nu wel tegen elkaar aan het vechten waren?' Wat een gedachte.
Iedereen heeft wel een verhaal over het bombarderen. Een vrouw die werkt voor een van de werkelijk progressieve (en daarom kleine) oppositiepartijen herinnert zich dat ze, toen haar zes jaar oude dochter vroeg 'Waarom bombarderen ze ons?', het probeerde uit te leggen in de trant van 'er zijn slechte mensen in Servië die slechte dingen doen, en ze zijn die slechte mensen aan het bombarderen, maar dat betekent helaas dat ze ook ons raken'. Het meisje begreep het niet. (Ik ben er niet helemaal zeker van of ik het zelf wel begrijp.) In plaats daarvan loopt ze nu een schunnig liedje tegen 'Clinton Bill' te zingen dat heel populair is. De tweezijdige bitterheid die tijdens de bombardementen werd gevoeld werd volmaakt samengevat in een graffitileus die simpelweg luidde: 'Slobo Klintone!' 'Slobo, you Clinton!'
Over het algemeen heeft het bombarderen het bij de Serviërs toch al goed ontwikkelde gevoel van nationaal slachtofferschap nog versterkt. Ik praat met de verbolgen ex-burgemeester van een dorp in het landelijke en bosrijke midden van Servië, de Sumadija. Als ik bij hem wegga zegt hij, grootmoedig: ,,Wij Serviërs kunnen vergeven, maar wij kunnen niet vergeten'. Het komt niet bij hem op dat Serviërs van hun kant iemand om vergiffenis zouden moeten vragen.
Tegelijkertijd heerst alom het besef dat Servië aanstalten dient te maken om zich weer bij de beschaafde, ontwikkelde wereld te voegen. Zelfs deze man, die tot de Socialistische Partij van Milosevic behoort, denkt dat er geen alternatief is.
Natuurlijk beschuldigt het regime-Milosevic de oppositie ervan lakeien van de Navo te zijn. Maar, zoals een oppositieleider laconiek opmerkt, gewone Serviërs hebben ook ontzag voor macht, en het bombarderen was, meer dan wat ook, een elementaire les in machtsuitoefening. In psychologisch opzicht, zelfs meer dan in economisch opzicht, verkeert het land in een vreselijke toestand, smorend in een heksenbrouwsel van wrok, cynisme, samenzweringstheorieën en gekrenkte trots. Dezelfde Belgradose intellectuelen die mij het ene moment kapittelen om de zonden van het westerse beleid, vragen mij het volgende moment op persoonlijke titel om een aanbevelingsbrief of om iets anders dat hen kan helpen naar het Westen te komen. Van de knappe koppen onder de jongeren zijn er al zoveel vertrokken. De achterblijvers moeten, om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, vaak hun toevlucht nemen tot semi-legale zaakjes of tot onomwonden zwarte handel.
,,Om nu dit land te begrijpen', zegt een politicoloog wiens oordeel ik hoogacht, ,,heb je geen politicoloog nodig. Wat je nodig hebt is een klinisch psycholoog. Wij zijn allemaal gek, op welke manier dan ook.' En hij maakt gewag van een diagnose die van zwarte humor getuigt: het Politieke Servicide Syndroom. Degenen die daaraan lijden beseffen dat ze tot een samenleving behoren die tot collectieve politieke zelfmoord wordt gedreven door Slobodan Milosevic, zelf de zoon van ouders die allebei zelfmoord hebben gepleegd.
In zo'n samenleving, en op zo'n moment, is serieuze politieke analyse erg moeilijk, en is prognose vrijwel onmogelijk. Niettemin is bijna iedereen met wie ik praat het over drie dingen eens. Het eerste is zonder meer duidelijk, namelijk dat Milosevic de onmiddellijke gevolgen van de nederlaag heeft overleefd. Er is tot nog toe geen sprake geweest van het 'Galtieri-effect', waarop was gehoopt door de oppositie en door het Westen - en misschien vooral de regering-Clinton. (De Argentijnse dictator werd natuurlijk afgezet als gevolg van de nederlaag in de Falklands-oorlog.)
Wel zijn sommige goederen schaars geworden. Mensen staan 's ochtends om vijf uur op om in de rij te gaan staan voor melk. Ze zijn heel slecht bij kas. Maar in het door de Navo bezette Pristina wordt de energievoorziening veel vaker afgesneden dan in Belgrado. Milosevic komt de winter wel door. Hij heeft een gunstig ruilhandelsakkoord voor Russisch aardgas, dat wordt geleverd via Hongarije. Hij heeft, naar men beweert, voor 300 miljoen dollar hulp gekregen uit China. Hij heeft waarschijnlijk een paar geheime transacties afgesloten voor levering van brandstof via Bulgarije. Door zijn beleid om stelselmatig staatseigendommen (waaronder de Trepca-mijnen in Kosova) voor een zacht prijsje te verkopen aan zijn kompanen en aan buitenlandse investeerders resteren er blijkbaar nog altijd een paar minimale reserves in harde valuta. En hij goochelt met cash flow, door van alle werknemers in overheidsdienst bij toerbeurt een bepaalde groep gedurende een maand of twee niet te betalen.
Een uitgekiende reclamecampagne op de staatstelevisie laat zien hoe zijn regime heroïsch de bruggen en gebouwen herbouwt die door de Navo zijn verwoest. Servië trotseert de wereld! Deze publieke werken worden deels gefinancierd door de arbeiders geen loon uit te betalen, deels door geld bij te laten drukken, en deels door gebruik te maken van 's lands ruime reserves aan zeer goedkope arbeidskrachten - inclusief de naar schatting 800.000 verpauperde Servische vluchtelingen uit andere delen van het voormalige Joegoslavië.
Wat de politieke kant van de zaak betreft: de straatbetogingen op instigatie van de Alliantie voor Verandering, een coalitie van oppositiepartijen, begonnen in de zomer met veel trammelant maar kwamen nauwelijks hoorbaar ten einde. Ze zijn er niet in geslaagd het gestelde doel, vervroegde verkiezingen, te verwezenlijken.
De jaren '80 van de twintigste eeuw eindigden met de val van Honecker, Husak en Ceausescu. Het zou fantastisch zijn geweest als de jaren '90 waren geëindigd met de val van Milosevic. Maar nee. Dit betekent echter niet dat Milosevic de Europese Saddam Hoessein zal worden. Want men is het er ook alom over eens dat we zijn overgegaan tot de laatste acte van de Servische tragedie, met Slobo en zijn machtige vrouw, Mira Markovic, nog steeds in de rol van Macbeth en Lady Macbeth. Twee omvangrijke opiniepeilingen - de ene van het Amerikaanse NDI, de andere in opdracht van het Centrum voor Beleidsstudies in Servië zelf - geven aan dat een grote meerderheid van de ondervraagden Milosevic de schuld geeft van de ellende in het land, en hem wil zien vertrekken voordat zijn termijn is afgelopen.
Behoorlijk grote ratten schijnen zich gereed te maken om het zinkend schip te verlaten, teneinde hun eigen huid te redden alsmede de rijkdom die Milosevic hen heeft laten vergaren in ruil voor hun steun. Ik praat met een bankier die zich vroeger ophield in de kringen rond het heersende paar maar die nu - een flinke trek nemend van zijn grote sigaar, terwijl hij afweegt hoever hij durft te gaan in een gesprek met een westerling - Servië beschrijft als een land in een 'pre-overgangsstadium'.
Jammer genoeg zal deze overgang naar alle waarschijnlijkheid niet vreedzaam verlopen - dat is het derde punt waarover alle Servische waarnemers het eens zijn. We moeten onderscheid maken tussen wat rationeel is en wat reëel.
Rationele voorspellingen bijvoorbeeld suggereren dat de Alliantie voor Verandering, een broze coalitie van enkele van de meest progressieve oppositiepartijen, steun van de bevolking zou kunnen krijgen door zich met de Verenigde Staten en de Europese Unie te verenigen tot een 'Trilaterale Commissie', met het doel de westerse hulp te verdelen. 'Kijk, wij krijgen iets voor elkaar', zouden ze kunnen zeggen.
Rationele voorspellingen voorzien verkiezingen. Lokale en federale verkiezingen moeten in de loop van 2000 worden gehouden, de cruciale verkiezingen op het niveau van de (Servische) republiek op z'n laatst volgend jaar.
Op 10 januari deden de oppositiepartijen eindelijk waar het Westen lange tijd bij hen op heeft aangedrongen: ze vormden één gemeenschappelijk front. Ze tekenden een gezamenlijke verklaring waarin wordt gevraagd om republieksverkiezingen voor eind april van dit jaar, om het opheffen van de sancties van de VS en de EU tegen Servië, en om het volledig respecteren van de VN-resolutie over Kosovo.
Het valt nog te bezien hoelang dit gemeenschappelijke front stand zal houden, vooral gezien de diepgewortelde persoonlijke animositeit tussen de leiders van de twee belangrijkste oppositiepartijen, Zoran Djindjic en Vuk Draskovic, die allebei sterk in diskrediet zijn geraakt, zij het op verschillende wijze. Afgezien daarvan is het zeer onwaarschijnlijk dat, wanneer en hoe er ook verkiezingen worden gehouden, de huidige regeringspartijen - de Socialisten van Milosevic, de partij van zijn vrouw, Verenigd Joegoslavisch Links (JUL) genaamd, en hun extreem-nationalistische coalitiepartner, de Radicalen - genoeg stemmen zullen krijgen om een nieuwe regering te kunnen vormen.
Maar hier eindigt de rationaliteit en begint de realiteit. Want hoe zou Milosevic vreedzaam de macht moeten overdragen, zelfs aangenomen dat hij daartoe bereid is? En waar zou hij dan heen moeten? Naar Den Haag?
Milosevic is nu gevaarlijker dan ooit. Draskovic wijst mij erop dat Milosevic tot dit jaar nog in toom werd gehouden door zijn vrees voor de reactie van het Westen. Nu heeft het Westen het ergste gedaan wat het kon - het heeft hem gebombardeerd - en heeft hij weinig meer te vrezen. Aan de andere kant is hij, door toedoen van het Internationale Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in het voormalige Joegoslavië ('het Haagse Tribunaal'), na zijn aftreden niet langer veilig. Hij staat met zijn rug tegen de muur. Van gewonde, in de hoek gedreven tijgers valt te verwachten dat ze fel uithalen - en dat heeft hij gedaan. De universiteiten, waar de grote studentenprotesten van 1996 en 1997 ontstonden, zijn weer met ferme hand onder het gezag van het regime gesteld. Milosevic heeft het voorwendsel van de oorlog gebruikt om beslag te leggen op de bedrijfsmiddelen van de belangrijkste onafhankelijke kranten en zenders, zoals Radio B92 - al wordt er nu een Radio B2.92 geëxploiteerd door de onverzettelijke Veran Matic. De overige onafhankelijke media worden bestraft met hoge boetes, onder een draconische wet op publieke informatie. Activisten van de oppositie worden met regelmaat gearresteerd en afgetuigd.
Erger nog, de Servische politiek wordt een zaak van leven of dood. Tijdens de oorlog werd de krantenuitgever Slavko Curuvija, die ooit behoorde tot de intimi van Milosevics vrouw, Mira Markovic, maar daarna een uitgesproken criticus van het regime werd, voor zijn huis neergeschoten. Begin oktober vond de zwager van Vuk Draskovic samen met drie van Draskovic' lijfwachten de dood in een uiterst verdacht 'verkeersongeluk'. Er wordt op gezinspeeld dat dit moord was, gepleegd door een factie binnen de geheime dienst of zelfs door de onderwereld, omdat Draskovic zwager de leiding had over het lucratieve en corrupte Belgradose bureau voor stadsontwikkeling. Draskovic echter heeft de Radicalen en de JUL-partij van Mira Markovic (maar niet de Socialistische Partij van Milosevic) openlijk beschuldigd van het organiseren van 'staatsterrorisme'. Zijn Servische Vernieuwingsbeweging heeft uit eigen gelederen gewapende zelfverdedigingseenheden gevormd.
Er doen zeer uiteenlopende theorieën de ronde over de vraag door welke vonk de revolutie zou kunnen ontbranden. Draskovic oppert de mogelijkheid dat de vonk zal bestaan uit een poging van Milosevic om de macht te krijgen over Montenegro, dat met Servië het enige nog resterende deel is van de Federale Republiek Joegoslavië, en dat behoedzaam maar hardnekkig bezig is om zijn eigen de facto autonomie te verwerven.
De volgende dag vindt er een confrontatie plaats tussen Servische soldaten en Montenegrijnse politiemensen op het belangrijkste vliegveld van Montenegro. Toch is de sluwe en voorzichtige president van Montenegro, Milo Djukanovic, er keer op keer in geslaagd een directe confrontatie te voorkomen, een confrontatie waarin velen van zijn volk, degenen die zichzelf als Serviërs beschouwen, wel eens de kant van Servië zouden kunnen kiezen.
Dragoslav Abramovic, de geslepen en ervaren econoom die vroeger voor Milosevic werkte maar nu de leiding heeft van de Alliantie voor Verandering, denkt aan de mogelijkheid dat de vonk een nieuwe golf van hyperinflatie zal zijn. Hij zegt dat het huidige inflatiecijfer van 40 tot 50 procent per maand nog net is vol te houden, al is het vreselijk moeilijk voor iedereen die geen inkomen in harde valuta heeft. Maar als het meer dan 100 procent per maand wordt, zal de pret beginnen.
Zoran Djindjic van de Democratische Partij denkt dat niemand kan voorspellen wat de vonk zal zijn. Per slot van rekening, zegt hij, begon in de negentiende eeuw een van de Servische opstanden tegen de Ottomaanse overheersing toen een Ottomaan een Servische jongen neerschoot terwijl die bij een bron in de rij stond voor water...
Wat wel duidelijk valt te onderscheiden, zijn de vele groepen die wachten om in actie te komen als het moment daar is. Studenten zijn georganiseerd buiten de universiteiten om, in een beweging die 'Weerstand' wordt genoemd. Een van hun leiders vertelt me dat zij hun energie bewaren voor de juiste gelegenheid en zich weloverwogen concentreren op één eis: 'Slobo moet weg'. Natuurlijk zijn er de oppositiepartijen. Dan zijn er verscheidene steden waar de oppositie het voor het zeggen heeft.
Ik bezoek er een, Cacak, en spreek met de populaire burgemeester, Velimir Ilic, een privé-ondernemer met de lichaamsbouw van een os, die de oorlog heeft overleefd door zich in de bossen schuil te houden voor Milosevic' veiligheidsagenten. ,,We wachten op Belgrado', zegt hij mij. Ook zijn er de onafhankelijke pers en zenders, waaronder een indrukwekkend netwerk van regionale televisiestations.
En er zijn de opportunisten - beleefd aangeduid als 'pragmatici' - die naar verluidt vooral heel talrijk zijn in Milosevic' eigen Socialistische Partij. Er is de massale ontevredenheid waar de opiniepeilingen blijk van geven, en er zijn de erbarmelijke vluchtelingen - al kan er worden getwijfeld aan hun revolutionaire potentieel. Westerse waarnemers hebben het voortdurend over de mogelijkheid van een staatsgreep door het leger, maar daarvoor zijn nauwelijks aanwijzingen te vinden. Anderzijds doen de gebeurtenissen rond Curuvija en Draskovic vermoeden dat er binnen het veiligheidsapparaat inderdaad sprake is van versplintering. Wie weet kunnen op een dag hun geweren worden gericht op Milosevic zelf.
Als ik Serviërs vraag wat het Westen kan doen ter vergroting van de nogal geringe kansen op een snelle en tegelijk vreedzame verandering, doen ze allemaal dezelfde twee ferme uitspraken, aan welke kant van het politieke spectrum ze zich ook bevinden. Ten eerste moet Milosevic een uitweg worden geboden. Ze haten hem. Ze wensen hem dood of in de gevangenis. Vanuit een moreel perspectief denken ze dat hij terecht door het Haagse Tribunaal is aangeklaagd (al merken sommigen op dat ook de onlangs overleden Kroatische president Franjo Tudjman en de Bosnische president Alija Izetbegovic hadden moeten worden aangeklaagd). Maar politiek beschouwd zal dit rampzalig blijken te zijn. Milosevic kan nergens heen, dus - vrezen ze - zal hij vechten 'tot de laatste Serviër'. Zelfs de radicale jonge studentenleider zegt dat Milosevic in plaats daarvan een of andere veilige uitweg moet worden geboden. Met de hier zo wijdverbreide fantasieën over een onbeperkt Amerikaanse machiavellisme roepen mijn gespreksgenoten beelden op van een nieuwe Ollie North die Slobo in een Stealth-gevechtsvliegtuig zonder kenteken heimelijk wegtovert naar een Caribische schuilplaats.
Ten tweede zegt iedereen dat sancties contraproductief zijn. Sancties tegen het regime, oké. Dat het zo'n zeshonderd met het regime geassocieerde mensen onmogelijk wordt gemaakt een visum te krijgen voor westerse landen, is een uitstekende zet geweest. En ze staan vierkant achter de stappen die zijn ondernomen om de buitenlandse bankrekeningen van Milosevic en zijn bondgenoten te blokkeren. Maar door sancties tegen de bevolking worden voor Milosevic' kompanen de mogelijkheden tot illegale inkomsten alleen maar groter. De gewone Serviërs zullen er armer door worden. Bovenal versterken zulke sancties precies het beeld dat Milosevic' propaganda lange tijd met zoveel succes heeft uitgebuit: het onschuldige, heldhaftige, lijdende Servië, een Christus onder de naties, vervolgd door de hele wereld.
Laat de frisse lucht dus maar binnen. Laat mensen weer reizen. Dan kunnen ze zelf zien hoe Milosevic hun land heeft geruïneerd, terwijl al hun buren voortgang hebben geboekt. (,,Het pijnlijkst', zegt een Serviër die wel reist, ,,is het bezoek aan andere voormalige Joegoslavische republieken. Skopje ziet er verdorie nog beter uit dan Belgrado.') Zou het opheffen van de sancties Milosevic niet in staat stellen te zeggen: 'Kijk, jullie kunnen én mij én het Westen hebben'? Nee, beklemtonen mijn gesprekspartners unaniem, juist het omgekeerde is waar. Per slot van rekening werd zijn regime tot dusver het meest serieus uitgedaagd - de betogingen van 1996 en 1997 - na het opheffen van de VN-sancties in 1996.
Ik zie niet hoe de internationale gemeenschap ook maar zou kunnen overwegen om het eerste van deze dingen te doen - Milosevic een uitweg bieden -, hoe sterk de politieke logica hier ook mag zijn. Dit zou een van de zuilen ondermijnen van de internationale orde van politieke vrijheid die we proberen te vestigen voor de eenentwintigste eeuw.
Maar ik denk dat we het tweede - de sancties tegen de bevolking opheffen - kunnen en moeten doen, en veel West-Europese regeringen zijn daar ook toe geneigd. Dit is geen herhaling van argumenten uit de Koude Oorlog, toen West-Europeanen uit lafheid en materieel eigenbelang mild waren jegens de Sovjet-Unie. Ik heb altijd het idee gehad dat wij ons bij de toepassing van sancties moeten laten leiden door tegenstellingen in het land zelf. Daarom waren er in de jaren '80 terechte sancties tegen Polen, waar ze door Solidariteit werden verlangd, en tegen Zuid-Afrika, waar ze door het ANC werden verlangd, en dit geldt ook voor de huidige sancties tegen Burma, waar ze door oppositieleidster Aung San Suu Kyi nadrukkelijk worden gesteund. Op grond van hetzelfde argument zouden ze in dit geval moeten worden opgeheven. Maar dit zou betekenen dat de regering-Clinton, in een verkiezingsjaar, toegeeft dat zij het op dit punt bij het verkeerde eind heeft gehad.
Ik maak de lange rit terug naar Boedapest, langs de vruchtbare, donkere akkers van de Vojvodina-vlakte. Na uren aan de grens te hebben gewacht op dat ene uitreisstempeltje, krijg ik nog een schok: de keurige, moderne snelwegen van Hongarije, tolhuisjes waar de prijzen al in euro's staan aangegeven, winkelcentra in Amerikaanse stijl aan de rand van de steden, een schitterende moderne luchthaven. Het Westen.
Dit is geen Huntingtoniaans grensgebied tussen 'botsende beschavingen'. Tachtig jaar geleden maakte de Vojvodina deel uit van het Hongarije van vóór de Vrede van Trianon. Dit gebied behoort tot precies dezelfde historische beschaving. Evenmin is dit een scheidslijn van de Koude Oorlog. Gedurende een groot deel van de Koude Oorlog waren de mensen aan de Joegoslavische kant van deze grens beter af dan die aan de Hongaarse kant. In feite is het schokkende contrast een product van de politiek van één decennium: de over het algemeen positieve politiek van Midden-Europa en de vreselijke politiek van het voormalige Joegoslavië.
De gevolgen van die vreselijke politiek zijn nu bijna uitgewerkt. Slovenië heeft al koers gezet naar het Westen. Kroatië heeft, na de dood van Tudjman, een kans om dit voorbeeld te volgen - en de overwinning van de oppositie bij de parlementsverkiezingen van begin januari doet vermoeden dat de Kroaten die kans zullen grijpen. De binnenlandse tragedie van Servië moet eerst nog haar bittere einde bereiken. We zullen ook nog moeten zien of het kleine Montenegro tot onafhankelijkheid wordt gedreven of dat het een toekomst kan opbouwen in een losse federatie met een hervormd Servië. Evenzo zullen we nog moeten zien of de grotere autonomie die de Albanezen in West-Macedonië is beloofd door Boris Trajkovski, de succesvolle kandidaat bij de recente presidentsverkiezingen in Macedonië, voor dit nog altijd in gevaar verkerende land stabilisatie of juist verdere desintegratie betekent. Bosnië blijft een etnisch verdeeld internationaal protectoraat.
Ik heb nu al een paar jaar betoogd dat deze opdeling van landen in kleine staten of deelstaat-achtige eenheden met duidelijke etnische meerderheden, al wordt zij afgedwongen door manipulatief en vaak cynisch postcommunistisch nationalisme, niettemin krachtige precedenten en tegenhangers heeft in de rest van Europa. Ook elders in Europa geven mensen er doorgaans de voorkeur aan te worden geregeerd door degenen die zij op de een of andere manier als 'van hun eigen soort' beschouwen. Alleen bij een dergelijke inrichting, met een of andere versie van een natie-staat, zijn ze bereid om zich (tot op zekere hoogte) te verenigen in grotere regionale en pan-Europese eenheden. Wil men een realistisch, ruimdenkend internationalisme voor de eenentwintigste eeuw, dan moeten de inzichten van ruimdenkende nationalisten uit de negentiende eeuw daarin worden verdisconteerd.
Zo zit er, helaas, logica in de waanzin. Toch besef ik bij mijn terugkomst van deze reis meer dan ooit hoe onbenullig en dwaas die logica is. Het is niet zo dat deze naties op heel verschillende manieren willen leven in hun heel verschillende huizen. Wat je aantreft in elk afzonderlijk klein, kapotgeschoten, verpauperd deel van de Balkan zijn mensen - vooral jonge mensen - die naar precies dezelfde westerse reclames kijken, dezelfde westerse popsterren en fotomodellen adoreren, naar dezelfde westerse films en televisieprogramma's kijken, naar dezelfde westerse leefwijze snakken. Dit geldt evenzeer voor Servië als voor Kosova, waar het Westen de bevrijder-koning is.
Mijn rechter-chauffeur-tolk in Kosova is toevallig ook voorzitter van de voornaamste basketbalclub van Pristina, en de eerste avond dat ik daar was nodigde hij me uit voor een wedstrijd. De spelers droegen trendy Adidas-kleding. Jonge fans droegen honkbalpetten, T-shirts, sjaals en vlaggen. Ze sprongen op en neer, klapten ritmisch in de handen, zongen 'olé, olé, olé,olé', en deden alle andere dingen die ze kennelijk westerse fanclubs hadden zien doen op de televisie (hoewel ik geloof dat ze basketbal- en voetbalfans misschien een beetje door elkaar hebben gehaald). Ik zat daar in het ijskoude stadion en peinsde over de waanzin van deze naties, die elkaar jarenlang hebben beoorlogd en vermoord zodat ze, ten slotte, allemaal naar hun aparte lapjes grond kunnen gaan, om daar elk voor zich te proberen net als Amerikanen te leven.