Lelijk is geen argument voor sloop
Ook een lelijke parkeergarage in de Amsterdamse Bijlmer moet worden gekoesterd. Want álles kan tegenwoordig erfgoed zijn, vinden specialisten.
Parkeergarage De Kempering in de Amsterdamse Bijlmer staat er verlopen bij. Het beheerdersgebouwtje en de betonnen kelder zijn bedekt met graffiti. Van de smalle glazen ramen in de drie verdiepingen hoge gevel ontbreken er tientallen, als in een slecht onderhouden gebit. De parkeergarage staat al jaren leeg, alleen de kelder is in gebruik als kerk van de Ghanese Pinkstergemeenschap.
Het gebouw staat op de nominatie om gesloopt te worden. Uiteenlopende plannen voor hergebruik werden al afgewezen door het stadsdeel. Maar het consortium Garage 4 All, waarin architect Peter Dautzenberg en twee andere initiatiefnemers deelnemen, hoopt het gebouw toch te behouden. Het reddingsplan dat zij dit voorjaar indienden, voorziet onder andere in tachtig mini-appartementen, een daktuin en een bierbrouwerij.
Waarom al die moeite voor een lelijke parkeergarage? "Die vraag krijg ik vaak te horen", zegt Dautzenberg, tevens voorzitter van het BijlmerMuseum. "Dan denk ik: moeten we het daarover hebben? Of iets mooi of lelijk is, is niet zo interessant." Niet zozeer de bouwkundige kwaliteiten brengen hem in vervoering, het gaat hem om de cultuurhistorische waarde. "In de Bijlmer wordt al decennia gesloopt. Als er nog meer gebouwen verdwijnen, gaat de identiteit verloren. Juist de buurt rondom de garage moet behouden blijven." Want dat is het enige gebied waar het gedachtengoed van Bijlmer-ontwerper Siegfried Nassuth nog duidelijk zichtbaar is. Nassuth liet zich inspireren door de Zwitsers-Franse architect Le Corbusier en de avantgardistische architectengroep CIAM, die vonden dat wonen, werken en vrije tijd moesten worden gescheiden. Zo ontstond de functionele stad voor de moderne mens. Voetgangers en fietsers konden vrij door het groen bewegen, terwijl auto's via verhoogde dreven naar parkeergarages werden geleid. Van daaruit konden bewoners met een loopbrug droog naar hun flatwoning wandelen. Ieder woongebouw had zijn eigen parkeergarage, waarvan er nog maar vijf over zijn.
Iedereen gelijk
De architect roemt de kwaliteit van de plattegronden en de stedenbouwkundige opzet. "Ze staan voor een tijd waarin gedacht werd in termen van collectiviteit in plaats van individualisme. Je had met z'n allen één garage, één binnentuin en allemaal dezelfde voordeur, want iedereen was gelijk." Voorbeelden uit dat tijdperk moet je bewaren voor de toekomst, vindt hij. "Dat is wat je doet met erfgoed."
Is een vervallen parkeergarage erfgoed? Niet voor de gemiddelde mens, maar voor erfgoedspecialisten - architecten, restauratoren, conservatoren, monumentenkenners, wetenschappers - verschuift de grens. Ging het bij erfgoed voorheen om kastelen en eeuwenoude huizen, nu mogen ook panden meedoen die in massaproductie werden opgeleverd. In 2007 selecteerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed honderd bouwwerken uit de periode 1940-1958 voor de lijst met Rijksmonumenten; nog eens 89 bouwwerken uit de periode tot 1965 kregen een monumentenstatus. Waar de architectuur uit de wederopbouwtijd lange tijd op hoon kon rekenen, is er nu vooral waardering voor de stedenbouwkundige vernieuwing uit die tijd. Maar in het verlengde daarvan woedt er een discussie over wat nu eigenlijk erfgoed is. Want waar ligt de grens? Moeten we panden uit 1980 ook gaan beschermen, of die van gisteren?
Het zijn essentiële vragen voor erfgoedprofessionals, zeker in een tijd waarin de overheid haar bemoeienis met monumentenzorg op een laag pitje heeft gezet. Erfgoed - dat wat we voor toekomstige generaties willen bewaren - moet anders en breder gedefinieerd worden, vinden sommigen. Zo pleit de Wageningse hoogleraar ruimtelijke planning en cultuurhistorie Joks Janssen voor een meer ontspannen omgang met erfgoed. Buurtbewoners, experts, commerciële partijen, ze mogen allemaal een stem hebben. "We moeten op zoek naar een nieuwe balans."
Ook Anita Blom, specialist wederopbouw en naoorlogse stedenbouw van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, vindt dat de mening van de burger zwaarder mag wegen. "Erfgoed is iets subjectiefs. Je kunt er geen objectieve normen voor aanleggen. In mijn ogen is de betrokkenheid van bewoners voldoende om een bouwwerk tot erfgoed maken." Een radicaal standpunt, waarmee ze sommige collega's tegen de haren instrijkt. Want: waar blijven de cultuurhistorische argumenten? De architectonische kwaliteit, de uitzonderlijkheid van het gebouw? Stadsdeel Amsterdam Zuidoost vroeg Blom of parkeergarage De Kempering een monument moest worden. "Alleen al het feit dat Bijlmerbewoners boos zijn over de voorgenomen sloop, maakt het in feite erfgoed", was haar kordate antwoord.
Betekent dat dan dat álles erfgoed kan zijn? Ja, vinden Blom en een groeiende groep collega's. Maar dat betekent bijna automatisch dat we minder krampachtig zullen moeten omgaan met de bescherming ervan - anders zou Nederland in een openluchtmuseum veranderen. Misschien, roept een enkeling, moet de monumentenlijst zelfs maar helemaal worden afgeschaft. Dat gaat de meesten te ver, maar wat te denken van een aanvullende erfgoedlijst, die door burgers is samengesteld? In een pamflet dat Joks Janssen samen met anderen uitbracht, wordt gepleit voor de invoering van een alternatief erfgoedlabel, náást de monumentenstatus. Democratisering is het toverwoord: 'Verlaat het bureau', zo sporen zij beleidsmakers en monumentenzorgers aan, 'en ga met bewoners in gesprek.'
Op de barricades
Betrokken bewoners zijn er genoeg. De dreiging van sloop is vaak genoeg om groepen bewoners in beweging te krijgen. Hoewel de publieke opinie tegenover modernistische bouwwerken soms uitgesproken negatief is (saai, te veel beton, te megalomaan), zijn er altijd buurtbewoners te vinden die ervoor op de barricades klimmen. In eerste instantie omdat ze gehecht zijn aan hun omgeving, maar daarna komen er vaak ook erfgoedargumenten aan te pas.
Blom is vooral door haar onderzoek anders gaan denken over het nut van bescherming. Ze inventariseerde monumenten en gebieden uit de wederopbouwtijd, schreef er boeken over en maakte de tentoonstelling 'Lelijk is geen argument'. Momenteel is ze de periode na 1965 in kaart aan het brengen. In plaats van de onvermijdelijke lijstjes van potentiële monumenten te maken, selecteerde ze wijken rondom een thema, zonder ze voor te dragen voor een beschermende status. Bescherming doodt creativiteit, vindt Blom: "Als er eenmaal een monumentenetiket op zit, gaat iedereen achterover leunen. Sommige collega's verklaren me voor gek, maar ik vind het belangrijker dat bewoners zélf nadenken over wat ze willen. Als je uitlegt welke kunsthistorische belangen er op het spel staan, is dat meestal voldoende." Ze vindt het niet toevallig dat er bij jong erfgoed, dat nauwelijks beschermd is geweest, meer oog is voor de verhalen en belangen van bewoners - kijk naar Almere. "Daar kunnen we van leren."
Dautzenberg wacht intussen vol spanning af wat het stadsdeel beslist over de parkeergarage. Hij heeft goede hoop: de klusflat in Kleiburg, even verderop, werd een paar jaar geleden gered van de sloop op basis van erfgoedargumenten. Die flat heeft onlangs een belangrijke Europese architectuurprijs gekregen. "Toen we voor het eerst over erfgoed begonnen, vielen mensen van hun stoel van het lachen. Zo zie je: het kan verkeren." En een monumentenstatus? Dat zou mooi zijn als onderdeel van het openluchtmuseum Bijlmermeer dat hij zou willen creëren, maar is niet de essentie. "Als de garage maar in gebruik genomen wordt. Dat is de beste bescherming."