Lachen om Hitler mag; en het híelp soms

Het beeld dat Duitsers om Hitler niet lachten klopt niet helemaal. Juist tijdens zijn regime vertelden mensen vele grappen en anekdotes over hem.

door Wim Slagter

Of ’Mein Führer. Die wirklich wahrste Wahrheit über Adolf Hitler’, de film van Dani Levy waarin met Hitler de draak wordt gestoken, nu wel of niet de moeite van het bekijken waard is, blijft nog onduidelijk. Het beeld dat lange tijd in Duitsland niet om Hitler kon of zelfs mócht worden gelachen (Trouw, 6 januari) behoeft echter enige precisering, omdat een belangrijke periode niet wordt vermeld.

Uitgerekend tijdens de twaalf jaar van de nazi-dictatuur (1933-1945) zal in Duitsland vermoedelijk het meest om Hitler zijn gelachen. De grappen en anekdotes over hem en zijn voornaamste trawanten – van wie Göring om zijn lichaamsomvang en domheid, en Goebbels vanwege zijn bombastische toespraken en zijn misvormde voet de meest dankbare ’doelwitten’ vormden – waren een uitlaatklep voor de spanning en angst, waaronder ook veel Duitsers hadden te lijden.

Voor een aantal mensen was deze vorm van humor wellicht ook een vorm van verontschuldiging, waarmee men zich op voorhand wilde vrijpleiten van enige medeverantwoordelijkheid voor de komst van de nationaal-socialisten, het uitbreken van de oorlog en deportaties van de Joden.

Tenslotte fungeerde het vertellen van dit soort grappen, volgens sommige onderzoekers, als ’barometer van de werkelijke openbare mening’ en was daarmee tegelijk een vorm van verzet, overigens zonder aantoonbaar effect.

Er waren wel degelijk risico’s verbonden aan het belachelijk maken van Hitler c.s., en die werden steeds groter. Daarvan was men zich bewust getuige de uitspraak/grap: „Was bekommt man für einen neuen Witz?” – „Zwei Monate Dachau!” Die twee maanden concentratiekamp ’wegens belediging’ konden later (vooral in het zicht van de Duitse nederlaag) oplopen tot de doodstraf ’wegens defaitisme’. Degene die het verschil tussen het christendom en het nationaal-socialisme uitlegde als: „Bij het christendom stierf één man voor alle mensen, bij het nationaal-socialisme moeten alle mensen voor één man sterven”, kon vermoedelijk niet lang van zijn spitsvondigheid genieten. Het mag duidelijk zijn dat dergelijke grappen vooral ’ondergronds’ en stiekem werden verteld; de Flüsterwitze werden daardoor een bekend fenomeen.

Daarnaast mag niet worden verzwegen dat een aantal cabaretiers lange tijd méér dan slechts ’fluisterde’ en, voor iedereen hoorbaar, zijn mening verkondigde. Van hen moet vooral Werner Finck (1902-1978) worden genoemd, die tot de luis in de pels van vooral Joseph Goebbels uitgroeide. Met zijn Berlijnse ensemble ’Die Katakombe’ ging hij dikwijls tot het randje – en soms eroverheen.

Leden van de Gestapo maakten tijdens zijn optreden ijverig aantekeningen, waarop Finck eens moet hebben gevraagd: „Spreche ich zu schnell? Kommen Sie mit? Oder soll ich mitkommen?” En een andere keer, toen Finck blijkbaar te ver ging, schreeuwde iemand hem ’Jodenhond’ toe. Finck antwoordde: „Ik moet u teleurstellen. Ik ben geen Jood, ik zie er alleen maar zo intelligent uit.”

Dergelijke opmerkingen deden Finck in 1935 gedurende een aantal weken in het concentratiekamp Esterwegen/Emsland belanden. Hij keerde daarna nog op de bühne terug. „Gisteren waren we nog gesloten, maar vandaag zijn we weer open. Wanneer we nu té open zijn, zijn we morgen weer gesloten.” Maar nieuwe verordeningen en beperkingen voor ’die Herren Witzemacher’ (Goebbels) maakten het optreden van hem en zijn collega’s vanaf 1939 uiteindelijk onmogelijk. Terugblikkend – hij overleefde de oorlog – beoordeelde Finck zijn optreden later allerminst als heldhaftig of zelfs als een verzetsdaad. „Ik ging inderdaad vaak tot de grens met een uitspraak, maar ik kon lange tijd de dans ontspringen omdat ik de pointe vaak kon verzwijgen!”

„Vraag: een voltreffer raakt de bunker waarin Hitler, Goebbels en Göring zich hebben verschanst. Wie overleeft er? – Antwoord: Duitsland”. Goed beschouwd waren veel van dergelijke grappen, gefluisterd of niet, relatief onschuldig en nauwelijks echt beledigend. Dat de nazi-top er zo overspannen op reageerde, laat zien hoe onzeker en nerveus het regime zich al die jaren moet hebben gevoeld. Het ogenschijnlijk onverenigbare van het Boosaardige enerzijds en het Lachwekkende anderzijds is een belangrijk stijlmiddel van humor, schreef de Frankfurter Rundschau onlangs.

Humor – al dan niet fijnzinnig, zwartgallig of niet – kan en wil het leed dat is geschied, niet bagatelliseren. Daarentegen heeft humor mensen (mede) geholpen een barre tijd als die onder Hitler door te komen. Om de paradox van hiervoor nog even vol te houden: in het Derde Rijk was er weinig reden tot lachen – en zonder twijfel zal er veel gelachen zijn.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden