Klotsende ballen in gedimd licht
In Nederland stelt de biljartvariant snooker weinig voor. Dat bleek op het Dutch Open, ondanks witte handschoenen en gilet, verslaving en een ware liefdesverklaring.
den bosch – Het is deze zondagmiddag kledingcode B: nette pantalon en schoenen, donkere sokken, overhemd met lange mouwen en gilet. De spelers zien er piekfijn uit, karakteristiek voor een toernooi op stand en sfeerverhogend bij de sport waar scheidsrechters witte handschoenen dragen.
Alleen wil het met die sfeer vandaag niet zo lukken. In de grote snookerzaal is het licht gedimd. Buiten de officials zijn er twaalf toeschouwers bij de twee halvefinalepartijen en als we die drie rokers voor de buitendeur meetellen vijftien. Geluidsbehang ruist op de achtergrond, muziek van het murmelende soort dat geen kwaad kan: Kate Melua en evergreens als Fever, dat werk. Het geeft de entourage ontegenzeggelijk iets naargeestigs. Dit is geen evenement voor de voorpagina.
„Gisteren was het drukker”, verdedigt Jean-Pierre van Vlerken, organisator van de Dutch Open. „Op zaterdag beginnen we met 64 spelers en zijn acht tafels tegelijk bezet. Dan heb je toch gauw honderd man binnen.”
Maar nu is het zondag. Van de 64 deelnemers van zaterdag zijn er acht over. Achterin worden de tafels alweer bezet door betalende bezoekers. Zonder nette pantalon en gilet en met cola in de hand.
Die droeve waarneming illustreert de woorden van Roy Stolk: „Snooker is een sport, maar wordt uitgebaat als commercie.” Stolk (31) weet er alles van; hij loopt al jaren mee. In mei 2010 boekte hij zijn grootste succes; hij werd tweede op het EK. Betrekkelijkheid is hier op zijn plaats: de 96 main tour players doen daar niet aan mee. Tweede relativerende feit: Nederland heeft geen enkele speler bij die 96, die we kennen van Eurosport.
Feiten laten zich niet loochenen, maar gevoelens ook niet. Stolk debiteert zelfs een ware liefdesverklaring voor zijn sport: „Ik kan niet meer zonder. Dit doe ik al zo lang, het zit in me. Op mijn veertiende liep ik een keer in Zeist een snookercentrum binnen. Zomaar, eens kijken wat daar gebeurde. Voor ik het wist zat ik er elke dag. Snooker is verslavend, ik kan het niet loslaten.”
Een paar jaar geleden telde snooker nog een beetje mee in Nederland. Er waren meer deelnemers, meer toeschouwers en Studio Sport kwam nog wel eens langs. Stolk wijt de terugloop aan gebrek aan interesse bij de jeugd: „Een nieuwe generatie ontbreekt. Het is bovendien een dure hobby.” Hij rekent voor: „Je bent gauw tien euro per uur kwijt als je een tafel huurt. Voor een beetje niveau moet je minimaal twaalf uur per week trainen. Dat is 120 euro en dan praat je nog niet over een drankje en een broodje.”
„Het is te commercieel”, is zijn conclusie. Logisch, uitbaters van snookercentra moeten op de verhuur van hun tafels verdienen. „Er zijn best veel liefhebbers die een avondje spelen, maar wie fulltime prof wil worden, moet dagelijks zes, zeven uur trainen. Zonder sponsor kom je er niet.”
Stolk is semi-prof. Hij heeft de A-status van sportkoepel NOC-NSF, werkt in deeltijd en moet ook zijn gezin (drie kinderen) onderhouden. „Je wordt ouder, moet keuzes maken. Ik zie me dit hooguit nog twee jaar doen en dan alleen nog als liefhebberij.”
Van prijzengeld moet hij het ook niet hebben. In Den Bosch haalt hij de kwartfinale; dat brengt tweehonderd euro minus veertig euro inschrijfgeld op. Daar kan hij net zijn reisgeld van betalen.
Ook Van Vlerken is een liefhebber. Hij is lid van het organiserende snookercentrum De Dieze in Den Bosch en regelt het toernooi pro deo. „We organiseren het evenement nu voor het zesde jaar. Van de bond mogen we er Dutch Open aan hangen. Het doel is Nederlandse snookeraars tegen buitenlandse spelers te laten uitkomen. De sfeer is gemoedelijk en het prijzengeld, 1600 euro voor de winnaar, is naar Nederlandse begrippen redelijk hoog. Een paar jaar terug was de hoofdprijs nog 150 euro, maar toen hadden we nog geen sponsors.”
Met de Engelsman Berry Pinches, twintigste op de wereldranglijst, heeft Van Vlerken een topper in huis. Maar echte top is zijn toernooi niet, weet hij.
„Bij driebanden en poolen hoort Nederland bij de wereldtop. Dat missen we bij snooker”, denkt Van Vlerken hardop. „Maar er hoeft maar een Barney te komen en we doen ineens weer mee”, houdt hij de moed erin.
O ja, Pinches won de finale van de Belg Haneveer. Dat hoeft niet op de voorpagina.