Laat ze toch lekker spelen
Door voorschoolse programma's leren kinderen in de opvang steeds meer en vroeger. Maar het protest neemt toe: het wordt allemaal veel te schools. 'Straks blijft er nog slechts een speelkwartier over.'
Twee is nee: zo heet de tijd dat peuters puberen, nergens zin in hebben, niks willen en je je er als ouder vooral niet mee moet bemoeien. Laat ze met rust. xxxxxxxxx Ik ben twee en ik hoor heel vaak nee: zo verbouwde Ingrid Nagtzaam het lekker bekkende, zo herkenbare standaardzinnetje dat zo leuk klinkt maar ouders soms tot wanhoop drijft. Uit Nagtzaams aangepaste versie klinkt dan weer de wanhoop door die kleine kinderen moeten voelen als ze niet mogen doen wat ze het liefste zouden willen. En voortdurend tot de orde worden geroepen.
Nagtzaam is al jarenlang werkzaam als coach binnen de kinderopvang, ontwikkelt er 'kindgerichte' programma's voor en denkt mee over de inrichting van opvanglocaties, om die voor kinderen zo uitdagend mogelijk te maken. Daarnaast is de Brabantse hoofddocent in de opleiding Happy Coach aan de Nederlandse Academie voor Psychotherapie. Die training leert medewerkers in de opvang kinderen in de groep positief te begeleiden: Zeg eens een dag 'ja, het mag!'.
En Nagtzaam is moeder van drie. De ervaringen met haar jongste zoon bevestigden voor haar dat het anders moet. "Ik kroop in zijn huid toen hij twee jaar was. Hij werd tussen half 7 en 7 uur wakker gemaakt. Moest zich snel wassen en aankleden. Dan aan tafel. Spullen pakken, jas aan en naar de speelzaal. Daar was de regel dat hij moest puzzelen tot alle kinderen aanwezig waren. Dan een kringgesprek. En al die tijd wilde hij lekker spelen. Zag hij in de hoek die prachtige grote vrachtwagens liggen. Hopelijk was er om half 10 plek voor hem in die speelhoek. Of anders na het fruithapje, rond half 11."
In Huize Nagtzaam is de wekker vroeger gezet, opdat zoonlief na het ontbijt nog even lekker kon spelen. Maar er was volgens de moeder ook een belangrijke les te trekken voor het reilen en zeilen in de opvang: "Uit het oogpunt van de pedagogisch medewerker is het allemaal best te begrijpen: een strakke organisatie, helder programma, rustig begin van de dag. Maar die kinderen... Die moeten zich de hele dag conformeren aan wat volwassenen hebben bedacht."
En dat wordt steeds meer, zo luidt de kritiek. Ooit was opvangland er om op te vangen, zegt Nagtzaam. De kinderopvang was bedoeld om ouders te ontlasten, of voor als ze allebei wilden werken. Verzorging en spelen hebben steeds meer plaatsgemaakt voor opleiden en leren. Sinds 2010 kwam de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE), ingevoerd om jonge kinderen (2-4 jaar) die een grotere kans hebben een onderwijsachterstand op te lopen, te behoeden voor een valse start op de basisschool.
Alles draait om taalontwikkeling en opbrengstgericht leren, moppert Nagtzaam. Pedagogisch medewerkers in de VVE raken bedolven onder protocollen en regeltjes, lesprogramma's, tools die ze meekrijgen en doelen die moeten worden afgevinkt. Maar mogen zo geen oog meer hebben voor wat het kind wil. "Een echte timmerman heeft geen Ikea nodig. In de opvang zijn we in een kramp geschoten: er is geen plek meer voor eigen initiatief van de leidsters. Ze werken plichtsgetrouw hun programma af, van A tot Z. Daar worden ze op beoordeeld. Door hun baas, door de GGD, door ouders. De druk is hoog, de naam staat op het spel. En het voortbestaan: er gaan veel opvangorganisatie failliet."
De pedagogische medewerker zit in een keurslijf. Net als het speelse kind. "Zo wordt zijn verwondering, de spontaniteit en creativiteit van het kind om zeep gebracht", zegt Nagtzaam. "Stimuleer de kennis en professionaliteit van de pedagogisch medewerkers, maak ze niet afhankelijk van het programma. En laat die leidsters vooral kijken naar de echte professionals: de kinderen. Wat boeit ze? Daag ze uit. Geef je ze één kleur dan gaan ze tekenen. Geef je ze meer kleuren dan gaan ze experimenteren. Observeer hoe zij spelen en begeleid dat spel gericht vanuit kennis over hun ontwikkeling. Dan heeft VVE wel zin."
Het is volgens haar nu veel te vaak: eerst de doelen bereiken, dan spelen. "Jongetjes die willen ravotten, staan de hele dag in de wacht. Eerst nog werken aan de woordenschat: twintig woorden per week. En die taalontwikkeling gaat aan de hand van praatplaten. Maar stel dat buiten een graafmachine bezig is, waar ze veel liever naar kijken? Wat is er op tegen die praatplaat dan te negeren, met z'n allen voor het raam te gaan staan en dan spontaan woorden als 'zand', 'graven', 'bouwen' en 'helm' te oefenen? Dat beklijft dan veel beter."
Taalontwikkeling is meer dan die verplichte kost die nu vaak leidend is, bedoelt Nagtzaam. Het begint echt al bij de baby's. Ga bij het verschonen niet met je collega de vakantie bespreken, maar benoem de kleren, maak geluiden, let op de mimiek.
Taalontwikkeling is ook meer dan een taalkaart een paar keer per dag, en moet vol continu, zegt ze. "Als je met de groep buiten gaat spelen, zeg dan niet: 'Snel je jas aan, schiet op'. Maar maak er een verhaaltje van: 'Laten we naar de gang gaan en snel onze jas aan doen. Want als we dat snel doen, dan hebben we lekker veel tijd om heerlijk buiten te gaan spelen'. En met die paar kinderen die wat taalstimulering kunnen gebruiken, oefen je in de gang nog wat extra. Door alles aan te wijzen, aan te raken en benoemen: mouw, mooie knopen, gave rits, de kleuren en materialen van jassen en schoenen. De volwassenen die de VVE-programma's hebben ontwikkeld vinden die praatplaten spelenderwijs leren. Nou... Daar denken veel kinderen heel anders over."
undefined
Meesturen is wel nodig voor leerzaam fantasiespel
Het is onjuist te stellen dat er te weinig wordt gespeeld in de kinderopvang en peuterspeelzalen, zegt hoogleraar orthopedagogiek Paul Leseman (Universiteit Utrecht). Hij verwijst daarbij naar pre-COOL, een groot wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van de verschillende vormen van voorschools onderwijs, uitgevoerd op verzoek van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het ministerie van OCW.
Uit dat onderzoek blijkt dat in peuterspeelzalen gemiddeld 30 procent van de tijd wordt gespeeld, in de kinderopvang 35 procent. Dat is opvallend genoeg meestal 'vrij spel', zegt Leseman, ongeleid en met minimale interactie tussen kind en pedagogische medewerker. Het leidt vaak tot spel van matige kwaliteit: kortstondig, niet-cooperatief, weinig diepgaand, met geringe mate van symbolisering en rollenspel. En, volgens de Utrechtse hoogleraar, ook tot rondzwerfgedrag en conflicten tussen kinderen.
Veel liever ziet Leseman meer interactie, meer begeleid spel dus waarin educatieve en creatieve activiteiten in de vorm van spel worden ondernomen. Hij maakt uit internationaal onderzoek op dat de beste kans op mooi fantasiespel dat positief bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind begeleid plaatsvindt, 'met een meesturende rol van de leidster'. "Het is een interessant debat: spel kan mijns inziens echt heel belangrijk zijn, maar het moet wel doelgericht worden begeleid. Helaas wordt met die wetenschap in Nederlandse kinderopvang en peuterspeelzalen weinig gedaan."
Bij de kinderopvang MIKZ in Waalwijk heeft pedagoog Jeanette van Oijen speelhoeken ingericht die fantasierijk spel prikkelen
undefined