kunst / Op de girobus golft de zee

Wat de zee met de Amsterdamse School te maken heeft? Dat laat zich in één oogopslag zien: golving, krulling en deining in nog groter verband.

Arend Evenhuis

Directeur Alice Roegholt van museum Het Schip zegt het glimlachend maar vastberaden: „De zee is natuurlijk een eindeloze inspiratiebron. Kijk maar naar de golfjes op de blauwe gemeentegirobus. En ja; voor socialisten is de zee nu eenmaal een metafoor voor nieuwe tijden, voor beweging.’’ En hoe zou het komen dat haar museum naar een zeewaardig vervoermiddel is vernoemd?

Alice Roegholt is de drijvende en vooral stuwende kracht achter museum Het Schip. Er valt nog zoveel over de Amsterdamse School te onderzoeken, te boekstaven en te exposeren; sinds jaren zet Roegholt daarvoor al haar zeilen bij.

De strakke en sierlijke lantaarns (met benedenin het stoplichtje voor fietsers), welvende brugrelingen, golvende girobussen, cilindrische afvalbakken, vierkante vuurtorenbrandmelders, geschouderde elektriciteitszuiltjes, kiosken en brugwachtershuisjes heten in de wandeling straatmeubilair. Amsterdamse Schoolarchitecten ontwierpen die begin jaren twintig voor de gemeente Amsterdam. Dankzij Alice Roegholt hebben ze nu eindelijk een permanente plaats in de museumtuin van Het Schip.

Maar zonder het postkantoor van architect Michel de Klerk in diens volkswoningbouwcomplex Het Schip te hebben gezien, begrijp je het straatmeubilair van de Amsterdamse School niet. Even voortvarend als doortastend neemt Roegholt je dus eerst op sleeptouw naar het voormalige postkantoor, dat nu museum Het Schip herbergt.

Pas in 1999 verlieten de posterijen het postkantoortje, en kwam het gebouwtje op de kopse kant – of beter: als boeg van het woningbouwcomplex – leeg te staan. Alice Roegholt viel ogenblikkelijk voor het ’verpletterend interieur’, ook al was dat groen geschilderd en haveloos achtergelaten met verfschilfers over de vloer. Hier gaan we geen slagerij of meubelzaak in stoppen, wist zij ter plekke.

Net als begin 1900 bemiddelde eigenaar woningbouwvereniging ’Eigen Haard’ nu opnieuw door in te stemmen met Roegholts verzoek het in de authentieke kleuren en tot Amsterdamse Schoolmuseum te restaureren. Begin 1900 vonden gemeentebestuur en ’Eigen Haard’ dat ’de verheffing van de arbeider en beambte’ niet alleen moest geschieden via de woningen, maar ook met faciliteiten.

Vergadergebouwtjes in de binnenplaatsen maakten vergaderingen in de kroeg overbodig. Daarnaast behoefde de arbeider en beambte ook een postkantoor in zijn leven. De posterijen zelf vonden dat onzin, stribbelden lang tegen, totdat ’Eigen Haard’ de huur van het postkantoor ’om niet stelde’. Pas toen gingen de posterijen overstag, en betrokken het postkantoor zonder huur te betalen.

De Klerk’s postkantoor is een uitwaaierend juweeltje van bouwkunst, waarin alle aandacht op het detail valt. Voor vier betraliede loketten konden de arbeiders zich opstellen al naar gelang: ’Zegelverkoop’, ’Girodienst’, ’Uitbetalen’, ’Postbetalingen’.

Rechts is de hoek is de ’Spreekcel’ met dubbele deuren ’voor de privacy van de arbeider’, met daarnaast een zitbank voor wachtenden die ook wilden telephoneren. Als terloops wijst Roegholt op het vogeltje in het glas-in-lood, dat daar op een telefoondraad balanceert: ’het luistervinkie’.

Met dat overschilderen was veel informatie verloren gegaan. „Wat was de echte kleurstelling van De Klerk? We vroegen links en rechts, maar mensen hebben een slechte kleurherinnering. Inmiddels wisten we dat het een soort wittig blauw moest zijn. Totdat we een oud-bewoner ontmoetten die stellig wist welke kleur het houtwerk van het postkantoor was: postduifgrijs!’’, aldus directeur Roegholt. En aldus was die tussen wit, grijs en lichtblauw zwevende kleur met ooggetuigekennis getraceerd.

Buiten wijst Roegholt op de flanken van het woningbouwcomplex, waar met dat ’stikwerk van rode Groninger baksteen een optisch effect golft’. De woningen stonden aan het eind van de stad; als je iets verder westwaarts liep stuitte je meteen op havenkranen en schepen. De torens van het woningenblok zijn ronduit stomende scheepspijpen, met de rand van zwarte bakstenen als baken van de rederij.

Vanuit de trein die ooit pal langs ’Het Schip’ reed, moet je de uitwendig verspringende Groninger bakstenen hebben zien bewegen alsof de trein stilstond en het gebouw op volle stoom voer met opspattend buiswater tegen de scheepsflanken.

Alice Roegholt trekt haar ondeugendste gezicht: „Het is niet bekend of De Klerk dat bewust of onbewust heeft gedaan. Maar wij kunnen niet ontkennen dát het zo is!’’ Haar volgende initiatief is het herstellen van een treindienst langs het gebouw. Nu functioneert de spoorlijn hooguit als rangeerterrein. Een museumlijntje om die trompe-l’oeil van de Amsterdamse School weer eens te kunnen tonen; mooi zou dat zijn.

Detaillering is het sleutelwoord voor de ontwerpers van de Amsterdamse School. Architect Kramer ontwierp lantaarns voor zijn houten bruggen, die bovenin twee dwarsbalkjes behoefden, waardoor de gas- en later elektriciteitsman bij de controlebeurt z’n ladder tegen de lantaarn kon zetten. In de lamp zelf bedacht Kramer vervolgens een laddermotief. Volslagen overbodig, maar net zo strak als ludiek.

De gietijzeren afvalbak die P.L. Marnette in 1932 voor de Stadsreiniging ontwierp is nog steeds onovertroffen. Terecht hamert chroniqueur H. J. A. Hofland er keer op keer op dat Amsterdam zichzelf verslonst door verkeerde (want met veel te krappe openingen) afvalbakken neer te zetten.

In Marnette’s kokertje met sjieke gele bies, dat in een handomdraai te legen valt, gooi je met plezier afval. Alsof je even en passant korfbalt. Onbegrijpelijk dat Amsterdam zijn doeltreffende ontwerp, misschien nu één formaat groter, niet in het hedendaags straatbeeld herneemt.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden