BoekrecensieRoman
Kunnen we omgaan met schoonheid, vraagt Charles Ferdinand Ramuz zich af
Het negentienjarige Cubaanse weesmeisje Juliette komt inwonen bij haar oom, cafébaas in een dorpje aan het meer van Genève. Haar komst schudt de boel in het dorp behoorlijk op. Iedereen begint zich een beetje raar te gedragen, mannen sloven zich uit, proberen een glimp van haar op te vangen, eisen in het café door haar bediend te worden. Ze wordt bemind en benijd en binnen de kortste keren is iedereen van slag in het ingedutte dorp. Een gebochelde Italiaanse accordeonspeler is de enige met wie zij werkelijk contact kan maken.
Charles Ferdinand Ramuz (1878-1947) stelt in Schoonheid op aarde de vraag of mensen wel om kunnen gaan met schoonheid: ‘Het is op aarde, en aan zien hebben de mensen op aarde niet genoeg. Ze zijn er gulzig, ze hebben honger, ze willen bezitten.’
De roman uit 1927 is voor het eerst vertaald in het Nederlands – een paar jaar terug verscheen een vertaling van Ramuz’ meest beroemde boek, De grote angst in de bergen. Hoewel het verhaal van een stralende eenvoud is, is het niet altijd eenvoudig om Ramuz te lezen. Hij husselt tegenwoordige en verleden tijd door elkaar, wisselt steeds van perspectief en zoomt in en uit naar believen. Wie zich toch laat meevoeren wordt beloond met een verhaal van weerbarstige schoonheid.
Charles Ferdinand Ramuz
Schoonheid op aarde
Vert. Rokus Hofstede
Van Oorschot; 238 blz. €22,50