Leuk zijn, niet leuk doen

Van groot komiek tot groots acteur: John Kraaijkamp sr. maakte in zijn artiestenleven een geweldige ontwikkeling door. Zondag overleed hij, de alom populaire 'oude Kraaij'.

HANNY ALKEMA

'I k ben eigenlijk per ongeluk komisch. Maar op een gege- ven moment ontdek je dat je acteren kan. Merk je dat je een zaal stil kan krijgen. Zintuigen in je worden wakker en mensen vangen dat op. Toch gek, als ik speel realiseer ik me vaak niet dat er mensen in de zaal zitten."

Zondag overleed John Kraaijkamp sr. op 86-jarige leeftijd. Hij 'sliep rustig in', in het bijzijn van zijn dierbaren, vertelde Sidney Brandeis, woordvoerder van de familie.

Met hem verliest Nederland de misschien wel populairste artiest van de afgelopen halve eeuw. Als zijn naam op de affiches stond, stroomde het publiek toe. Hij was een rascomédien, een komiek pur sang en, naar eind jaren zeventig bleek, een groot acteur. "Ik heb het geluk van twee gaven: als komiek laat ik de mensen lachen, als acteur kan ik ze ontroeren", zei hij eens.

Kraaijkamp kreeg zijn carrière niet in de schoot geworpen. Geboren in de Amsterdamse Kinkerstraat was het thuis armoedje troef. Zijn vader trok van de steun, zijn moeder kluste stiekem een beetje bij en zelf droeg hij als ballenjongen op de Vondelparkse tennisbaan een dubbeltje per uur bij aan de huishouding. Maar het artiestenbloed stroomde al in hem. In de Kinkerbuurt maakte hij voorbijgangers aan het lachen met korte sketches. En hij had een jongenssopraan die moeiteloos met die van Willy Alberti kon concurreren.

Na de oorlog trok Kraaijkamp als zanger/bassist mee met een amusementsorkest, waar zijn komische aanleg bleek in korte acts tussen de muziekstukken, en trad hij op als entertainer in onder andere Place Pigalle bij het Rembrandtplein. Daar leerde hij Rijk de Gooyer kennen, met wie hij jarenlang furore maakte in tal van televisieshows, zoals de 'Weekendshow', 'Johnny en Rijk', 'Een paar apart'. Ook voor de Duitse televisie: 'Spaß durch zwei'. De Gooyer was de aangever, Kraaijkamp de clown. Het was de doorbraak naar het grote publiek en een immense populariteit. Hun carnavalskraker 'De Bostella' werd in de jaren zestig nummer één op de hitlijst.

In 1979 kwam er een ommekeer in zijn loopbaan. Regisseur Franz Marijnen van het Rotterdamse Ro Theater ontdekte de tragicus in Kraaijkamp en vroeg hem voor de titelrol in 'Koning Lear' van Shakespeare. Het werd een legendarische vertolking, al dacht 'Kraaij' er bij de première nog even over 'm te piepen uit angst dat alle de zaal binnenstromende intellectuelen en kunstkenners het toch niks zouden vinden.

"Spijt van mijn overstap heb ik nooit gehad", zei hij een paar jaar later: "Eerlijk gezegd doe ik dit liever. Toneel is geregelder, beter georganiseerd. In het amusement is alles chaotischer. Je moet altijd alles zelf bedenken en de eerste producer met gevoel voor humor moet ik nog tegenkomen. Het ging toen ook steeds minder in het amusement. Met de televisie was het ook al misgegaan. Veel werk was er niet meer. Ik moest de auto wegdoen, in een huurwoninkje kruipen."

Hij raakte aan lager wal, de drank en in de goot. Het was een pijnlijke tijd: zo liep hij eens dronken op de Overtoom, terwijl in een etalage sensatiebladen met zijn portret kopten: 'Het einde van een clown'. Zijn toenmalige vrouw Mai Lun Lee, met wie hij dertig jaar getrouwd zou blijven, wist hem uit de put te trekken en, toen Marijnen op bezoek kwam, over te halen die kans te grijpen; zij voelde dat hij het in zich had. Zijn toneelwerk heeft zijn populariteit alleen maar vergroot.

In 1984 kreeg Kraaijkamp de prestigieuze toneelprijs de Louis d'Or voor zijn titelrol in 'Jacques de fatalist en zijn meester' van Diderot: "Ik dacht eerst: da's een geintje. Van Willy Alberti. Die haalt wel vaker zulke dingen uit. Als je hem niet krijgt, dan lach je d'r om. Maar als je hem krijgt, dan sta je toch wel even op je benen te trillen. Natuurlijk is het een erkenning."

Erkenning was iets waar 'de oude Kraaij' (zijn koosnaam onder vakgenoten) grote behoefte aan had, maar voor zijn gevoel niet genoeg van kreeg binnen de toneelwereld. Het publiek wist hem des te meer te waarderen, en zeker ook de ware toneelliefhebber. Zijn virtuoze spel met zijn tot in elke vezel beheerste mimiek en zijn weergaloze timing werden om het hardst geroemd. Als geen ander wist hij een treffende one-liner na een haast onmerkbare adempauze zo te plaatsen, dat de zaal spontaan in de lach schoot. Of somber neerhangende mondhoeken onverwacht omhoog te trekken in een ontwapenende glimlach. Of zijn stram tussen zijn schouders vastgeklonken hoofd net even een absurd draaitje te geven.

Hij was een natuurtalent, had de lach aan zijn kont hangen, vertolkte met schijnbaar gemak karakterrollen en kon tragiek een verrassend natuurlijke lichtheid verlenen, geestig en ontroerend tegelijk. Hij speelde met zijn vrouwelijke evenknie Mary Dresselhuys in 'Hoog tijd' van Tom Cole, met Ton Lutz in 'Schein trügt' van Thomas Bernard. Veel lof kreeg hij voor zijn rol als Pancras Duif in 'Schakels' van Herman Heijermans. Jaren achtereen was hij als oude knorrepot te zien in de televisieserie 'Het zonnetje in huis', samen met Martine Bijl en zijn (ook daarin) zoon John Kraaijkamp jr.

Naarmate hij zich meer thuis voelde op toneel, kreeg hij steviger kritiek op televisie-amusement. Alle kluchten op televisie gaan te gronde aan overkill, vond Kraaijkamp. "Je moet niet leuk doen, maar leuk zijn", werd zijn lijfspreuk. Met de filosofische toelichting: "De echte komediant deelt het brood niet uit, hij creëert honger."

Ondanks zijn succes besloot hij in 1995 met zijn Mai Lun naar Zuid-Afrika te vertrekken. Wel kwam hij geregeld voor maanden terug, omdat hij het toneel miste. En de aandacht. Daar kende niemand hem en de gedachte hier te worden vergeten werd onverdraaglijk. Binnen drie jaar keerde hij voorgoed terug, en werd tot zijn grote genoegen op Schiphol al meteen herkend.

Met de jaren kwamen de gebreken. Vanwege een beginnende doofheid, en de angst tekst kwijt te zijn, speelde hij nooit meer zonder een zogenaamd souffleer-'oortje'. Wegens suikerziekte had hij overal op het toneel snoepjes liggen, zodat hij een mogelijke hypo (daling van de bloedsuikerspiegel) meteen kon tegengaan door iets zoets te eten. Het toneel opgeven was geen optie. Daar voelde hij zich in zijn element. Als hij 's avonds laat thuiskwam na een voorstelling, dan schuifelde een oude man naar zijn voordeur, wist hij, maar op toneel bewoog hij zich met ferme pas.

Niet elke regisseur wist hem strak te houden, zodat hij soms in de valkuil van zijn eigen lijfspreuk dreigde te duikelen. Het deerde Kraaijkamp steeds minder en het publiek al helemaal niet. Zij genoten van zijn spel in 'Op bezoek bij meneer Green' (Jeff Baron), 'De huisbewaarder' van Harold Pinter, het door Haye van der Heyden speciaal voor hem geschreven 'Gouwe handjes'.

In 2004 onderging John Kraaijkamp een ingrijpende hartoperatie. In december van hetzelfde jaar was de première van 'The Price' van Arthur Miller waarin hij, zelf 79, een Joodse sjacheraar van 98 speelde. Alsof hij wilde laten zien dat hij over zijn leeftijd, en zijn dood, heen kon spelen. Het laatste heeft hij overigens in praktische zin verhinderd door maatregelen die na zijn dood eindeloze herhalingen van populaire series als 'Het zonnetje in huis' moeten voorkomen. Om oververzadiging, en dus verveling, te verhoeden. Hij wilde 'fris' blijven. Dat is hem tot op heden gelukt.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden