Liefde voor klassieke auto laait weer op
Het aantal oldtimers op de Nederlandse wegen stijgt. Dat heeft een fiscale en economische oorzaak. Maar zo’n Snoek, Eend of Kever appelleert ook aan identiteit en aan een oergevoel.
De liefde van (vooral) de man gaat niet alleen door de maag maar ook over de weg. Iconische vierwielers liggen goed in de markt, blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Waren er vier jaar geleden nog 115.000 oldtimers, nu staan in Nederland 140.000 auto’s van veertig jaar of ouder voor de deur, een stijging van 24 procent.
Op internet is de gedeelde liefde voor die oude Kever, Eend, Snoek of Katterug goed zichtbaar. Het wemelt van de oldtimerclubs. Op hun sites kondigen ze bijeenkomsten aan en met fotoreportages laten ze zien hoe het vorige samenzijn tussen mens en auto is geweest. Peter van Zeijl is voorzitter van de Westlandse Oldtimer Club ‘Het Barrel’, die rond de 160 leden telt. Hij heeft verschillende verklaringen voor de populariteit van klassieke auto’s.
“Net als mensen kun je ze tegenwoordig langer aan de gang houden. Door meer gespecialiseerde bedrijven, verbeterde technieken en via internet beschikbare onderdelen”, zegt Van Zeijl. De tweede reden is de aangetrokken economie, zegt de bezitter van een Chevrolet Corvette V8 uit 1980. “Ik denk dat het aantal liefhebbers er al was, maar dat meer mensen zich nu een klassieker kunnen veroorloven.”
Geen wegenbelasting
Een andere reden voor de wederopstanding van de oldtimer is een fiscale. Bezitters van een wagen ouder dan 40 jaar, hoeven geen wegenbelasting te betalen. Tot 1 januari 2014 gold dat nog voor auto’s vanaf 25 jaar.
“Het is betaalde liefde”, zegt ook autogek Bas van Putten, schrijver van onder meer het boek ‘Geluk is een auto’. “De aanschaf van een klassieker is vaak een financiële overweging, een prijzenjacht. Neem nou een Eend. Die zijn de laatste jaren veel meer waard geworden.” Inderdaad doet een goed geconserveerde ‘lelijke eend’ bij 2CV garage Aalderink in Wormer tegenwoordig tussen de 9000 en 18.000 euro.
Van Putten: “De kopers zijn vaak oude corpsballen die hun eerste auto als het ware terugkopen, als symbool van een nieuwe levensstijl. Maar dan wel met de hoop op waardestijging.” Valse hoop, wat Van Putten betreft: “Die Eendjes en Kevers zitten nu aan hun top. Meer waard worden ze niet.”
Blinkend blik
In ieder geval niet zoveel als de zeldzame collectie classic cars die is ondergebracht in het Haagse Louwman Museum, dat de oudste privécollectie klassiekers ter wereld in huis heeft. Het automuseum zag het aantal bezoekers sinds de showroom in 2010 open ging, ieder jaar stijgen. Jaarlijks trekken daar inmiddels zo’n 160.000 liefhebbers langs het blinkende blik.
Lang niet alle oldtimers die in Nederland op de oprijlanen staan mogen overigens nog de weg op. Als een auto langere tijd niet gebruikt wordt, kunnen de WA-verzekering, de motorrijtuigenbelasting en de eventueel verplichte APK tijdelijk stopgezet worden, waarmee de auto dan zogezegd ‘geschorst’ is.
Het milieu – dikwijls genoemd in combinatie met oude, meer vervuilende auto’s – lijkt volgens de CBS-cijfers relatief weinig last te hebben van oldtimers: wagens van 40 jaar of ouder reden in 2016 gemiddeld bijna 1700 kilometer. Met alle andere auto’s in Nederland wordt gemiddeld acht keer zoveel gereden.
Platteland
Het platteland telt bijna drie keer zoveel klassiekers als de grote steden en er zijn 260 wagens ouder dan 100 jaar. De oudste is een Benz Velo uit 1894, die meer weg heeft van een spartaanse koets dan van een comfortabele auto.
Volgens Van Putten is de beleving van rijden in zo’n oud besje óók een verklaring voor de opgebloeide liefde voor oud blik: “Nieuwe auto’s zijn zo saai en synthetisch, zo stil, zo goed eigenlijk, dat het nauwelijks verschil maakt of je in een Golfje rijdt of in een dure BMW. Je bent je er steeds minder van bewust waar je in rondrijdt. Met een Eend of Kever heb je dat mechanische contact nog.”