Landschapspijn tussen het betongras en de turbokoeien
Jantien de Boer wil haar pijn delen, ze probeert ‘het schrijnende gevoel’ dat het wegkwijnende Friese landschap bij haar oproept, over te brengen op anderen. ‘Ik wil mensen de pijn laten voelen, ze stimuleren om weer met hun zintuigen de natuur te beleven.’ De Boer schreef een boek over haar landschapspijn.
Heb je onderweg om je heen gekeken naar het landschap, vraagt ze. “Heb je de landerijen gezien? En wat vond je er van?” Het antwoord kent ze al: “Eh… mooi!” Wat kun je anders verwachten van een bluisterige randstedeling?
Kijken we wel goed? Luisteren we wel? Of zijn we het vrolijke, tintelende getjilp van de leeuwerik al aan het vergeten?
Betongras voor turbokoeien in een industrielandschap, zag Jantien de Boer. Ze dacht eerst, ik vergis me, het zal aan mij liggen, ik moet gewoon beter kijken. Ze keek beter en besloot toen maar de biodiversiteit in haar eigen tuin op te krikken, want je moet toch ergens beginnen. De Boer kocht een zakje tuinzaad, een bijenmengsel. “Dat werkte als een gek. Het stikte van de bijen in mijn tuin. Ik probeerde me daarmee te troosten. De eerste neiging is toch altijd wegkijken, hè?” Maar het knagende gevoel bleef: “Ik dacht: wat is er in godsnaam gebeurd met het Friesland van mijn jeugd?”
Slap turbogras
Op de eerste pagina’s van haar boek beschrijft Jantien de Boer hoe ze op ‘een lichtblauwe, tintelende dag ergens in mei vorig jaar’ tot het besef kwam dat er iets fundamenteels was veranderd. Op een smal landweggetje zette ze haar auto aan de kant, liet het raampje zakken en luisterde ingespannen: ‘…Ik hoorde niets. Geen grutto, geen scholekster, geen kievit. Niets. Ik keek naar een egaal groen biljartlaken. Naar strakgetrokken land, zonder welvingen. Ik luisterde en hoorde alleen mijn ademhaling. Weg waren de zuring, de boterbloemen, de pinksterbloemen en de dotters waarvan ik als dreumes groentesoep maakte. Weg was het land waarin ik liggend in het gras ‘Kruistocht in spijkerbroek’ las, terwijl hoog boven mijn hoofd een leeuwerik zingend zijn territorium afbakende.’
Om haar heen zag De Boer ‘slap, groen turbogras’, dat om de 33 dagen wordt gemaaid. ‘Terwijl de leeuwerik 45 dagen nodig heeft om zijn kuikens in dat gras groot te brengen. Alles voor de productie. Alles voor de koeien. Alles voor de wereldmarkt.’ Mijn land doet pijn, aldus De Boer. ‘Het boerenland leeft, maar het leeft ook niet. En ik sta er zo langzamerhand liever met de rug naar toe.’
Kort daarna las ze een boek van de landschapsarchitect Peter de Ruyter, ‘Vloeiend landschap’, over de toekomst van het Friese landschap. Het voorwoord was geschreven door de Friese trekvogelbioloog Theunis Piersma. Hij had het over zijn heimwee naar ‘de kleine grote wereld van weilanden en meren’ uit zijn jonge jaren. Piersma had 25 jaar gereisd en toen hij terugkwam in Friesland, zag hij dat de slootjes waren gedempt en de bloemrijke weilanden waren veranderd in eentonige, diepgroene landerijen met snelgroeiend raaigras, rijk aan voedingsstoffen voor het vee. Het gras wortelt zo snel, dat onkruid nauwelijks een kans krijgt. Een graswoestijn was het geworden. Zijn Friese geluksgevoel had plaats gemaakt voor pijn, schreef Piersma. ‘Normaal ga je daarmee naar de dokter, maar waar kun je heen met landschapspijn?’
Jantien de Boer (51), columnist en journalist bij de Leeuwarder Courant, bracht haar landschapspijn onder woorden in een artikel in de krant en dat verhaal raakte velen. Veel meer mensen voelden het gemis en lang niet alleen in Friesland. Haar artikel ging het hele land door. Landschapspijn deed zelfs nog even mee aan de verkiezing van het politieke woord van het jaar 2016.
Ook boeren waren geraakt door het artikel, zo bleek. Ze voelden zich aangevallen. Voor haar boek en voor vervolg-artikelen sprak De Boer met veehouders, aardappelboeren, wetenschappers. “De uitgever noemt mijn boek een pamflet. Dat is het ook wel. Kijk, ik ben op sommige momenten heel strijdvaardig als het over het Friese platteland gaat. Maar je wint niks met oorlogvoering. Ik wil een dialoog op gang brengen. Ik wil mensen met landschapspijn besmetten, ze moeten meer hun zintuigen gebruiken. Het probleem moet van onderaf worden opgelost.”
Rentmeesterschap
Ze is uitgenodigd om een praatje te komen houden op een vergadering van de melkveehoudersvakbond in Joure, eind deze maand. Goed teken, vindt ze. “De discussie komt op gang.” Ze is van plan om voor de presentatie van haar boek een bus te huren om met journalisten uit heel Nederland door de provincie te rijden: kunnen ze zelf zien waar de pijn zit.
Kwaad worden kan altijd nog, zegt ze. En dat lukt ook geregeld. Zoals over een recent interview van de landbouwwoordvoerder van het CDA, Jaco Geurts. “Dan zie je dat zo’n man geen woord zegt over het milieu, hij praat alleen over te strenge regels voor bestrijdingsmiddelen en over knellende fosfaatregels. Niet één keer wordt het woord natuur of biodiversiteit genoemd, maar zijn partij heeft wel de mond vol over goed rentmeesterschap.”
Ze wil de boer niet aanvallen. “Het is te makkelijk om naar boeren te wijzen. We moeten naar ons eigen gedrag kijken, als consument. We willen in de winkel altijd het goedkoopste. Heel wat boeren zitten ook met de teruglopende biodiversiteit, hoor, geloof dat maar. Maar ze zitten met hun kop in de strop van de Rabobank én in de greep van FrieslandCampina. Ik las over Roelof Joosten, de baas van die zuivelreus die op een persconferentie vertelde dat er weer meer winst was gemaakt, een recordwinst. De boeren hadden in 2016 7 procent meer melk geleverd, de melkprijs was met een bijna even hoog percentage gezakt.
“Maar, zei Joosten, in onze bedrijfsuitingen, onze advertenties, staat altijd een boer centraal: wat dat is onze rockstar. Onze rockstar! Daar kun je toch alleen maar heel kwaad over worden. Melkveehouders zitten volledig klem in het systeem. Ze worden uitgemolken, zoals nu gelukkig ook Milieudefensie zegt. Er is in die sector zo veel ellende. Wij moeten naast de boeren gaan staan. We moeten niet meer die bulkmelk in de supermarkt kopen.”
Maar er zijn ook boeren die vinden dat je trots moet zijn op de belangrijke exportpositie van de Nederlandse zuivelsector en dat het verlies aan biodiversiteit dan maar voor lief moet worden genomen. ‘Ik produceer geen landschap, ik produceer melk’, zei een boer.
Grutto’s
Jantien de Boer ging bij een boze boerin uit Garijp op bezoek die haar zei dat er nog natuur genoeg is, ook in Friesland. De ene soort verdwijnt, de andere komt ervoor in de plaats. De herinnering aan de weidevogels zal wegsterven, geloofde de vrouw. “Ik vind dat armoedig”, zegt De Boer. “Ik vroeg haar, kennen jouw kinderen het geluid van de leeuwerik nog? Maar zij zei: wat is het probleem?” Want voor de grutto’s, scholeksters en kieviten komen kwikstaarten, lepelaars, witte reigers en buizerds in de plaats.
De Boer verdiepte zich in het verdwijnen van de worm en de zweefvlieg, voedsel voor menig weidevogel. “We maken ons vreselijk druk om de honingbij. Dat is heel goed. Maar is er een reddingsplan voor zoiets simpels als de zweefvlieg? Het griezelige is dat we de hele tijd worden ingehaald door weer nieuwe rampverhalen.’’
En ze sprak met twee jonge Groninger grutto-onderzoekers, die in een weiland bij Koudum proberen uit te vogelen hoe de omgeving het gedrag van deze weidevogel beïnvloedt. Ze telden in 2016 220 nesten. Maar grutto’s hebben 75 tot 80 dagen nodig om kuikens voort te brengen. Het duurt wel 25 dagen voordat gruttokuikens redelijk kunnen vliegen. Die 80 dagen zijn er niet meer voor de grutto’s in Nederland. Het raaigras moet gemaaid. Om de 33 dagen.
En toch proberen ze het ieder jaar opnieuw, die eigenwijze steltlopers. Van de 220 nesten, vorig jaar in Koudum, konden de grutto-onderzoekers met zekerheid zeggen dat er niet één gruttojong vliegvlug was geworden. “Dood. Dood. Dood. We bestuderen eigenlijk alleen nog dood, dood, dood”, zeiden de twee. Een van de wetenschappers zegt in het boek van Jantien de Boer: “Weet je wat ik echt beangstigend vind? Dat het zo weinig mensen iets kan schelen. Hoe ouder je bent, hoe meer landschapspijn je hebt. Dan weet je ten minste nog wat je mist.”
Is dat zo, is landschapspijn nostalgie, een onredelijk verlangen naar vroeger? De Boer: “Ik ging als kind iedere vakantie zeilen met mijn ouders. Zij zaten allebei in het onderwijs, dus dat waren lange vakanties. Ik heb het andere Friesland beleefd. Maar inmiddels voel ik geen verbinding meer met het boerenland. De kernvraag voor mij is: van wie is het landschap? Is dat van ons allemaal, of is dat van de boer? Het is echt beroerd, er zijn maar weinig lichtpuntjes. Ook de politiek laat het er bij zitten. We moeten het verloren land samen terug veroveren.”
Jantien de Boer: Landschapspijn, uitg. AtlasContact, 112 blz., 14,99 euro. Verschijnt morgen.