Legaliseer gokken op internet, maar niet zo
Den Haag wil internetgokkers beschermen, maar laat dat te veel over aan de markt, meent Sytze Kingma, deskundige in kansspelen.
De regering wil internetgokken legaliseren. Dat is logisch, want honderdduizenden gokken op (illegale) buitenlandse sites. Bij legalisering is de samenleving beter te beschermen tegen misleiding, fraude, witwassen, matchfixing en gokverslaving. Bovendien levert legalisering kansspelbelasting op.
Maar wat bij gewone casino's en speelautomaten al lastig is, een goede bescherming van gokkers, is op internet nog moeilijker. De meeste gokbedrijven zitten in het buitenland, de technologie is ondoorzichtig en spelers zijn lastig te traceren.
Problemen waarvan het de vraag is of het kabinet ze voldoende in beeld heeft. Zo is er wel wat af te dingen op de bescherming die het kabinet gokkers biedt met de wet die vandaag besproken wordt. Eigenlijk is het vertrouwen in de internetgokbedrijven opmerkelijk groot. Zo moeten zij, in ruil voor een vergunning, aan preventie van gokverslaving gaan doen. Maar daarnaast moeten ze ook onderling concurreren én winst maken.
undefined
Weinig ambitieus
Eigenlijk weten we nog zo weinig van internetgokken. Hoe groot is het verslavingsrisico? Is verslaving aan een digitaal spel hetzelfde als aan een fysiek spel? Zijn alle internetspellen even gevaarlijk? Hier weten we bij gebrek aan onderzoek niets van. Want internetgokken gebeurt thuis achter de pc en gokverslaafden melden zich nauwelijks bij de verslavingszorg.
De regering legt de lat ook niet zo hoog. Tachtig procent van de internetgokmarkt moet legaal worden, is het streven. Dus twintig procent blijft illegaal en oncontroleerbaar. Zelfs voor Finland, dat buitenlandse sites totaal verbiedt, wordt de illegaliteit altijd nog geschat op zeven procent. Nederland is dus weinig ambitieus.
Hoeveel gokverslaafden zijn maatschappelijk aanvaardbaar? Het kabinet gaat uit van 20.000 verslaafden, net zoveel als in 2011. Maar garanties zijn er niet. Het zal vooral moeten komen van het overleg tussen kansspelaanbieders, de kansspelautoriteit en de verslavingszorg: zij moeten samen ambities formuleren om verslaving aan te pakken.
Er is ook wel wat af te dingen op de preventie van gokverslaving. Inderdaad, de internetgokbedrijven moeten zich houden aan gedetailleerde maatregelen ter bescherming van spelers, variërend van een minimumleeftijd, het waarschuwen van spelers en het aanbieden van een mogelijkheid dat lezers zichzelf uitsluiten van een spel. Maar dergelijke maatregelen scheppen vooral een illusie van bescherming. Weliswaar maakt de technologie, zoals de aanbieders van goksites benadrukken, het mogelijk risicovol online-gedrag te signaleren, maar dezelfde technologie gebruiken zij in de eerste plaats om speelgedrag te stimuleren.
undefined
Inspanningsverplichting
In feite wordt preventiebeleid te veel afhankelijk gemaakt van de aanbieders. Hoe zij het gaan doen, is nog maar de vraag. Ja, aanbieders moeten spelers tegen zichzelf gaan beschermen, door hen 'inzicht te geven in het eigen speelgedrag en hen voldoende te informeren over (de risico's van) het spel'. Maar dit is niet meer dan een inspanningsverplichting. Een resultaatverplichting zou beters zijn: gokbedrijven die niet aantonen hoe effectief hun preventie is, moeten dan van de Nederlandse markt verdwijnen.
Zelfs op het zogenaamde verslavingsfonds is nog wel wat af te dingen. De gokbedrijven moeten aan dat fonds gaan bijdragen, om behandeling van en het onderzoek naar gokverslaving te financieren. Maar eigenlijk is zo'n fonds weinig meer dan een afkoopsom, zolang het de aanbieders niet stimuleert tot extra preventie.
undefined