Langs de zijlijn
Jan van Mersbergen schrijft voor Tijd over typische mannendingen. De keuze voor borstvoeding heeft onverwachte gevolgen voor de rolverdeling tussen hem en zijn vriendin na de geboorte van hun zoon.
Die kleine jongen was er opeens, eind september, en nog geen kwartier na zijn geboorte: hij ging drinken. Aan de borst. Het was volkomen natuurlijk. Die eerste dagen hebben ze maar een paar drupjes nodig, zei de kraamhulp, en die kreeg hij.
De eerste zes weken gaf mijn vriendin borstvoeding. Elke dag, alle voedingen, overdag en 's nachts, op een heel klein flesje na op de derde of vierde dag toen even de angst bestond dat onze baby niet snel genoeg terug zou zijn op zijn geboortegewicht.
Die borstvoeding was voor ons allebei nieuw, en het ging ongelofelijk goed. Voor haar omdat dit de eerste zwangerschap, haar eerste kindje is, voor mij omdat mijn twee oudste kinderen alleen flesvoeding kregen.
Mijn vriendin had verlof tot begin januari, dus ze had de ruimte en de tijd, maar ook de rust en de wil om haar kindje te voeden. Ze deed dat geweldig. Tegen de tijd dat ze weer zou gaan werken, zo was het plan, gaven we wel flesvoeding. Dus eerst een aantal weken borstvoeding, en dan langzaam afbouwen.
In die eerste weken moest hij iedere drie uur drinken. Pittig ritme. Langzaam schoof dat op naar vier uur, na een week of vijf naar vijf uur in de nacht. Het voordeel van borstvoeding is niet alleen dat het de beste voeding is, dat het natuurlijk is, en gratis, maar ook - voor mij - dat de taakverdeling duidelijk is. Ik kan niks doen. Het heeft weinig zin om 's nachts met z'n tweeën wakker te zijn. Dan put je elkaar uit.
Dus in die eerste weken gaf zij ons kindje borstvoeding, twee of drie keer in de nacht, en dan liet ze mij slapen. In de ochtend sliep zij wat langer. Alleen als ons kindje moeite had met inslapen 's nachts, dan riep ze mij om het over te nemen. Dat gebeurde zelden. Dus ik sliep goed, ik kon werken, ik was ook heel rustig, met veel vertrouwen dat zij ons kindje voedde.
Ergens prachtig, maar ook vreemd: ik wil heel graag samen voor ons kindje zorgen, een gelijke verdeling, en nu kon ik niks doen buiten thee zetten voor zijn mama en heel soms wat bijstaan met billendoekjes aangeven, kindje in slaap wiegen, eten koken...
Toen ik na zes weken een van de voedingen over kon nemen was ik als een kind zo blij. Flesvoeding. Het plan: iedere dag zouden we een keer borstvoeding vervangen door een flesje van honderd milliliter. Die week erop zouden we twee voedingen per dag vervangen, de week erop drie, en zo naar de Kerst zodat mijn vriendin geen borstvoeding meer zou geven als ze weer aan het werk zou gaan.
Dat eerste flesje was een feest. Samen maakten we het flesje, in de keuken. Water afmeten, drie schepjes, schudden. Halve minuut in de magnetron. Voelen aan de pols of de temperatuur goed is. Nog een keer voelen. En toen ging ik op de bank zitten, mijn zoon op mijn arm, een spuugdoek over mijn schouder, en ik gaf hem drinken.
Voor het eerst zat hij echt heel dichtbij me en kon ik tegelijk de kracht van het zuigen voelen, die gulzigheid. Dat samen, dat was nieuw. Van heel dichtbij zag ik zijn oogjes zwaar worden. Dat wilde ik graag zien, dat wil iedere vader graag zien. Met borstvoeding verandert de vader in een hulpje dat toe staat te kijken. Borstvoeding is de beste voeding, dat is bekend, maar deze volledig oorspronkelijke manier van voeden claimt de baby voor de moeder.
Dan moet je kolven, is een veelgehoorde opmerking. Dan kan de vader borstvoeding geven, in een flesje. Dan kan de koeling worden gevuld met moedermelk. Dat is weer een ander verhaal. Daar moet de moeder zin in hebben, dan moet je - ook wanneer je weer aan het werk gaat - kolven, een paar keer per dag. Als jurist maakt mijn vriendin lange dagen, werktijd en reistijd bij elkaar opgeteld, je moet al die spullen meezeulen: kolfapparaat en flesjes. Die flesjes moet je koelen.
Het zou dat neerkomen op kolven aan het bureau, in de trein, tijdens zittingen in de rechtbank. 'Sorry rechter, ik moet even kolven.' Daar had ze geen zin in. Als het werken weer helemaal zou beginnen, wilden we gewoon poedermelk geven.
Borstvoeding loslaten bleek toch moeilijk. De melk die aangemaakt wordt gaat er tijdens die ene vervangende flesvoeding in die eerste week niet uit. Haar lijf moest langzaam wennen. Minder productie.
Ook zei ze: "De band met mijn kindje verandert".
Dat klopt, dat is een gevoelig punt. Die band was er in de buik, die was er aan de borst, en nu verdween dat langzaam. Het was emotioneel, die verandering.
Gelukkig komt daar een voordeel voor terug: ruimte, tijd, zelfstandigheid. Voor de moeder.
Na zeven weken en een dag bracht ik mijn oudere dochter naar school en toen ik thuis kwam lagen ze allebei nog te slapen, moeder en baby, en toen die kleine wakker werd kon ik hem drinken geven. En wat ik nu ook kon doen: mijn vriendin laten slapen.
Ze merkte er niks van. Ik gaf die jongen een flinke fles drinken en zij sliep tot na tien uur en ze was zo blij toen ze de woonkamer in kwam en ik met die jongen op de bank zat. Ze voelde zich uitgerust. Ze keek naar haar mannen, samen op de bank, een leeg flesje op de leuning, en ook dat was emotioneel.
De ruimte die zij me gaf in die eerste weken, mijn goeie nachten tijdens deze mooie babytijd, kon ik haar die ochtend teruggeven.
Langzaam verschoof het moederschap. Het fysieke aspect van de zwangerschap en de periode van het geven van borstvoeding zijn niet inwisselbaar, dat zal iedere moeder koesteren. Ouderschap betekent echter vooral het delen van zorg, en uiteindelijk is bij zorg en opvoeding loslaten het kernwoord. Ook bij borstvoeding.
undefined