Koorcultuur verbluft door kracht en niveau
Herhaling Den Haag Philipszaal 1 mei, Leiden 2 mei en Groningen 3 mei.
De titel 'Heilige en heidense muziek uit het noorden' gaf de doorslag naar het Kamerkoor, want heilige muziek was al in overvloed door mijn gehoorgangen gespoeld. Vrijdagavond immers leverde het koor uit Worcester in de Bavo zijn bijdrage aan het festival en daar was geen onvertogen woord bij. Onvertogen klanken kwamen er evenmin in voor, want de zeventien jongens priemden met niet ontziende kracht en spatzuiver hun noten in de enorme kathedrale ruimte, op soepele wijze in de rug gedekt door de twaalf mannen-zangers.
Ik had dit koor, geleid door Donald Hunt, al eens mogen horen op eigen locatie, maar ik kreeg weer kippenvel van de verbluffende schoonheid van zijn ensemble. Terwijl dit keer de akoestische omstandigheid nogal precair was, want het koor stond zeer ver naar achteren op het hoogkoor.
Ragfijne onderdelen in de cyclus die William Byrd componeerde op de gezangen voor Eerste Paasdag konden zich over de grote afstand tot de toehoorders niet waarmaken. Klanklijnen bleven echter helder, zoals ook in drie motetten van Bruckner. De meditatieve sfeer op 'Lex Dei' (de wet van God) in het motet 'Os justi meditabitur' hield stand dankzij het fabelachtig vermogen van dit koor om ook pianissimo dragend te zingen, èn zuiver te blijven.
Worcester wilde spectaculair uitpakken, maar moest 'O Sacrum convivium' van Pierre Villette voor dubbelkoor en twee orgels inslikken wegens gebrek aan repetitie-tijd in de Bavo. In het 'Tu es Petrus' voor koor en twee orgels en het melodisch smeltende 'O toute belle vierge Marie' werd iets onthuld van de interessante kunst van deze Fransman, geboren in 1926. Met enkele Engelse composities en orgelsoli door Raymond Johnston (o.a. een prachtig gespeelde Duruflé 'op de naam van Alain') demonstreerde Worcester het niveau van de Engelse 'heilige' muziek.
'Heidens' bij het Nederlands Kamerkoor waren die nummers van componisten uit Estland (Cyrillus Kreek 1889-1962) en Veljo Tromis (geb. 1930) waarin volkslied-achtige teksten en complete ballades zaten verwerkt. Dat er een bisschop in werd vervloekt, kruidde het 'heidense' aspect aan dit ongemeen interessante koorprogramma met werken uit Polen, Estland, Finland en Noorwegen. Het was de Estse dirigent Tonu Kaljuste die met zijn keuze een schatkamer van verbluffende koorcultuur opende. En hij inspireerde het koor tot even ontspannen als expressieve zang. Een taal-uitspraakbarrière leek niet te bestaan! Het verraste dat de noordelijke koorcultuur zich zo rijk weet uit te drukken in een mix van oude volkszang, gregoriaans, vroeg-middeleeuwse meerstemmigheid en moderne kooreffecten. De levendigheid en kracht die uit elk van de elf nummers sprak, doet verlangen naar een vervolgprogramma, en dan beslist met Kaljuste als gids.