Kunstenaar Wendelien van Oldenburgh legt een vinger op de zere plek: ons koloniale verleden
Wendelien van Oldenburgh vertegenwoordigt Nederland op de belangrijkste kunsttentoonstelling ter wereld, de Biennale in Venetië. Zoals altijd legt ze een vinger op de zere plek: ons onverwerkte koloniale verleden.
In haar Rotterdamse studio staat Wendelien van Oldenborgh (1962) enorme hoeveelheden wijn, frisdrank, kaas en toastjes in de koelkast te stoppen. 's Avonds ontvangt ze alle mensen die hebben meegewerkt aan haar film 'Cinema Olanda', die ze maakte voor de Biennale in Venetië. Zij mogen het eindresultaat als eersten zien. En dat zijn er veel. Haar film duurt veertien minuten, de aftiteling met de namen van al die medewerkers neemt daarna nog drie minuten in beslag. Van Oldenborgh schatert het uit als ze dat vertelt. Maar ze kan niet anders: mensen zijn een belangrijk onderdeel van haar werk. Ze brengt hen bij elkaar om maatschappelijke structuren bloot te leggen.
Van Oldenborgh maakt films, waarin ze verborgen stukjes geschiedenis toont. Aan de muur van haar studio hangt een veelzeggende cartoon uit 1952: van een zwarte Sinterklaas en een witte Piet. "Ja, opvallend, hè. Dat was toen ook al een issue."
In het Nederlandse paviljoen in Venetië zijn vanaf zaterdag twee van haar films en een kleiner project te zien. Een ervan, 'Prologue: Squat/Anti Squat', staat een groep Surinaamse en Antilliaanse krakers centraal, die in de jaren zeventig een rol speelde in de roemruchte kraakbeweging, maar totaal uit beeld is geraakt. Van Oldenborgh: "Mensen weten hier nu niets meer van. Ook niet in de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschappen. Dat is toch wonderbaarlijk."
Maar de meeste aandacht zal uitgaan naar het nieuwe werk dat ze maakte: Cinema Olanda. Daarin toont ze een stukje Nederland dat schuilgaat achter de moderne, optimistische wederopbouwfacade van de jaren vijftig: in de nieuwe Rotterdamse wijk Pendrecht was iedereen zogenaamd gelijk en uniform. Dat nieuwe nationale zelfbeeld van die onschuldige jaren vijftig is ons lief. Maar Van Oldenborgh wijst ons op het racisme uit die tijd, waar we nu liever niet meer aan denken.
Dat juist zij uit een aanbod van 68 concurrenten is uitgekozen om het Nederlandse paviljoen op de Biennale te vullen, vindt ze bijzonder. Verbazingwekkend zelfs. Dat is geen valse bescheidenheid, maar heeft te maken met de kritische houding die zij altijd in haar werk aanneemt. "Niet alleen tegenover Nederland, hoor. Ik sta altijd kritisch tegenover machtsstructuren. Ik wil alternatieve beelden scheppen tegenover een dominante macht. Bijzonder dat Nederland mij kiest, wetende wat ik maak."
Prijzen
Jarenlang was Van Oldenborgh in het buitenland. Ze volgde een kunstopleiding in Londen en woonde daarna in Engeland, België, Duitsland. In die tijd zocht ze naar de juiste manier om zich in kunst te uiten. Ze begon met schilderen, maar heeft nu haar medium gevonden: gelaagde kunstwerken in de vorm van films over onbekende kanten van de maatschappij. Ook architectuur speelt er altijd een rol in. Pas sinds een paar jaar heeft ze een stevige positie in de Nederlandse kunstwereld, met een mooie rij prijzen op haar naam.
Toen zij in 2004 terugkwam in Nederland, viel haar meteen op hoe weinig de Nederlanders nadachten over hun koloniale verleden. Ook klassenverhoudingen deden er nauwelijks toe. Terwijl daar in Duitsland en Engeland juist veel over wordt gesproken en gedacht.
Van Oldenborgh: "De eerste keer dat ik dat ontdekte, was bij een tentoonstelling in het Mauritshuis. Daar hing werk van de zeventiende-eeuwse schilder Albert Eckhout. Hij was met Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, mee geweest naar Brazilië en had er zwarte mensen geschilderd. In de toelichting stond alleen kunsthistorisch commentaar. Niets over hoe de situatie daar in Brazilië was of hoe je deze schilderijen moet interpreteren. Volledig bizar in mijn ogen. Er stond alleen dat de schilder waarschijnlijk erg van zwarte mensen had gehouden, want kijk eens hoe mooi hij ze schilderde. Tenenkrommend. Je moet je toch afvragen wat dit soort schilderijen betekend heeft voor de manier waarop wij in Nederland naar zwarte mensen kijken. Ik dacht: aha, zo gaat dat in Nederland."
Toch bleek dit Nederland, dat haar zo ergerde, een goede bron voor haar kunst. "Je wordt het meest geraakt in je land van herkomst. Ergens anders kun je de vreemde gewoonten een beetje langs je heen laten gaan. Maar in je eigen land pakt het je. Eigenlijk is dat een heel goede motivatie. Irritatie is een van de beste drijfveren voor je werk."
Ze ging aan de slag met die irritatie en met de bagage die ze meenam uit andere verblijfplaatsen. "Ik voelde een verantwoordelijkheid om iets met dit onderwerp te doen. Dat is nog sterker geworden nu ik het paviljoen moet vullen. Dit is zo'n bijzondere kans, ik moet het nu op de juiste wijze aanpakken."
Voor de Biennale richtte ze zich op de koloniale erfenis in de jaren vijftig, de tijd waarin Gerrit Rietveld het Nederlandse paviljoen bouwde. Van Oldenborgh: "Als het gaat om de koloniale tijd, komen we niet verder dan het begrip schuld. Maar schuld heeft geen productieve uitwerking. Je moet ook bereid zijn de verantwoordelijkheid op je te nemen en er iets mee doen: de lijn van het verleden doortrekken naar het nu. En daar probeer ik een steentje aan bij te dragen.
"Via de taal van de kunst heb ik andere mogelijkheden dan onderzoekers, journalisten of essayisten. Ik kan mensen namelijk op andere manieren aanspreken: niet alleen via het verstand, maar ook door hoe je ziet, voelt, luistert, denkt. Met film kun je het verstand en het gevoel tegelijk raken. Net zoals gedichten je raken met ritme en betekenis."
Haar werkwijze lijkt wel op die van een onderzoeker of journalist. Van Oldenborgh begint met veel lezen en mensen spreken om erachter te komen wat er gaande is. Net als een documentairemaker kijkt ze welke mensen in de film op zouden kunnen treden en monteert ze de beelden uiteindelijk in een verhaal. Maar haar aanpak is veel vrijer. "Ik probeer altijd verschillende dingen bij elkaar te brengen, logische en onlogische. Ik wil namelijk niet alleen een verhaal vertellen, maar ook iets in de film laten gebeuren. Ik ben geen regisseur die de scènes al in zijn hoofd heeft. Ik doe een suggestie en kijk wat er gebeurt. En dan begint met het filmen de esthetische compositie: wat doe ik met de mensen, hoe past het gebouw daarbij, hoe gaat de camera daar doorheen. Het moment van het filmen is het werkelijke productieve moment, maar ik heb de grote lijnen daarvoor al uitgedacht."
Pendrecht
Uitgangspunt van Cinema Olanda is Pendrecht. Een modelwijk, direct na de oorlog gebouwd met de inzichten van toen. Van Oldenborgh: "In de jaren vijftig zag Nederland zichzelf als moderne staat, de nieuwe wijken waren het decor. De staat ging uit van transparantie en uniformiteit. Je moest je voegen naar één beeld, daar zit de crux. Achter die eenheidsvorm zaten veel spanningen, die moesten worden weggepoetst: de immigratie van indo's en Molukkers, de eerste generatie immigranten, die hier heel racistisch bejegend werden. Dat is door onze visie op de jaren vijftig ondergesneeuwd geraakt. Ik haal er nog een derde spoor bij: dat van Otto Huiswoud, een Surinamer die begin twintigste eeuw een van de oprichters van de Amerikaanse communistische partij was. Een heel belangrijke politieke figuur, maar niemand kent hem hier.
"De jaren vijftig zijn zo belangrijk om nu te onderzoeken, omdat die in de nieuwe nationalistische retoriek als puur worden voorgesteld. Dat is een imaginair beeld. Er was veel meer in die tijd: niet alleen rassendiscriminatie, we hadden ook connecties met de Pan-African movement, die zo belangrijk in de wereld is geweest. Ik vind het benepen als je onze jaren vijftig wilt terugbrengen tot wat we zouden willen dat we waren."
Activistisch wil ze haar film niet noemen. "Dan heb je een doel en een strategie. Dat heb ik niet. Ik werk fragieler. Ik probeer iets te openen zodat er een ander begrip voor de situatie ontstaat. Daarvoor moet je kwetsbaarheid creeren. Natuurlijk heb ik mijn denkbeelden, maar ik ben er niet om antwoorden te geven. Ik hoop dat mensen met een open blik kijken naar de film en geraakt worden als ik een vreemde op sympathieke wijze tegen ze laat spreken. En dat ze dan denken: hé, daar zit wat in.
Niet overbodig
"Want dat kan kunst: je raken op een manier die je niet helemaal begrijpt, waardoor je over iets na gaat denken. Dat is echt iets anders dan journalistiek of wetenschap. Ik vind dat soms wordt gedaan alsof kunst overbodig is. Dat is niet zo. Kunst kan dingen naar boven halen, tussen de mensen laten komen. Zo kan kunst een belangrijke rol spelen in het maatschappelijke gesprek."
Maar in Nederland gebeurt dat amper, constateert ze. Een ernstig gemis, vindt ze. "Het komt enerzijds doordat kunstonderwijs bij ons altijd ambachtelijk onderwijs is geweest, op hbo-niveau. Daardoor heeft het een bepaalde maatschappelijke waarde gekregen. Maar het komt ook door onze pragmatische insteek. In een land als Duitsland hoeft cultuur niet meteen een economische of anderszins meetbare waarde te hebben. En vlak de media niet uit. Die hebben de afgelopen jaren rustig meegedaan met het afmaken van de kunst."
Na de bezuinigingen is de positie van de kunst wat verbeterd, concludeert ze. "Mensen zijn beter gaan nadenken over de waarde van kunst en die gaan verdedigen. Maar kunst is ook in de hoek van de meetbaarheid geduwd. Daar ben ik het helemaal niet mee eens."
In Trouw betoogde Birgit Donker, de directeur van het Mondriaanfonds, in januari dat politici kunstenaars zouden moeten inzetten bij het bestrijden van de identiteitscrisis waarin Nederland verkeert. Ze stelde zelfs voor om een kunstenaar een tijdje het land te laten besturen. Dan zouden er originele oplossingen voor huisvesting, integratie en duurzaamheid komen. Ze noemde Van Oldenborgh als voorbeeld van een kunstenaar met een originele blik op ons land. Zelf is Van Oldenborgh niet in voor zo'n experiment. "Ik ben altijd huiverig voor het inzetten van kunstenaars. Het vinden van oplossingen, zo zie ik kunst niet. Dat is meer iets voor mensen in de creatieve industrie. Die kunnen in dienst staan van een commercieel of politiek project. Kunst niet. Het spijt me. Kunstenaars moeten juist afstand bewaren, niet in dienst staan. We kunnen laten zien en voelbaar maken hoe complex de wereld is. Maar het antwoord heb ik niet."
De Biennale
Voor de 57ste keer huisvest Venetië de Biennale en staat de hele stad in het teken van beeldende kunst. Het hart van de tentoonstelling zit in het Centrale Paviljoen en de Arsenale, waar een grote thematische tentoonstelling van hedendaagse kunst is te zien, en in de Giardini, waar de meeste van de 85 landenpaviljoens te vinden zijn. De centrale tentoonstelling focust op kunst en kunstenaars, omdat kunst ons in deze moeilijke tijden een blik op menselijkheid kan geven. 120 kunstenaars doen hieraan mee. De Biennale opent 13 mei en duurt tot en met 26 november. www.labiennale.org