'Kloek', zei het kannetje

Als kind vroeg ik dikwijls aan ooms en tantes welke drie boeken zij mee zouden nemen naar een onbewoond eiland. 'Niet de bijbel noemen', zei ik er steeds bij. Dat ze vroom waren, wist ik al, ik wilde juist wat meer van hen te weten komen.

NICO TER LINDEN

Het blijft een aardig gezelschapspel, ook De Volkskrant speelt het. De redactie vroeg me zelfs om tien boeken te noemen.

Ik bedacht dat ik het liefst die tien boeken meenam, die ik in verschillende fasen van mijn leven het mooiste vond. Mijn toppers van nu zijn niet de toppers van toen, maar ik heb er wel een dierbare herinnering aan en ik zou ze graag om me heen hebben, als ik ertoe veroordeeld was om ergens Robinson Crusoë te zijn, zelfs zonder een Vrijdag om mij gezelschap te houden.

Ik zou die boeken niet meenemen om er ginds steeds in te lezen maar om af en toe uit het kistje te halen dat ik tussen het wrakhout vond. Om de bandjes te strelen en wat te verwijlen bij de vele gelukkige jaren die ik temidden van de mensen mocht doorbrengen.

Het huisje in de sneeuw van W. G. van de Hulst zette ik boven aan het lijstje dat ik De Volkskrant toestuurde. Mijn eerste lievelingsboek, met tekeningen van Tjeerd Bottema. Ik ontdekte dat je van een boek kunt houden. Ik kon het zelf lezen, al die letters, woorden, zinnen die zomaar een andere wereld voor je opriepen. Ik vond dat heel geheimzinnig. Je hoefde het boek maar op te slaan en je was heel ergens anders. Toch was je op dezelfde plek.

'Kloek' zei het kannetje van binnen, staat er steeds in dat boek. Ik vond dat een prachtige zin, voor het eerst ging ik iets beseffen van wat je met taal en met klank allemaal kunt doen.

Ik heb het deze zomer weer gelezen, dit verhaal dat in de winter speelt. Een riskante bezigheid: de oude betovering komt nooit meer terug. Ik ben blij dat ik het durfde. Die Van de Hulst hield van kinderen, hij hield van God en hij hield van vertellen.

Aan de rand van het bos staat een huis-je, een huis-je in de sneeuw. 's Mor-gens vroeg ver-laat va-der het huis-je. Hij draagt een schop op zijn schou-der. Hij heeft een pet op, met een rood band-je er-om. Het was bit-ter koud.

Daan en Dikkie gaan vader warme koffie brengen. Vader werkt aan het spoor. Ze weten de weg. 'Kloek', zei het kannetje van binnen. Daan en Dikkie verdwalen. En het is zo koud. En ze zijn zo bang. En ze worden zo moe. 'Vader!' roepen ze, 'vader!' Ze horen niets. Alleen het kannetje zegt 'kloek' van binnen.

Ik zal u niet lang in het onzekere laten: Daan en Dikkie worden gevonden en veilig bij hun dodelijk ongeruste ouders thuisgebracht. In een arreslee, dus vorstelijker kan het niet. 'Ring ring ring', doet de arreslee. En het kannetje zegt 'kloek'. De koffie is inmiddels koud.

In het huisje is het heerlijk warm en iedereen is gelukkig. De maan kijkt om het hoekje van een wolk. De wijde witte wereld is van zilver. Zo mooi! Zo mooi...

Op mijn stukje in De Volkskrant ontving ik twee brieven, die ik u niet wil onthouden.

De eerste brief is van een mijnheer uit Amsterdam.

“Reden dat ik u schrijf is omdat iets waarvan ik dacht dat het voor mijn ouderlijk huis uniek was, ook zo'n grote rol speelt in uw leven. Mijn moeder, in 1996 op drieëntachtigjarige leeftijd overleden, zei het soms zomaar in een gesprek, als er even iets warms, iets gezamenlijks was, een herkenning van vroegere warmte en knusheid: 'Kloek' zei het kannetje van binnen. Het is in ieder geval voor mijn broer en mij (wij zijn van 1946 en 1948) een typisch Huiswoord, zoals Nicolaas Matsier dat noemt.”

De tweede brief is van een mevrouw, ook uit Amsterdam.

“Van 1944 tot 1945 zat ik met twee dochtertjes in een Jappenkamp bij Batavia. Er was een nietig boekenkastje voor die 1400 vrouwen en kinderen. In mijn herinnering heb ik in die jaren éénmaal bijna gehuild: bij het verhaal van 'kloek' zei het kannetje. Ik las het voor aan de kinderen. Voor mijn geestesoog zo'n blauw emaillen kannetje met een hengsel. Wat een weelde om in een huisje te wonen met je gezin, in de sneeuw nog wel en met een vader aan wie je warme koffie kunt brengen.”

Dit zijn de andere boeken die ik noemde: Chr. Van Abkoude De Otters, Piet Paaltjens Snikken en grimlachjes, Bruce Marshall De werkers van het elfde uur, J. D. Salinger The Catcher in the Rye, Homerus De Odyssee, Theo Thijssen Kees de Jongen, Frederich Buechner Godric en Martin Buber Die Erzühlungen der Chassidim.

Geheel tegen mijn eigen oude spelregel in, zal ik in mijn ballingschap ook de bijbel meenemen. Al was het alleen maar om open te leggen bij psalm 23 wanneer ik op dat eiland in mijn eentje lig dood te gaan. 'De Heer is mijn herder'.

En mocht ik tegen die tijd dement zijn geworden, dan heb ik altijd Het huisje in de sneeuw nog. 'Kloek' zei het kannetje van binnen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden