Leren tellen (les 2)
Weinigen in onze dagen blijken nog weet te hebben van de herkomst van het paasfeest. Hoe bedroevend moet het dan wel niet gesteld zijn met de kennis van het pinksterfeest! Als je al niet weet wat er ten derden dage geschiedde, hoe moet je dan wel niet de mist in gaan bij wat er ten vijftigsten dage geschiedde! Voor wie niet in Israëls symbooltaal is ingewijd, is het tweede verhaal nog duisterder dan het eerste.
Waarom speelt het pinksterverhaal, om maar met de eerste dubbele bodem te beginnen, zich ten vijftigsten dage af, vijftig dagen na pasen? Dat schijnt belangrijk te zijn, de naam alleen al: ons woord pinksteren komt van het griekse woord voor vijftig: pentekoste. In Vlaanderen spreken ze van sinksen, en dat is afkomstig van het franse woord voor vijftig: cinquante. Waarom ten vijftigsten dage? Dat is een heel verhaal, want er zit een heel verhaal achter, een verhaal uit het Eerste Testament, en dat moet je eerst in je hoofd hebben, wil je het verhaal van het 'christelijke pinksteren', zeg maar, het verhaal dat Lukas zo fraai componeerde, kunnen horen.
Toen de dag van het pinksterfeest vervuld werd . . . , zo begint Lukas. Onze bijbelvertaling vertaalt dat weg: Toen de pinksterdag aanbrak . . . Alsof die dag voor het eerst aanbrak, alsof het nog nooit pinksteren geweest was, alsof dat een christelijke feestdag is. Nee hoor, dat feest wordt in Israël al sinds jaar en dag gevierd.
De vijftigste dag na pasen. Het staat er zo nuchter, maar het is een heilig getal. Net als het getal zeven. En vijftig, dat is zeven maal zeven plus één. Zeven is het getal van de volledigheid. Zeven dagen duurt een maanstand, zeven kleuren telt de regenboog, zeven tonen klimmen langs de toonladder omhoog, vader Isaï had zeven zonen, Maria Magdalena werd geteisterd door zeven duivelen en Petrus moest van Jezus leren niet zevenmaal te vergeven maar zeven maal zeventig maal - ach, u voelt het wel aan, wat zeven betekent. U weet wat het is om in de zevende hemel te zijn, blij dat je niet in zeven sloten tegelijk bent gelopen.
En zeven plus één? Dan stijgen we dus net even boven de aardse volledigheid uit. Acht is daarmee iets van de hemel. Acht brengt ons bij wat de menselijke maat te boven gaat. Bij acht is het opletten geblazen, want dan is God in het spel. Zeven zonen had Isaï. “Zijn dat ze allemaal?”, vroeg de profeet die geroepen was in Isaï's huis Israëls nieuwe koning te zalven. “Ja, het zijn ze alle zeven”, zei Isaï. Hij was even vergeten, dat er ook nog een achtste was, maar ach, dat was de jongste, de kleinste, die telde(!) niet mee, die was ver van huis aan het herderen, die mocht geen naam hebben. Maar die achtste, de ongetelde, die was het: David! En Davids zoon, lang verwacht, zal straks naar goede joodse traditie ten achtsten dage worden besneden. Welbeschouwd is dat een dag die helemaal niet bestaat. Je begint na zeven dagen toch opnieuw te tellen? Maar Jozef en Maria brengen hun kind ten achtsten dage bij de Eeuwige. Ten achtsten dage voeren zij het binnen in een leven met God, in een werkelijkheid van hoger orde. Gewoon leven wordt ten achtsten dage leven met God.
Vijftig. Zeven maal zeven plus één. Zoveel dagen liggen er in Israël tussen het paas- en pinksterfeest. Oorspronkelijk waren dat oogstfeesten. Dankdagen voor het gewas. In het oude Israël werd tweemaal geoogst. Het begon ermee dat met de gersteoogst de sikkel in het koren werd geslagen. Dat was met pasen. Dan bracht de landman de eerste garve van de oogst naar de tempel. De eerste garve wordt apart gezet voor de Heer, als symbool van de gehele oogst. Staande voor het altaar neemt de priester die garve in ontvangst en zwaait ermee naar alle vier windstreken. Een geurige belofte is dit, waarmee hij rondzwaait, want wat hier geschiedt, zal ook ginds geschieden. Nog even en de oogst zal voltooid zijn, over zeven weken, wanneer de gersteoogst zijn bekroning vindt in de tarweoogst. Dat zal op het pinksterfeest worden gevierd. Als gij de eerste sikkel in het koren hebt geslagen (pasen), moet ge zeven weken aftellen en dan het wekenfeest (pinksteren) vieren, ter ere van God. Dan zal de landman andermaal naar de tempel komen of naar de offerhoogte gaan. Nu met twee geheel toebereide broden. Vervulling van de paasbelofte. Bekroning ervan.
En toen de dag van het pinksterfeest vervuld werd . . . Vijftig dagen geleden was het paasfeest. Jezus, de graankorrel die in de aarde was gegaan en stierf, was opgestaan, ten derden dage. Een koning als een koren-aar stond op in majesteit. Niet als eenling maar als eersteling. En hij zond zijn discipelen uit, zeventig in getal, naar de einden der aarde, waar de velden wit zijn om te oogsten, om in alle windstreken de vrucht van zijn offer aan te bieden. Want deze wereld met zijn tranen en zijn strijd, deze moeë, oude, bebloede aarde, zal, o geurige belofte, nieuwe aarde worden, straks, als alle schoven binnen zijn en wij het brood zullen eten op Gods grote oogstfeest.
En toen de dag van het pinksterfeest vervuld werd . . . denk dus niet dat dit verhaal met een tijdsaanduiding begint, net zomin als de paasverhalen met hun ten derden dage met een tijdsaanduiding beginnen. “Let op”, bedoelt Lukas te zeggen, “ik ga jullie nu vertellen van de vervulling van de belofte. Want wat met pasen is begonnen, dat geef ik je op het briefje dat nu voor je ligt, dat gaat dóór. Laat het in Godsnaam in alle talen en in alle windstreken horen: er bloeit een tuin rond een open graf, en dat zet zich door. Wat hier geschiedt, zal ook bij jullie geschieden. Eens komt de grote zomer.”
Pasen en pinksteren, ze horen dus bijeen. Eén gebeuren is het, één weg, van graan tot brood. Je moet er dus ook altijd in één adem over vertellen. In het evangelie van Johannes is dat het duidelijkst, daar vallen pasen en hemelvaart en pinksteren op één dag. Maar Lukas zet er liever vijftig dagen tussen. Zo kan hij de verkondiging van het aloude pinksterfeest dienstbaar maken aan zijn verkondiging. Ook mooi.
En dan heb ik u de helft nog niet eens verteld! Want er zit nóg een verhaal achter. Israël heeft die feesten, aanvankelijk dus agrarische feesten, in de loop van de tijd gehistoriseerd. Zo werd het paasfeest gedachtenis van de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit Angstland. En met pinksteren gingen ze, dat kon niet anders, gedenken hoe vijftig dagen na de uittocht, zeven maal zeven dagen plus een, het volk bij de berg Sinaï van God de tien woorden ontving, de tora. De talmoed vertelt erbij dat deze tora op Gods bevel door zijn heilige engelen in zeventig talen werd vertaald, voor alle zeventig wereldvolkeren.
Ook in deze gehistoriseerde versie van pasen en pinksteren horen de twee feesten dus onverbrekelijk bijeen: het verhaal van de geboorte en van de roeping van het volk, het verhaal van de Uittocht en van de verbondssluiting op de berg. Eén verhaal is het, van een God die zijn beminde bevrijdt en vervolgens huwt. Eén beweging is het, weg uit het land van de duisternis, de diepte door, op naar het beloofde land, dat in de verte wenkt. Ook in dit verhaal is pinksteren de vervulling, de bekroning van de paasbelofte.
Nee, het is echt een gouden vondst van Lukas geweest, om aan zijn paasverhaal nog een apart pinksterverhaal toe te voegen. Hij kan daarbij uit een schat aan gegevens putten om er zijn vertelling mee te stofferen. Wat vertelt de tora van pinksteren? Het gehele volk was eenparig bijeen. Lukas zegt het de tora na: zij waren allen tezamen bijeen.
De Heer daalde neer in vuur, weet de tora te vertellen. Tongen als van vuur, noteert Lukas.
Donderslagen en bliksemstralen, vervolgt de tora. Een geluid als van een geweldige windvlaag, maakt Lukas ervan.
Het volk beefde, zegt het oude verhaal. Zij waren buiten zichzelf, laat Lukas het nieuwe verhaal zeggen.
Elk woord van God verdeelde zich in de zeventig talen van de zeventig volken, staat in de talmoed geschreven. En Lukas ziet ze voor zich: Parthen, Meden en Elamieten, Cretenzers en Arabieren, noem maar op, en een ieder hoorde het bericht in zijn eigen taal.
De tora, die Jezus vervulde, waaruit hij leefde, waarvoor hij stierf, dat hele verhaal, die verkondiging, die gaat nu uit naar de volken. Zoals bij de Sinaï alle stammen van Israël tot één volk werden samengesmeed, zo worden nu alle volkeren der wereld, al die kleuren die de goede God op zijn palet heeft zitten, tot eenheid geroepen om samen heilig te leven tot Gods eer.
Met andere woorden: Lukas vertelt van een droom.
Is die droom bedrog? Richt zo'n gelovige fantasie wat uit? Ik zou het niet weten. Ik weet wel dat het droomverhaal nooit anders dan met scepsis is aangehoord: zij zijn vervuld van zoete wijn! En ik weet ook dat Petrus het heeft tegengesproken: Wij zijn vervuld van de heilige adem van God! En dat allemaal dus op de dag dat het pinksterfeest vervuld werd.
Toen heeft Petrus de eerste preek uit de kerkgeschiedenis gehouden. Een pinksterpreek. Die dus over pasen ging, lees maar na.