Libellen herstellen zich sterk
Milieumaatregelen en schoner watergebied werpen vruchten af
Ze hebben hun naam niet mee, maar het gaat goed met de paardenbijters. De grote libel uit de familie van de glazenmakers, die vanaf half juli op veel plekken is te zien, gedijt in ons land dankzij de verbeteringen in het milieu en van beken, vennen en moerasgebieden. En dat geldt voor meer van zijn soortgenoten.
Nadat ze door een diep dal zijn gegaan - de jaren zeventig waren een dieptepunt - hebben de libellen in Nederland zich sterk hersteld, meldt de Vlinderstichting uit Wageningen. Samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Wageningen Universiteit deed ze onderzoek, dat is gepubliceerd in het tijdschrift Freshwater Science.
Voor het onderzoek zijn de gegevens gebruikt van onder anderen talrijke libellenwaarnemers in de periode van 1990 tot 2015. Die laten zien dat de laatste 25 jaar 36 soorten in aantal zijn toegenomen, slechts tien soorten doen het slechter in Nederland. Acht soorten bleven stabiel.
Vooral de libellen die leven rond stromend water en de soorten die houden van warmte hebben zich kunnen vermeerderen. "Een effect van de klimaatverandering", constateert de Vlinderstichting. De witsnuitlibel leeft in een beperkt territorium, maar is erin geslaagd zich uit te breiden in de Weerribben en de Wieden. Hij voelt zich thuis in het laagveen en er is een kans dat hij verder trekt. "Speur de drijvende bladeren van de waterlelie en de gele plomp af . Misschien kom je ze tegen", luidt de oproep.
Toch gaat het niet met alle libellen goed, meldt de site. De tengere speerwaterjuffer staat op de rode lijst. 'Een zorgenkindje', noemen de experts van de stichting deze libelle. "Dat deze soort zich nog niet herstelt, toont aan dat nog niet alle problemen zijn opgelost." Conclusie: er is winst geboekt, maar voor verdergaand herstel zijn verdergaande maatregelen nodig, zoals beter natuurbeheer.
undefined